Witlof in het middelpunt van
de belangstelling ing. F. Vader
.A.ls we deze figuren bekijken, kunnen we de
Perspectieven voor de Nederlandse
glastuinbouw!
D e teelt van witlof valt uiteen in twee on
derdelen:
H et trekken van witlof werd aanvankelijk
buiten gedaan. Het lof moest onder de grond
groeien. In de eerste plaats mocht het niet
groen worden en in de tweede plaats was de
gronddruk nodig opdat de kroppen vast zouden
blijven.
Nota van het Landbouwschap
Consulentschap v.d. Tuinbouw Goes
an vele zijden is er belangstelling voor het telen van vollegrondsgroentegewas$en. Eensdeels
is dit een gevolg van de goede prijzen, die op het ogenblik voor deze produkten gegeven worden.
Voor een ander deel is de noodzaak voor vele bedrijven om te intensiveren de oorzaak.
Deze belangstelling geldt ook het gewas witlof. Dit produkt leent/ich er echter niet voor, om het
"eventjes te gaan telen". In dit artikel willen we enkele belangrijke facetten van deze teelt
bespreken en enkele ontwikkelingen, die er de laatste jaren geweest zijn nagaan.
Algemeen
1. de wortelteelt. Deze is vrijwel geheel geme
chaniseerd en vindt daardoor vooral plaats op
akkerbouwbedrijven. Tuinbouwbedrijven, die
zelf over te weinig grond beschikken, laten de
wortels telen op contract door anderen.
De teelt van witlofwortels willen we in een
volgend artikel nader bespreken.
2. het trekken van het witlof. De wortels worden
in kuilen opgezet. Bij het grootste deel wordt
door middel van grondverwarming het lof er
op "getrokken". Dit gebeurt dan in schuren of
kassen. Een klein deel wordt in buitenkuilen
gezet en niet verwarmd.
Het forceren (het trekken door middel van
verwarming) begint eind augustus en gaat door
tot eind mei. De niet verwarmde buitenkuilen
komen pas in maart-april aan de markt.
Het trekken van witlof is nog hoofdzakelijk
handwerk daardoor zeer arbeidsintensief. Er
wordt daarom gezocht naar arbeidsbesparende
methoden. De verwarming van de grond ge
beurt tegenwoordig meestal met warm water.
Voor kleine oppervlakten wordt ook nog wel
electriciteit gebruikt.
Prijsvorming
oor met de één of andere teelt begonnen
wordt moet men er zich van op de hoogte stel
len hoe de prijs ontstaat en in welke periode die
doorgaans het beste is. Hoewel ieder jaar weer
anders is, zijn er uit de ervaringen van de
voorgaande jaren toch wel bepaalde conclusies
te trekken.
Evenals bij andere verse groentegewassen is
ook bij witlof de beste manier van afzet via een
veiling. Hier ontmoeten vraag en--aanbod el
kaar en ontstaat elke veilingdag opnieuw een
prijs. Dit systeem werkt echter alleen goed als
er een voldoende grote vraag is en ook een
voldoende groot en vooral ook constant aan
bod is. Ook moet er vraag zijn naar alle sorte
ringen en kwaliteiten, die aangevoerd worden.
De Zeeuwse groenteveilingen zijn betrekkelijk
klein. De prijsvorming is gevoelig voor veran
deringen in vraag en aanbod. Dit is daardoor
een zeer onzekere faktor. Vele telers nemen
daarom geen risiko en veilen hun produkten op
een grote veiling buiten Zeeland, zoals Baren-
drecht of Breda. In de grafieken 1 en 2 zijn de
aanvoercijfers en de prijzen aangegeven van de
laatste driejaar op de grootste witlofveilingen.
De prijs is gegeven van de meest aangevoerde
sortering.
volgende konklusies trekken:
1. de aanvoer begint half oktober op gang te
komen, heeft in januari zijn top en begint
daarna weer af te nemen. Dit jaar (1976-T7) is
de aanvoer beduidend minder dan andere ja
ren, als gevolg van de droge zomer is de op
brengst van de wortels aanzienlijk minder ge
weest.
2. de prijs wordt sterk beïnvloed door de grootte
van de aanvoer. Zodra de aanvoer groter is dan
400 a 500 ton per week, daalt de prijs. Hoewel
de prijzen van andere groenten ook een rol
spelen, blijkt toch dat de witlofmarkt erg ge
voelig is.
3. de grootste aanvoer, en daardoor de laagste
prijs, vindt men in januari, soms tot in februari.
Dit betekent dat het trekken van witlof alleen
in de wintermaanden om "lege" uren op te
vullen, niet rendabel is.
4. de hoogste prijzen worden gemaakt vóór
half november. Daarna is de prijs dikwijls goed
tot de jaarwisseling. Ook in het naseizoen is de
prijs dikwijls goed. Bij dit laatste moet men wel
bedenken dat de-wortels lang bewaard moeten
worden, waardoor er veel verlies optreedt. Het
lof uit de buitenkuilen kan dikwijls profiteren
van de goede prijzen in deze periode.
Als men het trekken van witlof tot een aan
trekkelijke zaak wil maken, zal men moeten
beginnen in oktober of november.
5. het hoge prijsniveau van de laatste twee jaar
is veroorzaakt door buitengewone omstandig
heden. In 1975 is de wortelteelt in België en
Frankrijk voor een groot deel mislukt. Dit was
ook in 1976 het geval, terwijl Nederland nu ook
een lagere produktie heeft. Men zal er daarom
goed aan doen, om er rekening mee te houden
dat 1977 wel weer een "normaal" jaar kan
worden.
Verschillende systemen van trekken
Om de omstandigheden wat aangenamer te
maken werden later eenvoudige schuren ge
bouwd. Deze dienden om wat uit de wind en de
regen te kunnen zitten. De selecties, die toen
gebruikt werden, groeiden het beste als de
temperatuur bij de krop niet te hoog was. Wit
lof moest "de voeten warm en het hoofd koel"
houden.
In de winter was dit geen probleem. Toen men
echter het seizoen ging verlengen, zowel vóór
als na de winter, kreeg men te maken met ho
gere temperaturen. Daaruit is de noodzaak
ontstaan om de schuren goed dicht te maken en
te isoleren. Dit isoleren is dus niet alleen nodig
om in de winter de vorst er uit te houden, maar
ook om in herfst en voorjaar de hogere tempe
ratuur buiten te houden.
Witlof zonder dekgrond. De kroppen groeien vrij zonder grond of andere afdekking,
ook in de winter.
Veel witlof wordt getrokken in kassen. Deze
lenen zich niet goed om te isoleren, omdat ze in
de zomer weer gebruikt worden om andere
groenten te telen. Deze bedrijven kunnen dus
niet meedoen met de produktie in de vroege
herfst en in het voorjaar. Dit is één van de
oorzaken, dat de aanvoer in het voorseizoen,
ondanks de hoge prijzen, niet sterk toeneemt.
Arbeidsbesparend
O m verschillende redenen zoals arbeidsbe
sparing neemt men de hoeveelheid grond op de
Een eigenschap van de selecties, die getrokken
kunnen worden zonder dekgrond, is, dat de
luchttemperatuur hoger moet zijn dan bij de
oude selecties. Globaal kan men stellen, dat de
luchttemperatuur slechts 4 graden Celcius
lager mag zijn dan de grondtemperatuur. Dit
houdt in, dat men de mogelijkheid moet heb
ben om de luchttemperatuur te beheersen door
een warmtebron. Een goede isolatie van de
schuur is ook onontbeerlijk. Momenteel zijn
voor deze manier van witloftrekken goede se
lecties beschikbaar.
kroppen steeds kleiner. Om groen worden te
voorkomen wordt dan gebruik gemaakt van
andere materialen om af te dekken. Voorheen
was dit vooral stro. Nu is men veelal overge
stapt op jute, bevloeiingsdoek of ondertapijt.
Hierdoor wordt het vocht beter vastgehouden
en wordt het groen worden voorkomen.
V
Een andere ontwikkeling is er geweest, om se
lecties te kweken, die kunnen groeien zonder
dekgrond. Deze leveren een redelijk goede
krop, zonder dat er grond of ander materiaal
tussen of op de kroppen ligt. Om het groen
worden te voorkomen, moet de trekruimte
goed afgesloten worden met zwart plastic om
binnendringen van licht te voorkomen. Het
plastic dient tevens, om in de ruimte een hoge
luchtvochtigheid te kunnen handhaven.
Nieuwe systemen
Een volgende stap is geweest, om na te gaan
of het ook nodig is, dat er onder de wortels
grond zit. Het blijkt n.l. dat de voornaamste
aktiviteit van de witlofwortels tijdens de trek
bestaat uit het vormen van haarwortels en het
opnemen van water. Dit hoeft niet persé in
grond te gebeuren, maar kan ook in water
plaats hebben.
Er zijn nu systemen ontwikkeld, waarbij wor
tels in waterdichte bakken worden opgezet. In
deze bakken van 1 a 1,5 m2 staat 5 cm water.
Het is wel noodzakelijk, dat dit water vol
doende zuurstof bevat. Er wordt daarom steeds
water bijgepompt. Het niveau wordt op het
goede peil gehouden door middel van een
"De belangrijke doelstelling van zowel het nationale landbouwbeleid als dat van de
Europese Gemeenschap is de werkers in de agrarische sektor een redelijke levens
standaard te bezorgen. Helaas blijkt dit kernpunt ook voor de Nederlandse glastuin
bouw steeds moeilijker te realiseren".
Met woorden van deze strekking begint de nota
"Perspectieven voor de Nederlandse glastuin
bouw", die werd besproken in de openbare
bestuursvergadering van het Landbouwschap
op 2 februari jl. De verschenen nota is de
weerslag van de bezorgdheid rond de teruglo
pende rentabiliteitsen inkomensontwikkeling
in de glastuinbouw. Het doel van de nota is een
bijdrage te leveren aan het streven naar rede
lijke bedrijfsuitkomsten in de glastuinbouw.
Volgens het Landbouwschap kan die bijdrage
worden geleverd door het geven van een goede
visie over de toekomstige positie van de glas
tuinbouw. Deze visie moet de aanknoping
spunten bieden voor het te voeren beleid ter
begeleiding en ondersteuning van de sektor.
12
Export voor 75% naar W.-Duitsland
Het glasareaal is in de jaren 1960 tot 1976 toe
genomen van 4500 tot 7000 ha. Daarvan is 58%
voor de groenten en 42% voor de bloemen
besterrd. Van de totale tuinbouwproduktie
onder glas wordt driekwart - dat is 2,5 miljard
gulden - uitgevoerd. Van de export gaat meer
dan 75% naar de Westduitse markt, de grootste
consumptiemarkt in de Gemeenschap. De
sterke positie van de Nederlandse tuinbouw op
de Duitse markt is vooral te danken aan de
geografische ligging. Toch is deze marktpositie
niet geheel onbedreigd. Juist op de Westduitse
markt verschijnen tuinbouwprodukten uit alle
delen van de wereld. Zo treft men er aan de
Marokkaanse tomaten, de Israëlische rozen, de
Bulgaarse komkommers en de Columbiaanse
anjers. Al deze produkten vormen een voort
durende konkurrent van het Nederlandse pro
dukt. Deze konkurrentie speelt zowel op het
vlak van de prijzen als op het terrein van de
kwaliteit.
Kunnen we konkurreren tegen gratis warmte?
De nota over de perspectieven van de glas
tuinbouw wijdt veel aandacht aan de toe
komstige konkurrentiepositie. Het Landbouw
schap gaat de te verwachten ontwikkeling na
van alle factoren die aan de konkurrentieposi
tie van de Nederlandse glastuinbouw ten
grondslag liggen. Deze ontwikkelingen worden
vervolgens vergeleken met de ontwikkelingen
in de konkurrerende produktiegebieden.
De belangrijkste produktiefactoren voor de
glastuinbouw zijn arbeid en energie. Beide
factoren nemen meer dan 50% van de totale
kosten voor hun rekening. Juist deze posten
zijn de afgelopen jaren sterk in prijs gestegen.
Het zijn prijsverhogingen die de tuinder via de
veilingklok niet in zijn produkten kan doorbe
rekenen.
De aan de Europese zuidflank gelegen pro
duktiegebieden hebben het voordeel, dat de
produkten niet zoveel (betaalde) energie eisen.
Tevens ligt het loonpeil in deze gebieden aan
zienlijk lager dan in de industriële gebieden
van de Gemeenschap. Daartegenover staan
relatief hoge transportkosten om de produkten
op de noordelijk gelegen consumptiemarkten
te krijgen.
Het Landbouwschap verwacht dat er in de
onderlinge konkurrentieverhoudingen tussen
de noordelijke lidstaten in de EG nauwelijks
wijziging komt. Voor de relatieve konkurren
tiepositie van de Nederlandse tuinbouw is de
harde gulden van grote invloed. De tuinbouw
importeert betrekkelijk weinig grondstoffen,
maar exporteert daarentegen het grootste deel
van de produktie. In een dergelijke positie is
een harde munt (de gulden) een handicap,
want de produkten zijn voor de buitenlandse
afnemers duur.
De zogenaamde Middellandse Zeelanden of
ook wel de lage-lonen-landen genoemd, zullen
hun konkurrentiepositie versterken in de pe
riode dat de noordelijke Europese landen met
tuinbouwprodukten op de markt komen, die
met veel energie geproduceerd worden (dat
zijn de winter- en vroege voorjaarsprodukten).
Het Landbouwschap zet vraagtekens bij een
voortgaande snelle groei van de aanvoer uit
veraf gelegen gebieden in Afrika, Zuid-Ame-
rika en Z.O. Azië. In de nota wordt er van
uitgegaan dat voor de konkurrentiepositie van
de matig tot zwaar verwarmde Nederlandse
glasprodukten deze gebieden voorlopig een
geringer gevaar vormen dan verschillende lan
den in het Middellandse Zeegebied.