TAMAR
van
- P
bmwm
—k
i
r
Zeeuwse Waterschappen:
Twee jaar praktijk met de Wet verontreiniging
oppervlaktewateren in Agrarisch Zeeland
N u de Zeeuwse waterschappen sedert ongeveer twee jaar
de uitvoering van de opdrachten op grond van de Wet
Verontreiniging Oppervlaktewateren (W.V.O.) hebben
vervuld is het wellicht zinvol een tussentijdse balans op te
maken. Het gaat er daarbij niet om, een allesomvattende
terugblik te geven, minder nog is het de bedoeling gede
tailleerd op de toekomst in te gaan. Het lijkt echter van
belang in het kort een aantal konklusies te trekken uit
de praktijkervaring welke in 1975 en 1976 is opgedaan, en
de resultaten van deze konklusies met name in verband te
brengen met de agrarische bedrijven.
§SÉ&I
I
i
n
r
"Tf
grootbladige
witte klaver
voor groenbemesting
technologische dienst zeeuwse waterschappen
KAPELLE-
-tel.01102-1441
1
lozing van gier
is verboden
sloot
de overloopleiding
p van de gierkelder
is een verboden
i lozingsmiddel
HE
sloot
bedrijfsheff ing
9
i
'a 3 i.e.
l'IM'l M'l~|iTrp|'fl|.,..1
1 I- I I 1 1 1 1 1 Sl00t
gsen heffing
5 Pi
bed ri j Ps hef f ing
in het algemeen
3 i.e.
sloot
bedrijfsheff ing
in het algemeen
3 i.e.
sloot
geen heffing
buit.nkraan I al* nu een overloop
1 **4-1 inwerking treedt
blijft de heffingplicht
bestaan
bedrijfsheffing
in het algemeen
3 i e
geen heffing
sloot
sloot
Gekonstateerd kan worden dat alle waterschappen in Zeeland
welke thans aktief zijn in het kader van de W.V.O. vanaf het
eerste ogenblik met toewijding.aan hun taak zijn begonnen. Zij
hebben daarbij getracht gezamenlijk en individueel zoveel mo
gelijk voorlichting te geven aan de in hun gebied woonachtige
inwoners en gevestigde bedrijven. Ten aanzien van de voor
lichting aan de agrarische bedrijven hebben met name ook de
standsorganisaties op voorlichtingsavonden en in de pers een
aktierol vervuld.
Kan gekonkludeerd worden dat waterschappen en standsorga
nisaties getracht hebben hun taak in deze naar behoren te ver
vullen, dan moet evenzeer met voldoening worden gekonsta
teerd, dat ook de agrarische bedrijven, en met name de veebe
drijven hun verplichtingen in deze in het algemeen goed hebben
verstaan.
Reeds in de periode van de voorlichting is met nadruk gewezen
op de hoge heffingen, welke aan veehouderbedrijven zouden
moeten worden opgelegd indien lozing van afvalwater in de
vorm van mest en gier op het oppervlaktewater zou plaats
vinden. De betreffende veehouders hebben deze waarschuwin
gen in het algemeen aanvaard en maatregelen getroffen om de
lozing van "verboden" afvalwater te voorkomen.
Uitgaande van het feit dat de bedrijven hun medewerking ver
lenen is het nuttig na te gaan wat nog verbetering behoeft en in
te gaan op datgene wat tot nu toe, op grond van de praktijker-
w oaki»i-pn Daartoe zullen in de eerst
volgende maanden, in dit blad enkele korte artikeltjes worden
opgenomen, waarin getracht zal worden de vragen, die blijken
te leven, te beantwoorden.
Wanneer bedrijfsmatige aanslag?
De eerste vraag welke zich opdringt luidt: "Wanneer wordt
een bedrijfsmatige aanslag opgelegd"?
Vooral die bedrijfshoofden, welke thans hebben getracht goede
voorzieningen te treffen en niettemin toch nog een aanslag ont
vangen, stellen deze vraag. De toepassing ten aanzien van deze
vraag geschiedt zoveel als mogelijk unform. Bestaat er echter bij
belanghebbenden twijfel, dan is een telefonisch kontakt met het
betreffende waterschap de aangewezen weg. Vooral in de aan
loopperiode is het daarenboven mogelijk dat ongewild toch op
een enigzins verschillende wijze is gewerkt.
"Degene die het gebruik heeft van een bedrijfsruimte of van een
andere ruimte dan een woonruimte of bedrijfsruimte, is hef-
fingsplichtig voor de daaruit of daarvan afgevoerde afvalstoffen
in het heffingsjaar", aldus artikel 4 lid 4 van de Heffingsveror
dening.
Gelet op de vorenstaande omschrijving zijn alle bedrijven van
veehouders, landbouwers of tuinders heffingsplichtig als af
valwater wordt geloosd ongeacht de samenstelling of de hoe
veelheid.
advertentie IM
tej, Vir
|sg; Ffc, -vjl
-V,, ikÊ
waarmee genoemde stoffen in het oppervlaktewater of in af
valwater zuiveringsinstallaties of andere afvoerinrichtingen
kunnen worden gebracht. Slechts in enkele gevallen bezit een
bedrijfshoofd de vorengenoemde vergunning. Mettertijd zullen
de waterschappen deze materie nader regelen. Het bezit van een
vergunning ontlast iemand overigens niet van de verplichting de
heffing te voldoen.
De praktijk
oor de uitvoering in de praktijk gaan de waterschappen
ervan uit dat, indien op een bedrijf de mogelijkheid van be
drijfsmatig waterverbruik bestaat en kennelijk afvalwater
vanuit de bedrijfsruimten kan worden geloosd, een heffing moet
worden opgelegd. Het lozen van mest en gier is - zonder ver
gunning - verboden. Het lozen van schoon hemelwater is niet
aan een heffing onderworpen, ook niet ingeval dit afkomstig is
van daken van bedrijfsgebouwen. Het komt voor, dat een be
drijfshoofd op wiens bedrijf wel bedrijfswater wordt verbruikt
en waar tevens een afvoergelegenheid voor afvalwater aanwezig
is, te kennen geeft dat hij desondanks niet loost en dat het
verbruikte water geheel dient voor besproeiing e.d.
Controle is hierop in feite niet mogelijk. Het bewijs zal dan
geleverd moeten worden door het (deels) verwijderen van de
afvoerleiding.
In de volgende schetsjes is de praktijktoepassing van een en
ander weergegeven.
Lozingsvergunning
n dit verband is het tevens nuttig erop te wijzen dat artikel 2
van de Verordening Verontreiniging Oppervlaktewateren Zee
land aangeeft dat het verboden is, zonder vergunning, afval
stoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in welke vorm
ook, anders dan met een daartoe bestemd werk (buis, pijp, goot
e.d.) in oppervlaktewater te brengen en werken aan te leggen
in 't kort
1.Lozing van mest, gier en andere schadelijke
stoffen is verboden.
2.Lozing van bedrijfsmatig afvalwater, hoe weinig
ook, is aan een heffing onderworpen. Bij kleine
hoeveelheden leidt dit tot een aanslag voor 3 i.e. per
jaar.
3.Lözing van schoon hemelwater is toegestaan.
4.1ndien men beweert dat van het bedrijfsmatig
gebruikte water niets wordt geloosd, is het
verstandig het afvoermiddel te verwijderen.
5.Bij onduidelijkheid of een vermeende ten
onrechte opgelegde heffing, is het verstandig
kontakt met het waterschap op te nemen.
schuur
veestalling
gier
los van d» ovorkroding
blijft de heffing plicht
bestaan
TTT
MUI
rTTTl
i' I I I i I 1I I I i I 1 TT.
gier k e (der
e
•n I
'M i i i i
veestal ling
schrob
Putje j
schuur
"T'Ml'
'mm in
L i 1 i 1 i ITi i 1 i 11 I i 1 i h I i .l 11 i
gierkelder
veesla Iling
schrob
schuur
|schoon
hemelwater
mogelijk schrobwater w
i i n 11
veestalling
i i i i i i i
schrob
schuur
Putje
1 I 1 1 I I I 1 I 1 I I 1 clfW
schoon hemelwater
i I i
i 1 i 1 i 1 i 1 i-
land bouw schuur
toilet
1 l 1 l' l l i l
I 1 1 1 11 I I 1 I II"PT frrT
II I i I i I i I i 1 11 i 1 i I i 11 I i I I 11 1
sc hoonhemelwater
l I'M 1 1 I I 1 1 I 'f I '3
1 1 i 1 1 i 1 i I 1 1 1 i 1 '~T
kolkje
I
landbouw
schuur
toilet
daar naast ook heffing
voor woonhuis
losstaande
schuur of
hangar
i l i 1 11 11 i 11 1 L_LIJLJ_1_LH
■^buizfnverwijderd
^gecombineerde lozing
uitsluitend schoon
hemel weker
l 'I' I M M 1 1 M 'I 'I l 1 M 1
i Ults
1 tl1 I I 1 1 1 i 1 1 1 i I i 1 i 1 i 1 i
9