TUIN KLAN f f
BOUW REN-
In de N.O.P. wordt vrij veel gerooid.
Akkoord over nieuwe C.A.0. voor
tuinbouw
Wij zijn weer van start
gemechaniseerde teeltwijzen, zou toch tiet specifiek kleine be
drijf, er toch zeker zijn voordeel mee kunnen doen! Voorheen is
men altijd voorgehouden dat men niet teveel uien kon zaaien
vanwege dat men dan het werk niet aankon, maar dit speelt nu
toch een veel mindere rol, daar men net zo goed als iedere
grotere teler desgewenst kan overgaan tot meer chemische on-
kruidbestrijding, en gemechaniseerde afzet. Men mag zich hier
in het Thoolse land toch gelukkig prijzen dat er goede afzetmo
gelijkheden zijn, via de veiling en het poolsysteem! Juist ook
hierdoor vinden wij dat er nog geen plaats hoeft te zijn, voor een
toekomstpessimisme voor het kleinere bedrijfstype. Men zal dan
echter wel moeten beschikken over de capaciteiten en vasthou
dendheid, van de ons vorige week, in de ZLM-krant afgeschil
derde Thoolse kleine grondgebruiker, die ook met lege handen
begonnen is. Naast individuele geaardheid zal er door de oude
ren onder ons, toch alsnog naar de juiste wegen gezocht moeten
worden, naar de beste methode om voor eventuele bedrijfsop-
volgers de weg daartoe te effenen.
Op Z-Beveland verliep de ontwikkeling vooral de laatste week
bij de fruitteelt bijzonder snel. De bloemknoppen komen bij de
appelen al los van elkaar te staan en bij de Goudreinette kwam
al bladgroen te voorschijn. Er zijn dus weer infektbare delen zo
staat ook zonder takschurft de gewasbescherming weer voor de
deur. Enerzijds is het fijn dat het weer lente is, maar anderzijds
heeft het geen voordeel als men er al vroeg met de spuitmachine
op uit moet. Het kan nog een flink aantal weken duren voor de
bomen in bloei staan. Als men eenmaal met spuiten is begonnen
blijft het pappen en nathouden. Men kan door goed waarnemen
met curatief werken het aantal keren spuiten enigszins beper
ken. Op de meeste bedrijven schiet de snoei nu al flink op, maar
dikwijls zal het toch weer wel april worden voor alles aan de
kant is. Vaak moet er ook nog gesorteerd worden en dat houdt
nogal op. Temeer omdat Golden en Conference te teer zijn om
machinaal te sorteren. Kort geleden waren we een dag in de
Noord-Oost Polder. Wat de fruitteelt betreft is daar de laatste
jaren vrij veel veranderd. Van invloed is dat veel bedrijven zo
groot zijn, dat ze ook om kunnen schakelen naar akkerbouw. Als
men 5 of 6 ha fruitteelt heeft, wat vaak voorkomt op Zuid-Be
veland valt er met akkerbouw weinig te verdienen. Maar als
men 12 ha heeft in de N.O.P. dan is het niet onaantrekkelijk om
de helft te rooien en de vrijkomende grootte voor een dikke prijs
te verhuren voor b.v. pootaardappelen. Vooral'op bedrijven
waar geen opvolger is ziet men tamelijk vaak een dergelijke
ontwikkeling. Sommige telers hebben zelfs alles gerooid. Afge
lopen winter is er 18 ha gerooid, althans dat werd er verteld. De
gunstige prijs van aardappelen en uien van de afgelopen twee
jaar is bij dit alles ongetwijfeld van invloed geweest. Vooral
pootaardappelen die in NOP zeer veel geteeld worden leverden
een goed inkomen op. Wanneer men land huurt voor de ver
bouw van pootaardappelen wil men graag een flinke prijs be
talen. Vooral viel het op dat de groei bij herinplant dikwijls
tegenvalt, zodat in dit jonge gebied met zijn jonge grond de
bodemmoeheid al vlug een rol speelt. Het aantal telers dat met
grote borden afkondigt dat er fruit te koop is, neemt nog steeds
toe. Enkelen hebben zelfs een schuurwinkel waar van alles te
koop is. Er zijn ook bloemen te koop. Bij een bezoek aan een
glasbedrijf zagen we een grote foto van de bloemenveiling te
Aalsmeer, waarop stond op welke datum vorig jaar als omzet de
500 miljoen gulden was bereikt. Een indrukwekkend cijfer.
waardoor je er weer eens aan wordt herinnerd hoe formidabel
de groei was van een aantal veilingen. In het weekeinde voor
moederdag wordt er in een paar dagen meer geveild dan op een
Zeeuwse veiling in een heel jaar. Tegelijk moeten we erkennen
dat het een prestatie is van de Zeeuwse veilingen dat het vei
lingspercentage nog binnen de perken is gebleven, althans tot nu
toe. Dat vooral ook omdat er een groot deel van het jaar zo
weinig aanvoer is dat gebouwen en outillage slechts een paar
dagen per week worden benut. En dan nog onvolledig. De vraag
rijst wel eens of alleen aanbod van fruit niet te eenzijdig is. Wil
de handel liever een vollediger pakket van groenten en fruit?...
Over dat alles kan men uitgebreid filosoferen maar er valt wei
nig te bewijzen. Als men b.v. ziet hoe de afzet van een ras als
Conference verloopt dan kan men het moeilijk beter verwach
ten. Bij appels lijkt het wel eens minder optimaal maar prijzen
vergelijken zonder tevens ook de kwaliteit te vergelijken is een
bizonder hachelijke zaak. De afzet blijft aandacht vragen, dat is
ook uit het voorgaande af te leiden. Heel vaak wordt daarbij de
snelle kostenstijging als voornaamste punt genoemd. In feite is
echter het probleem dat die kostenstijging niet of onvoldoende
door hogere prijzen wordt goedgemaakt. Als de Conference
1,50 de kilo opbrengt, blijft er na aftrek 35 cent bewaar,
sorteer en afzetkosten nog voldoende over, maar als er van
Golden die 50 cent per kilo opbrengt, nog eens 30 cent af moet is
het natuurlijk bittere armoe. We leven nu in 1977 en moeten
konstateren dat ondanks de sterk gestegen kostprijzen de Gol
den Delicious in 1957 veel duurder was dan nu.
Vooral daarin zit de pijn van de afzetkosten
Werkgevers en werknemers in de tuinbouw hebben in beginsel
overeenstemming bereikt over een nieuwe C.A.O. voor de periode
1 januari 1977 tot en met 28 februari 1978.
Behalve de volledige prijscompensatie is overeengekomen de lo
nen per 1 januari 1977 te verhogen met 1.35% en per 1 juli 197,7
nog eens met 0,5%. Bij de prijscompensatie wordt per procent
prijsstijging een minimum van 200,- op jaarbasis aangehouden.
De vakantietoeslag wordt van 7,75% tot 8% verhoogd met een
minimum van 1.640,-.
De tuinbouw-C.A.O. is van toepassing op ruim 20.000 werkne
mers.
Met het sterk drogende weertype, en voor de tijd van het jaar
zéér hoge temperatuur, zijn wij in ons Thoolse distrikt vorige
week van start gegaan, voor de verschillende voorjaarswerk
zaamheden. Begonnen is met het uitstrooien van de kunstmest,
want door de wat te natte februari was dit praktisch nog niet
gebeurd. In de loop Van de week zijn er door enkelen wat vroege
aardappelen gepoot, uien gezaaid, en de voorjaarsbloemkool
kon ook geplant worden. Speciaal is er door hen, die niet af
hankelijk zijn van een loonrijder, van het droge weer geprofi
teerd met de primeurreelten. Vanzelfsprekend moet men bij de
loonbedrijven zijn beurt afwachten, want die kunnen niet alles
tegelijk. Bedrijven met weinig bouwland zijn daarentegen vlug
overgemechaniseerd, maar zij kunnen vlugger gebruik maken
van een korte droge periode, zodat dit meer slagvaardigheid
geeft in hun bedrijfsvoering. Dit kan zodoende een zeker
winstpunt zijn en dan is, een soms wat duur lijkende eigen
mechanisatie niet altijd kostenverhogend, wanneer daar dan op
zijn tijd een nuttig gebruik van wordt gemaakt. Het komt ons
voor, dat de struktuur op de wat zwaardere grond niet precies in
orde is. De februariregen en het ontbreken van voldoende
nachtvorsten zijn daar wel debet aan. Ons inziens trok die grond
na een paar droge winderige dagen té wit op, wat wijst op een
niet optimale kruimelstruktuur. Met een wat lang aanhoudende
droogteperiode zal de zwaardere klei spoedig minder gemak
kelijk bewerkbaar zijn. Gewenst is dan wel een periodiek val
lend regenbuitje, maar zoiets heeft men niet in de hand. Eind
vorige week is het voorjaarswerk al spoedig afgeremd met wat
druilerig weer. Het is gelukkig nog vroeg, dus hoeft het nog geen
reden te zijn, om door dik en dun, toch de zaak in de grond te
krijgen. Vorige week met belangstelling het Thoolse onderzoek
naar opbrengst gegevens voor zaaiuien, uit bedrijven van 4-13
ha gelezen. Vermoedelijk zullen meerdere kleine, en ook wel
grotere telers, van deze publikatie kennis hebben genomen.
Over een reeks van zes opéén volgende jaren, van opbrengstge-
gevens van negen telers
komt men wel aan een aardig gemiddelde. Vanzelfsprekend
zitten daar ook teeltjaren, en of percelen in, die moeilijkheden
hebben gehad met kroef en schimmelzieke grond. Maar juist
dan komt men tot een zuiver gemiddelde. Daar deze gegevens
door de veiling zijn verstrekt die öök met de oppervlakten be
kend is, hoeft er aan de geloofwaardigheid van de produktie en
geld opbrengst niet getwijfeld te worden. Duidelijk bleek dat
door de wat ekstensieve teeltwijze van de grote bedrijven, niet
aan de kilogrammen en financiële resultaten gekomen kon
worden, die op kleine bedrijven worden gehaald.
Daar staat echter wel tegenover dat grote telers door
een ver doorgevoerde mechanisatie en onkruidbestrijding, de
totale kostprijs iets kunnen drukken. De kleine telers hebben nu
éénmaal een anders gerichte teeltwijze dan de grotere, en bij
beiden zitten er voordelen en nadelen aan. Hoofdzaak is dat
ieder er, nadat hij in zijn eigen mogelijkheden, er het beste
rendement van kan maken, kan komen tot een verantwoord
jaarinkomen.
Wat ons in het laatste rapport ook nog opviel, was dat er in de
bedrijven van 4 - 13 ha, gemiddeld geen grote oppervlakte
zaaiuien geteeld worden. Zou het in die bedrijfstyoen niet rond
te zetten zijn gemiddeld 15-20% oppervlakte met zaaiuien te
telen?. Wij weten ook wel, dat voor enige jaren veel kroef
voorkwam, maar de laatste jaren hoort men daar steeds minder
van. Gezien de beslist goed gemiddelde opbrengsten over een
reeks van zes jaar, en de flinke mogelijkheden die er zijn met
Hier en daar werden reeds aardappels gepoot. Als het weer dan meezit, haalt een ander je niet
meer in.
De 50.000 Nederlandse tuinders zorgen voor Hollandse
groente en fruit op tafel bij zo'n 60.000.000 gezinnen in Neder
land, West Duitsland, Zweden, Frankrijk, Engeland en Zwitser- -
land". Met deze blikvanger brengt het Centraal Bureau van de
Tuinbouw veilingen in sommige publicaties naar voren de enorme
betekenis van de Nederlandse tuinbouw binnen ons economisch
bestel. Terecht wordt dat een prestatie genoemd die klinkt als
een klok, temeer daar groente en fruit uit Holland hoog geno
teerd staan wat betreft kwaliteit.
Hoe groot de prestatie is welke de gezamenlijke Nederlandse
tuinbouw levert, zagen we weer eens duidelijk toen dezer dagen
het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen de exportcijfers
van groente en fruit over 1976 bekend maakt. De waarde van de
export van groenten en fruit uit ons land (vers produkt) steeg in
1976 ten opzichte van het voorgaande jaar met 215 miljoen
ofwel 14%. De totale waarde kwam hiermede uit op 1744 mil
joen. Het getal dat hier wordt genoemd is het totale resultaat en
wanneer dat onderling wordt bekeken dan blijkt helaas dat er ook
een sektor was met een daling van de exportwaarde, namelijk de
fruithoek, welke een teruggang ten opzichte van het voorgaande
jaar te zien gaf van 22%.
Het is duidelijk dat de lange en hete zomer van 1976 gezorgd
heeft voor een extra vraag naar onze produkten, ook op de
buitenlandse markten. Wat de landen betreft waarheen onze
tuinbouwprodukten werden verladen blijft West Duitsland veruit
en onbetwist aan de top staan, en opvallend is het feit dat
Frankrijk de tweede plaats ging bezetten, een plaats welke de
laatste jaren steeds door Engeland werd ingenomen. De zwakke
positie van het Engelse betaalmiddel doet onze uitvoer naar dit
land geen goed en ten opzichte van 1975 liep de waarde van de
uitvoer naar Engeland zelfs terug. Frankrijk was in 1976 vooral
aan de markt voor onze tomaten. Het feit dat Marokko een
misoogst van tomaten had en dit land zich bovendien meer ging
toeleggen op de West Duitse markt, heeft de vraag naar het
Nederlandse kasprodukt in Frankrijk doen toenemen. Dit land is
steeds in hoofdzaak aan de markt voor de grove maten en men wil
daar ook graag een vlezige tomaat. Zoals bekend, worden met
steun en onder leiding van het Centraal Bureau van de Tuin
bouwveilingen op het ogenblik proeven genomen met de teelt van
vlezige tomaten en ook daarbij denkt men vooral aan de Franse
markt welke hiervoor van grote betekenis kan zijn.
In de fruithoek liep de export naar vrijwel alle landen terug.
Alleen Noorwegen en Perzië kwamen naar voren, wat het gevolg
was van de appelexporten van C.B.II.
Zeer opvallend is de plaats van de uien in ons tuinbouwexport
pakket. Ten opzichte van het vorig jaar steeg de waarde van onze
uitvoer van uien met bijna 95 miljoen gulden.
Ook sla met een stijging van 30 miljoen gulden mocht er zijn,
evenals komkommers waarvan de exportwaarde toenam met
ruim 40 miljoen gulden.
Het is triest dat in dit opgewekte beeld van onze tuinbouwexport
de fruitteelt zulk een slechte beurt heeft gemaakt. Ten opzichte
van het voorgaande jaar exporteerden we in 1976 bijna 30 miljoen
kg appelen minder en de geleidelijke opbrengst van de appelen
voor uitvoer lag ongeveer 46 miljoen gulden lager dan het jaar
daarvoor.
Voor peren was het verschil veel kleiner namelijk in hoeveelheid
ongeveer 2300 ton minder en in geldswaarde was er vrijwel geen
verschil. Met de aardbeien zat het ook niet best in het afgelopen
jaar maar dat kan ook weer geschreven worden op rekening van
de kleine oogst door de droogte.
Er worden nu reeds opmerkingen gemaakt over het feit dat het
vrijwel onmogelijk lijkt dat het met de export in 1977 weer zo zal
gaan als in het voorgaande jaar. Een ding staat echter vast
namelijk dat-er vooraf nimmer wat over gezegd kan worden.
Achteraf weten we hoe het is geweest en hoe. we het gedaan
moesten hebben. Dat was in het verleden zo en dat zal zo blijven.
We bedoelen daarmede niet dat we maar zonder meer ons werk
moeten doen en moeten telen zoals we het altijd hebben gedaan.
We zullen ons zeker bezig moeten houden met mogelijke struk-
turele wijzigingen aan de afzetkant en daarop ons beleid richten.
We zullen ook ons werk moeten doen "op hoop van zegen".
O p het moment dat we dit schrijven is er nog steeds geen licht
gekomen in de grondpolitiek welke Nederland in de komende
jaren zal gaan voeren. De zaak is verdaagd zoals dat in Haagse
kringen heet, er is opnieuw iets bedacht om de behandeling uit te
stellen en daardoor weten we op het moment dat u dit leest nog
niet hoe de beslissing is uitgevallen. Krijgen we een kabinetskri-
sis omdat de grootste groepering van onze politieke vertegen
woordiging een concrete bescherming van de grondeigenaren
nodig vindt, of gaat alles weer gewoon verder en zijn de belangen
van de grondeigenaren geofferd voor het behoud van een rege
ringscoalitie? Het zijn vragen waar op dit moment niemand het
antwoord op durft te geven maar die wel op korte termijn beant
woord zullen worden. Het gaat bij wat er thans op het spel staat
niet alleen om de belangen van degenen die grond ,in eigendom
hebben en over de wijze hoe dat in de toekomst geregeld moet
worden. Het gaat om politieke verhoudingen en hetgeen men
hierover aan de achterban kan meegeven als bewijs in de komende
en reeds aan de gang zijnde verkiezingsstrijd. Dit maakt het
geheel bijzonder interessant, maar ook zeer gevaarlijk.
In welke bochten zal men zich wringen om het te doen voorko
men alsof men toch zijn zin heeft gekregen? Agrarisch Nederland
wacht in spanning af.
19