ontsmet aardappelpootgoed tegen Rhizoctonia met duphar (MANC0ZEB) Voorjaars werkzaamheden in de uienteelt H, T ussen zaaien en opkomst liggen, afhankelijk van grondtemperatuur en weersomstandigheden, 10 tot 30 dagen. Gedurende deze periode kan reeds veel onkruid tot ontwikkeling komen. Het doel van de voor de op komst uit te voeren bespuitingen is, dat bij de opkomst van het gewas geen onkruid aanwezig is. Bemesting Grondbewerking Zaaien Ziektebestrijding *Onkruidbestrijding voor opkomst Bemesting EI ien vragen een ruime kali- en fosfaatbemesting en een matige stikstofgift. De aan te wenden hoeveelheid kali en fosfaat hangt nauw samen met de in de grond aanwezige voorraad. Bij een goede bemestingstoestand van de grond is een gift van 200 a 250 kg K20 en 90 a 100 kg P205 voldoende. De hoogte van de stikstofgift is sterk afhankelijk van de teeltwijze, de voorvrucht en de kwaliteit van de grond. Voor zaai-uien is een stikstofgift van 80 a 120 kg N meestal voldoende. Hogere stikstofgiften geven in dit gewas als regel geen opbrengstverhoging, wel wordt in veel gevallen-de bewaarkwaliteit nadelig beïnvloed. Uit onder zoek is bovendien gebleken dat een minder huidvast produkt wordt geoogst. Eerstejaars plantuien vragen geen of weinig stikstof. Een welige groei vergroot de kans op het optreden van loofschimmels en geeft een minder gewenste sortering en duurzaamheid. Bij dit gewas kan dan ook het beste kort na opkomst bepaald worden in hoeverre een stikstofgift nodig is. Afhankelijk van de stand van het gewas wordt dan ten hoogste 40 kg N per ha gegeven. Ook in zilveruien veroorzaakt teveel stikstof een zware Ioofontwikkeling. Hierdoor ontstaat gemakkelijk legering, met als gevolg een te snelle afsterving van het gewas. Een verantwoorde stikstofgift voor zilveruien bedraagt 80 a 100 kg N per ha. G rondbewerking Een goed zaaibed voor uien bestaat uit een fijn verkruimelde toplaag, die rust op een vaste ondergrond. Deze voorwaarden zijn noodzakelijk om het fijne zaad zo gunstig mogelijk te laten kiemen. Het zaaibed moet zo zijn klaargemaakt, dat het zaad niet te diep op een vochtige, vaste onder grond komt te liggen. In de praktijk wordt nogal eens ge zondigd ten aanzien van de diepte van de grondbewerking. Voor zaai-uien is een uniforme grondbe werkingsdiepte van 3 a 4 cm meestal voldoende. Voor de teelt eerstejaars plant-uien dient de grond iets dieper, namelijk 5 a 6 cm, te worden losge maakt. Bij deze teeltwijze wordt als regel een bredere zaaivoor toegepast, waardoor meer losse grond aanwezig moet zijn om het zaad te bedekken. Voor zilveruien is een bewerkings diepte van +- 8 cm noodzakelijk. Het zaad dient voldoende diep en goed verspreid in het zaaibed te lig gen. Voor het klaarmaken van het zaaibed is de tandensleep nog altijd een uitstekend werktuig. Bij het ge bruik van moderne grondbewer kingswerktuigen moet de werkings diepte goed regelbaar zijn. In de loop van de jaren heeft de ervaring ge leerd, dat de beste zaaitijd voor uien ligt tussen half maart en half april. De toestand van de grond is hierbij de doorslaggevende faktor. Zodra de grond voldoende droog is, kunnen de voorjaarswerkzaamheden beginnen. Wordt de grond te vroeg en dus te vochtig bewerkt, dan kan in een droogteperiode het zaaibed teveel uitdrogen. Volgt na het zaaien een regenrijke periode dan zal een te vroeg bewerkte grond gemakkelijk verslempen, waarna korstvorming kan optreden. In beide gevallen zijn de kiemings- voorwaarden ongunstig, hetgeen een trage, onregelmatige opkomst van de uien tot gevolg heeft. Hierdoor wordt de chemische onkruidbestrijding na de opkomst bemoeilijkt, terwijl te vens de kans op gewasbeschadiging toeneemt. Bij het zaaiklaarmaken moet bovendien voor een vlakke lig ging van de grond worden gezorgd. Op een vlakke grond wordt zelfs met brede zaaimachines goed zaaiwerk verkregen. Bij de aanwending van onkruidbestrijdingsmiddelen is de verdeling van de sproeivloeistof be ter, waardoor een gunstiger effekt mag worden verwacht. Ook zal bij de oogstwerkzaamheden (loofverwijde- ren en rooien) het produkt minder worden beschadigd. Zaaien Zaai-uien en eerstejaars plant-uien worden op rijen en zilveruien vol- velds geteeld. Bij zaai-uien is een zo regelmatig mogelijke verdeling van de planten in de rij belangrijk. Ook moet naar een uniforme zaaidiepte van - 2 cm worden gestreefd. Dit bevordert een snelle, gelijkmatige dithane"m'45 volgens de poedermethode op de volautomatische pootmachine tijdens het poten. regelmatige opkomst maximaal aantal stengels per plant hogere opbrengst gunstige beïnvloeding van de maatsortering en minder kriel hoog percentage blanke knollen Dosering: 200 gram per 100 kg pootgoed. Vraag voor nadere informatie naar de uitvoerige technische mededeling. PHILIPS-DUPHAR NEDERLAND B.V. AMSTERDAM gepatenteerde complexe dithiocarbamaatverbinding v geregistreerd handelsmerk Rohm and Haas Company Philadelphia opkomst waardoor een optimale groei mag worden verwacht. Aan deze voorwaarden kan met pre- cisiezaaimachines beter worden vol daan dan met een'nokkenradzaai- machine. Een goed uitgangspunt is als er bij een rijenafstand van 30 en 37.5 cm resp. 32 en 40 planten per strekkende meter aanwezig zijn. Met een precisiezaaimachine is dit te bereiken door 6 k 6.5 kg zaad per ha te gebruiken, met een kiemkracht van minimaal 80%. De voor het zaaien van uien be schikbare zaaibandjes en celwielen zijn overwegend afgestemd op de zeeffraktie 2.00 - 2.75 mm doorsne de. Om de aan precisiezaai verbon den voordelen volledig te benutten, dient dan ook van genoemde zaa dafmeting te worden uitgegaan. Be schadiging van het gewas tijdens spuiten, loofverwijdezen en rooien kan grotendeels worden voorkomen door te zaaien volgens het rijpaden systeem. Hierbij zaait men telkens 5 rijen op een afstand van 27 cm, ge hechting van het poeder te verkrij gen, dient het zaad vooraf met 50 cc water per kg te worden bevochtigd. Na de behandeling moet het zaad worden teruggedroogd om een onre gelmatige zaadafgifte te voorkomen. Behandeld zaad laat zich moe lijker verzaaien dan zgn. zwart zaad. Om deze reden wordt het gebruik in pre- cisiezaaimachines dan ook ontraden. Zowel bij rijenbehandeling met gra nulaat als bij zaadbehandeling kan in meer of mindere mate kiembe- schadiging en/of groeivertraging optreden. Mede hierom moeten overdoseringen worden voorkomen. Om bij het gebruik van granulaten overdosering tegen te gaan, moet de strooier nauwkeurig op de gewenste hoeveelheid worden afgesteld. Daarenboven moet de afgifte van elk element gelijk zijn. In het verleden liet in bepaalde gevallen de strooi- baarheid van het Phytosol granulaat te wensen over. Het is dan ook raad zaam direkt na ontvangst het granu laat te kontroleren en vochtige en/of verontreinigde partijen te weigeren. Een goede afstelling van de grondbewerkingswerktuigen voorkomt een te diep losgemaakt zaaibed. volgd door een pad van 42 cm. Öp die wijze worden bij een spoor breedte van 1.50 m brede rijpaden verkregen. Het aantal meters rij per ha is bij dit zaaisysteem gelijk aan dat bij zaaien op 30 cm. Voor wat betreft de zaadhoeveelheid en het aantal planten per strekkende meter gelden derhalve dezelfde eisen als bij een rijenafstand van 30 cm. Ziektebestrijding Let voor het zaaien nemen van een aantal maatregelen is noodzake lijk, omdat tegen sommige ziekten en plagen achteraf geen afdoende be scherming meer mogelijk is, Tot deze preventieve maatregelen behoort het met thiram en een syste- misch fungicide ontsmetten van het zaad tegen kiem-, bodem- en kop- rotschimmels. Het is .gebruikelijk dat het zaad ontsmet wordt afgeleverd. Ook de bestrijding van de made van de uienvlieg vindt voor of tegelijk met het zaaien/planten plaats. De reden hiervoor is dat alleen door het in de grond brengen van het bestrijdings middel een goede bescherming tegen vreterij door de made wordt bereikt. Het meest gebruikte middel is Phy- tonol. Dit middel heeft zijn voor aanstaande plaats vooral te danken aan de nevenwerking tegen het uie- stengelaaltje. Afhankelijk van de teeltwijze vindt de toepassing plaats met de vloeibare formulering (zilve ruien), het granulaat (zaai-uien, eer ste- en tweedejaars plantuien) of het zaadbehandelingsmiddel (zaai-uien). De voor zilveruien toegepaste vol- veldsbehandeling (10 1 Phytosol 55%) heeft kort voor het zaaien plaats. Het middel moet direkt na de bespuiting worden ingewerkt. Gra nulaten worden met een op de zaai- machine gemonteerde granulaat strooier in de zaaivoor gebracht. De van Phytosol granulaat 7.5% toege laten dosering is 25 kg per ha. Uit recent onderzoek is echter ge bleken dat voor een afdoende be scherming tegen de made van de uienvlieg ook met lagere doseringen volstaan kan worden. Wat het be- strijdingseffekt betreft was er tussen 20 en 25 kg Phytosol granulaat geen verschil. Van het Phytosol zaadbe handelingsmiddel wordt 50-75 gr per kg zaad gebruikt. Om een voldoende Sinds kort heeft het granulaat Temik 10 G voor de bestrijding van de ma de van de uienvlieg een toelating verkregen. De goedgekeurde dose ring is 15 kg per ha. In vergelijking met Phytosol is het bestrijdingseffekt van Temik 10 G tegen de made van de uienvlieg minder. De nevenwer king tegen het uiestengelaaltje is evenwel belangrijk gunstiger. Onkruidbestrijding voor opkomst In eerste instantie komt voor toepas sing een bodemherbicide in aanmer king. Het hiervoor meest gebruikte middel is propachloor (merknamen: Ramrod en Luxan propachloor). Met dit middel wordt het beste be strijdingseffekt verkregen als op een vochtige grond of kort voor regen wordt gespoten. Het is raadzaam te spuiten zodra zich na het zaaien een dergelijke situatie, voordoet, Uitstellen van de bespui ting betekent vaak het missen van een kans, die zich later niet meer voordoet. Met propachloor worden echter niet alle onkruiden even goed bestreden. Zo is het effekt op varkensgras, per- zikkruid, zwaluwtong en witte krod- de onvoldoende. Mede hierom is het noodzakelijk dat kort voor de op komst nog een bespuiting met een kontaktmiddel wordt uitgevoerd. De hiervoor het meest in aanmerking komende middelen zijn Reglone en Gramoxone. De aanwending hiervan dient zo kort mogelijk voor de opkomst te geschieden. In de praktijk worden soms op een zelfde perceel wisselvallige resulta ten waargenomen. Naarmate minder water wordt gebruikt, neemt de kans op dergelijke onvolkomenheden toe. Uit onderzoek is voorts gebleken, dat bij een groot aantal sproeimachines de verdeling van de spuitvloeistof slecht is. Met klem wordt dan ook aangeraden om, voordat met de be spuitingen wordt begonnen, de pomp en de sproeidoppen op hun juiste werking te kontroleren! 8

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 8