Pirouette Alles is gemechaniseerd: Hoe nu verder met de mechanisatie? doe een goede zet... zaai als brouwgerst Jaarverslag Aardappelafzet organisatie o <3> voor Zuid-West Nederland b.v. 1975-76... D e mechanisatie van de Nederlandse landbouw is in snel tempo verlopen. Voor praktisch alle werkzaamheden worden nu machines gebruikt. Dat heeft een grote arbeidsbesparing opge leverd, zodat de voor verschillende teelten benodigde hoeveel heid arbeid sterk is verminderd. B M, M, AKKERBOUW INTERNATIONAAL In het maandblad "Bedrijfsontwikkeling", een uitgave van Ministerie van Landbouw, bekijkt ir.J.Crucq, Consulent in Al gemene Dienst voor Landbouwwerktuigen en Arbeid te Wage- ningen, de mechanisatiegraad en de manier van aanpak in de toekomst. Bij het besluit tot aanschaf van een nieuw werktuig of een nieuwe machine moet niet altijd gerekend worden op ko stenbesparing. Toch moeten we in de landbouw ook in dit op zicht verder. Ir.J.Crucq zegt er het volgende over: Naarmate de mechanisatie verder vordert, wordt het echter steeds moeilijker om nog arbeid te sparen. Ook op het gebied van de mechanisatie geldt de wet van de verminderende mee ropbrengsten; dat wil zeggen dat, als eenmaal een bepaald sta dium van mechanisatie is bereikt, het verschil tussen de uitgaven voor verdere mechanisatie en de besparingen op arbeidskosten steeds kleiner wordt. Daar komt dan nog bij dat de ontwikkeling van de structuur van de landbouwbedrijven steeds verder achterblijft bij de ontwik keling van de technische mogelijkheden. De meeste bedrijven zijn al eenmansbedrijven. Vervanging van arbeid door machi nes werkt alleen maar kostenverhogend als er geen benuttings- mogelijkheden voor de vrijgekomen arbeidsuren bestaan. Be tekent dat van verdere mechanisatie moet worden afgezien? Ik geloof niet dat de landbouw zich dat kan permitteren. Mecha nisatie is het vervangen van arbeid door machines, en zo lang de loonkosten relatief sterker blijven stijgen dan de machinekosten zal het voordelig blijven om verder te gaan met de mechanisatie. De verdere ontwikkelingen zullen echter steeds kritischer moe ten worden gevolgd. Enkele punten die daarbij van belang zijn, wil ik in deze beschouwing betrekken. Samenwerking, loonwerk, machinering ij de mechanisatie van de Nederlandse landbouw heeft het loonwerk een belangrijke rol gespeeld. Een van de gevolgen hiervan is geweest dat ook de kleinere bedrijven van de mecha nisatie hebben kunnen profiteren,. Door de sterke positie die het loonwerk inneemt, zijn er in ons land relatief ook méér grote machines in gebruik dan in de ons omringende landen. Men kan zich afvragen, of we nu wel zo'n behoefte hebben aan die grote machines. Voor het loonbedrijf gelden de economische wetten echter ook. Een loonwerker die tot voor kort met een eenrijige bietenrooier zijn boterham kon verdienen, zal nu met een zesrijer moeten komen om door een grotere capaciteit per man de stijging van de lonen te compen seren. Inherent aan loonwerk is dat er met de machines ook extra arbeid op het landbouwbedrijf komt. In knelperioden kan deze extra arbeid goed van pas komen, maar vaak betekent dit ook het uitschakelen van de arbeid van de boer zonder dat daar andere aanwendingsmogelijkheden voor bestaan. In dat opzicht is onderlinge samenwerking tussen landbouwers gunstiger en dat geldt ook voor de machinering, die een vorm van samenwerking is. Daarbij doet zich echter weer het probleem voor dat de moderne, grote oogstmachines niet op combinaties van enkele bedrijven en zeker niet op een individueel bedrijf, lid van een machinering, passen, zodat men voor deze machines toch niet zonder de loonwerker kan. De machinering zou een nuttige functie kunnen vervullen om de in een streek aanwezige arbeids- en machinecapaciteit zo effi ciënt mogelijk te benutten, maar dan moeten ook de arbeid zonder machines en de loonwerkers in de bemiddeling worden betrokken. In sommige perioden van het jaar is extra arbeid nodig en kan de ontwikkelihg ftiet stilzetten. De mechanisatie moet doorgaan, maar men moet deze wel kritisch bekijken en vooral de benutting van de arbeid in het oog houden. Daarbij is er een groot onderscheid tussen de perioden van het jaar. Het najaar vormt op de meeste akkerbouwbedrijven nog een knelpunt. Voor de oogst van aardappelen en bieten zal op het eenmansbedrijf arbeid moeten worden aangetrokken, omdat de oogst meermanswerk is. Bovendien moet er in de herfst op het akkerbouwbedrijf ook worden geploegd en gezaaid. Vandaar dat het rooien van suikerbieten op zc'n grote schaal aan de loonwerkers is uitbesteed. advertentie IM kiemen en poten met de halfautomatische snarenpootmachine toe te passen. Ook in de voorzomer is er nog wel arbeid beschikbaar. Schof felen in plaats van een keer extra spuiten is een goede arbeids- besteding. Beregening vraagt extra arbeid, maar die wordt vaak goed betaald door meer opbrengst en betere kwaliteit. Verder in het jaar volgt dan de graanoogst. Als men die moet overlaten aan de loonwerker met zijn maaidorser, dan zijn er bij de huidige stroprijzen en -gezien het gebrek aan grondstoffen - ook in de toekomst nog interessante aanwendingsmogelijkhe den voor arbeid bij de oögst van het stro. Meer aandacht voor veiligheid en comfort en moet er rekening mee houden dat er steeds hogere eisen zullen worden gesteld aan de veiligheid en het comfort van de werkers in de landbouw. Tot voor kort is hieraan onvoldoende aandacht besteed, ten nadele van de gezondheid van degenen die in de landbouw werken. Mede onder invloed van wettelijke maatregelen zal hierin verbetering komen. Dat betekent echter wel verhoging van de kosten van de me chanisatie, zonder dat daar geldelijke opbrengsten tegenover staan. Verbeteringen van comfort en veiligheid zullen dus een aanspraak doen op toekomstige produktiviteitsverhogingen. Daartegenover staat echter weer dat de mechanisatie kalmer verloopt naarmate deze verder voortschrijdt. Dat komt onder andere tot uiting in een langere gebruiksduur van de machines. De afschrijvingstermijn van sommige machines wordt nu al meer bepaald door de technische levensduur dan door de eco nomische veroudering. Een duidelijk voorbeeld is de maaidorser. In het begin volgden de technische verbeteringen van de maaidorser elkaar in een snel tempo op. Daardoor kochten de loonbedrijven al na enkele jaren weer een nieuwe machine. Nu worden de maaidorsers veel langer aangehouden. Ze worden vernieuwd omdat ze slijtage- verschijnselen gaan vertonen, niet omdat er verbeterde of gro tere typen aan de markt komen. Wanneer op een éénmansbedrijf uren vrijkomen, vanwege mo derne mechanisatie, dan moeten die vrijgekomen uren wel elders ten nutte gemaakt worden, anders kon men een vraagteken zet ten bij het rendement van de investering. In deze periode zijn er ook voldoende mogelijkheden om de eigen arbeid te benutten. Grondbewerking en zaaien zijn al genoemd, maar ook bestaat er een mogelijkheid om materiaal en arbeid van de boer in te schakelen bij het transport van de suikerbieten; dit wordt o.a.toegepast bij de bietenrooicombina- ties. Het voorjaar vormt eveneens een arbeidstop, maar door de mechanisatie is dit toch voor de meeste bedrijven geen groot knelpunt meer. Daarom zal in die periode elke verdere mecha nisatie extra kritisch moeten worden bekeken. Pootgoedtelers zullen zich bijvoorbeeld moeten afvragen of het niet voordeliger is om minder arbeid te besparen en in plaats van een automati sche pootmachine een meer arbeid vragende methode als voor- In 't kort Naarmate de mechanisatie van de landbouw vordert, wordt het moeilijker om de nog resterende arbeid door machines te vervangen. Arbeid en machines zullen zo goed mogelijk moeten worden benut. Zonder loonwerk gaat dat niet, maar in schakeling van de loonwerker mag er niet toe leiden dat de eigen arbeid van de boer onbenut blijft. Meer aandacht moet worden besteed aan de technieken die minder arbeid besparen, maar opbrengst en kwaliteit verhogen. Meer aandacht ook voor comfort en veiligheid, hoewel dit extra kosten met zich meebrengt. Bijna alle werkzaamheden zijn nu gemechaniseerd, maar daarmee is de mechanisatie nog niet afgesloten. Door de direktie wordt opgemerkt dat het verslagjaar als een bizonder jaar de geschiedenis in zal gaan. Voornamelijk ver oorzaakt door de wisselvalligheid van de natuur. Prognoses en afzetschema's moesten in de loop van het seizoen herhaaldelijk worden herzien. De direktie komt tot de slotsom dat een ge spreid afzetpatroon de beste waarborg is voor het realiseren van redelijke uitbetalingsprijzen. De weg van de speculatie, de "gok" op nog hogere prijzen of de "gok" op ineenstorting van de markt, moge beroepsspeculanten nu eens schatrijk, dan weer straatarm maken, een op continuïteit gericht ondernemingsbeleid zal speculatieve manipulaties moeten mijden. Speciaal aandacht vraagt de afzetorganisatie voor de wijze van afzet o.a. ook in de vorm van een samenwerking met de gelijk gerichte afzetorganisatie Agrico-Holland, waarvan nu wel be wezen is dat deze volledig aan de verwachtingen beantwoord. De totale positie in de consumptie-aardappelmarkt, die door deze bundeling werd verkregen, is niet slechts voor de aange sloten telers van grote betekenis, maar evenzeer voor de ver werkende industrie, die behoefte heeft aan regelmatige bevoor rading en aan nakoming van aangegane verplichtingen. Regelmaat in de voorziening van grondstof enerzijds en eind- produkt anderzijds is bovendien van grote maatschappelijke betekenis voor onze economie in het algemeen en voor de con sument in het bijzonder. Dit aspect van de werkwijze van de coöperatieve activiteit zou wel eens nadrukkelijker onder de aandacht mogen worden ge bracht, aldus de direktie. De ha opbrengsten waren dit jaar gemiddeld tien procent lager dan normaal in het Zuid-Westen. Maar ook het areaal liep verder terug, en was het laagste in een reeks van de laatste vijf jaren. De reden hiervoor was de matige prijzen voor het produkt van oogst 1974 en de relatief hoge pootgoedprijzen. Het areaal in Zeeland van de afgelopen 5 jaar ziet er als volgt uit: Areaal in Zeeland 1971 13.900; 1972 13.748; 1973 15.394; 1974 15.278; 1975 12.922. Er is een verlaging van het kwantum consumptieaardappelen geweest van circa 300.000 ton ten opzichte van het vorige jaar en circa 420.000 ton ten opzichte van het gemiddelde van de drie daaraan voorafgaande jaren. Fabrieksaardappelen nu ook voor consumptieverwerking De fabrieksaardappelen die in het verleden alleen maar mee telden voor de zetmeelindustrie beginnen nu ook een woordje mee te spreken in de markt voor de consumptie aardappelen. Het blijkt dat in Nederland ongeveer evenveel consumptie-aar dappelen geteeld worden als fabrieksaardappelen. Deze worden uitsluitend geteeld op met de industrie afgesloten contracten en in het Noordoosten van ons land, waar ook de fabrieken geve stigd zijn. In het verleden ging men er van uit dat deze aardappelen geheel buiten het marktgebeuren bleven, maar in het verslagjaar en ook bij de oogst 1976 met zijn hoge prijzen voor consump tie-aardappelen is dit anders gelopen. Door de verbouw van aardappelmoeheidresistente rassen en de toepassing van bode montsmetting is een zeer intensieve teelt ontstaan. De Planten- ziektenkundige Dienst staat toe dat éénmaal in de twee jaar aardappelen op hetzelfde perceel worden geteeld, mits gebruik wordt gemaakt van aardappelmoeheidresistente rassen gecom bineerd met bodemontsmetting. Hierdoor is de gemiddelde op pervlakte per bedrijf erg hoog, namelijk 9,1 hektare tegenover in Zeeland 3,86 hektare. Gedurende twee jaar van overvloedige oogsten en minder goede kwaliteiten van de kleibintjes werd een hoeveelheid daarvan naar de zetmeelindustrie verladen. Thans zien we een tegenge stelde stroom als gevolg van hoge prijzen in de consumptiesec tor. In het kader van het samenwerkingsverband Agrico-Holland werd na rijp beraad besloten om een deel van de bij de leden van de coöperatieve zetmeelindustrie Avebe ter beschikking ko mende aardappelen via onze kanalen af te zetten, dit in verband met de hoge prijzen. Door een intensievere keuring en begelei ding en het kiezen van de juiste bestemmingen voor de diverse rassen en kwaliteiten kon deze aardappelstroom, in het belang van zowel fabrieksaardappeltelers als consumptie-aardappelte lers een weg vinden, meestal naar de industriële verwerkers, zonder dat de markt hiervan hinder ondervond, aldus vermeld het jaarverslag van de aardappelafzet organisatie. Poolse aardappelen naar Italië Italië heeft van de Europese Commissie toestemming gekregen een extra-contingent van 12.000 ton aardappelen uit Polen in te voeren. 9

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1977 | | pagina 9