D e boer kan een keuze doen uit nog steeds
een groot aantal soorten. Wanneer de kali als
bouwplanbemesting in de vorm van kali-60 in
het najaar of winter gegeven is of bij het nor
male systeem vroeg in het voorjaar gegeven
wordt, kan het aantal soorten beperkt worden.
D e stikstof op graszaadpercelen dient zo
mogelijk reeds omstreeks half februari te wor
den gegeven. Uitstrooien over sneeuw of diep-
bevroren grond is ongewenst, aangezien dit
verbranding kan veroorzaken. Het strooien
dient met de nodige zorg te gebeuren. Een on
regelmatige verdeling van de stikstof bevordert
het optreden van ziekten, veroorzaakt soms le
gering en schaadt derhalve de opbrengst.
D e fosfaatgift voor aardappelen en suiker-
W,
D,
D<
D e stikstofgift bedraagt voor koolzaad 160 a
190 kg N per ha. Evenals in karwij kan in het
voorjaar nog een onkruidbestrijding uitge
voerd worden met 3 kg Legurame per ha. Al
leen toepassen in gezonde gewassen, waarover
geen twijfel testaat t.a.v. uitrijden.
B ij erg ongelijke ligging van de ploegsneden
is op zware grond een voorbewerking over de
vorst voor suikerbieten en fijne gewassen zoals
blauwmaanzaad op zijn plaats. Hierdoor kan
met een ondiepe bewerking voor het zaaien
volstaan worden en krijgt men een goed bezakt
zaaibed.
Bemesting
Ook bij losse verwerking van kunstmest is men
aangewezen op een sterke beperking van het
aantal soorten. Het goedkoopste en gemakke
lijkste is dan de keuze van N-P meststoffen. De
kali wordt dan als bouwplanbemesting in het
najaar voor een periode van 4 jaar allemaal
voorafgaand aan de aardappelen gegeven om
dat dit gewas vooral in verband met de blauw-
gevoeligheid hiervoor het meest dankbaar is.
De uien krijgen in zo'n bouwplanbemesting
nog wel apart kali. Als N-P meststof nemen we
dan 26 14 4- 0 of 23 23 0, afhankelijk
van de fosfaattoestand en de hoogte van de
stikstofgift.
De tarwe zal zeker na aardappelen weinig op
fosfaat reageren, zodat dit gewas ook wel alleen
met kalkammonsalpeter kan worden bemest.
Stikstofbemesting
D oor het vele onderzoek dat de laatste jaren
ten aanzien van de stikstofbemesting is ver
richt, wordt het vaststellen van de hoogte van
de stikstofgift met name voor de granen veel
meer een kwestie van een verantwoorde keuze
op basis van de aanwezige stikstofvoorraad in
het profiel, dan van alleen maar een jarenlange
ervaringswijsheid. Dit jaar vraagt de hoogte van
de stikstofgift op de gevoelige gewassen als
granen en vlas bijzondere aandacht en voor
zichtigheid. Het profielonderzoek op stikstof
doet vermoeden dat er dit voorjaar een grote
hoeveelheid N in de grond aanwezig is.
Na de extreem droge zomer van '76 is er in
september en oktober enorm veel stikstof uit de
organische stof in de grond gemineraliseerd.
Afgelopen najaar werd daarom gesproken van
een tweede meimaand. Deze stikstof is beslist
op het onbegroeide land niet allemaal uit de
grond verdwenen. Van uitspoeling is tot nu toe
weinig sprake. Op veel plaatsen hebben we de
drains nog nauwelijks zien lopen. Alleen het
bietengewas heeft veel van deze stikstof opge
nomen, wat resulteerde in een zeer laag sui
kergehalte. Het bietenland zal dan ook veel
armer zijn aan stikstof. In een apart artikel zal
hieromtrent in de tweede helft van februari na
dere informatie worden gegeven, nadat de ge
gevens bekend zijn.
Op percelen waar verdroogde aardappelen en
uien hebben gestaan, is nogal wat N achterge-
bieten vraagt extra aandacht, Naangezien de
analyses van het grondonderzoek veelal lage
fosfaatcijfers aangeven.
Vooral bij het weglaten van fosfaat op winter
tarwe verdient het aanbeveling de gift voor
hakvruchten met de hoeveelheid voor tarwe te
verhogen.
Aardappelen en suikerbieten reageren hierop
met een gunstige beginontwikkeling, wat na
genoeg altijd een zeer rendabele aanwending
blijkt te zijn.
Ten aanzien van het tijdstip van aanwending
verdient het aanbeveling, indien nachtvorst het
mogelijk maakt, zowel de stikstof als de fosfaat
reeds vanaf eind februari te strooien. Dit voor
komt bij bieten het risico van zoutschade, be
vordert de opname van fosfaat en verhoogt
bijna altijd de suikeropbrengst per ha.
Karwij
D it gewas vraagt zo spoedig mogelijk in het
voorjaar een N-gift van 80-120 kg per ha. In
dien geen najaars N-bemesting is gegeven,
dient in het voorjaar 30 kg N extra te worden
gestrooid. Wat de chemische onkruidbestrij-
ding betreft hebben we de beschikking over
diverse middelen. Komt er vooral duist en
muur en/of kamille voor, dan verdient 10 a 15
kg IPC de voorkeur; bij veel muur en ook
straatgras 4-6 liter Chloor-IPC. Bij grote on
kruiden, waaronder kamille, is nu ook 3-5 liter
Gramoxone toegelaten.
en dan liefst hooi. Uit de analyses blijkt dat de
verhouding eiwitizetmeelwaarde vrij nauw is.
Men dient hier ook rekening mee te houden bij
de samenstelling van het rantsoen.
De meeste melkkoeien zitten nu in het begin
van hun lactatie. Probeer vooral nu de dieren
goed te voeren. Bereaen de rantsoenen vrij
nauwkeurig, zodat U weet hoeveel krachtvoer
er verstrekt dient te worden.
Koeien die 30 kg melk produceren, dient
men minimaal 6-7 kg droge stof in de vorm van
structuurhoudend ruwvoer te geven. Daarnaast
zal veelal nog 10 kg krachtvoer nodig zijn.
Wordt onvoldoende gevoederd dan betekent
dit verlies aan melk.
De eerste 100 dagen van de lactatie zijn erg
belangrijk voor een goede jaarproduktie per
koe.
In deze maand zal ook weer gedacht moeten
worden aan de stalperiode '77/'78. We moeten
nu alweer plannen maken voor de voederwin
ning deze zomer en najaar. Regeren is voor
uitzien. Dat geldt ook voor de melkveehouder.
Actualiteiten 9 van het C.A.R. te Goes zal vol
ledig aan het graslandgebruik gewijd worden.
Hierin zal uitvoerig het opstellen van een gras
landgebruiksplan behandeld worden. Dit
nummer van de serie Actualiteiten zal in maart
a.s. verschijnen. Op de meeste bedrijven zal
aan het eind van het stalseizoen alle ruwvoer
opgevoederd zijn. Daarom is het aan te raden
om bij het opstellen van het voederplan de
oppervlakte voedergewassen wat ruim te ne
men, zodat enige reserve aan ruwvoer voor
weideseizoen 1978 kan gevormd worden.
Eind deze maand of begin maart zal de eerste
stikstofgift weer over het grasland worden ge
strooid. Op de eerste percelen voor beweiding
en de percelen voor voordroogkuil is een stik
stofgift van 100-125 kg N per ha aan te bevelen.
vraagt het voeren van voederbieten meer ar
beid dan snijmais.
We moeten echter ook niet vergeten dat de
ZW-opbrengst van voederbieten xh maal
die van snijmaïs kan zijn.
3uilenbrand bij snijmaïs
In 1976 kwam vrij veel builenbrand voor in
snijmaïs. Veel van deze schimmels zijn op de
grond achtergebleven. «Het is af te raden om dit
jaar snijmaïs te telen op percelen waar vorig
jaar veel builenbrand in de snijmaïs voor
kwam. De sporen blijven in de grond achter en
blijven tenminste 4 jaar kiemkrachtjg.
Zou 1977 weer een gunstig jaar worden voor
builenbrand, dan zou er bij opnieuw snijmaïs
zaaien op een besmet perceel een opbrengst-
derving kunnen ontstaan. Vólgens de Rassen-
lijst is er van ras tot ras een versdhil in resi
stentie dat aangegeven wordt met de cijfers 6
Vi-8. Dit verschil is te klein om er in de praktijk
rekening mee te houden. Andere eigenschap
pen dienen de doorslag te geven.
Eedrijfsverzorgingsdienst
Ben tedrijfsongeval of ziekte kan zich snél
voordoen. Jaarlijks komen minder tot zeer
ernstige bedrijfsongevallen voor. Dit zal ook in
1977 vermoedelijk het geval zijn. De melkvee
houderij is een kwetsbare tak bij ongeval of
ziekte. Het is dan ook verbazingwekkend, dat
zoveel melkveehouders het risico durven dra
gen om geen lid van de bedrijfsverzorgings-
dienst in hun gebied te zijn. Des te meer leden
in een gebied zijn, des te groter kan de service
zijn van deze dienst door meer mankracht.
Grondbewerking
bleven. Voor de wintertarwe heeft een gedeelde
stikstofgift verre de voorkeur, zodat later nog
bijgestuurd kan worden, terwijl een 2e gift te
vens de opbrengst en bakkwaliteit gunstig kan
beïnvloeden. Verder is het gewas dan minder
gevoelig voor ziekten.
Op meerdere percelen zal wellicht een eerste
gift beter achterwege kunnen blijven. Gezien
de stand en standdichtheid van het gewas lijkt
een zeer' vroege stikstofbemesting helemaal
niet zo noodzakelijk.
Tot begin februari kan nog opgave worden ge
daan voor het nemen van stikstofmonsters bij
de monsternemers van het Bedrijfslaborato-
rium voor Grond- en Gewasonderzoek te Oo
sterbeek. Dit is mogelijk voor de granen,
waarvoor het advies via de computer wordt
gegeven. Voor aardappelen en suikerb&ten is
het eveneens mogelijk, alhoewel dit nog in het
proefstadium verkeert. Het advies voor deze
gewassen zal nog door het C.A.R. worden ver
zorgd. De kosten bedragen inclusief 3.T.W.
56,22 voor abonnees en 66,14 voor niet-a-
bonnees.
Bemesting graszaad
Bemesting hakvruchten
e zijn hopelijk weer halverwege het stalseizoen. Op de meeste bedrijven wordt uitgekeken
naar een voorjaar met een vroege weidegang. Het vooruitzicht dat het een duur stalseizoen zou
worden is uitgekomen.
Ondanks de schaarse ruwvoederpositie is de melkproduktie op de meeste bedrijven bevredigend,
dankzij de aanvulling met extra krachtvoer.
Deze maand zullen weer plannen moeten worden gemaakt ten aanzien van de veebezetting en
voedervoorziening in 1977. Hierbij zal men weer van een normaal groeiseizoen met normale
opbrengsten uit moeten gaan.
Veevoeding en voedervoorziening
e meeste veehouders hebben voor deze
stalperiode hun aanwezig ruwvoer beter beke
ken dan voorgaande jaren. (De hoeveelheid
was ook beter te overzien). Dit stalseizoen moet
er ook weer worden gerekend om vooral toe te
komen met het aanwezige ruwvoer.
Het is nu, midden stalperiode, nodig om nog
maals het aanwezige ruwvoer op te nemen en te
bekijken wat er nu nog per dag gevoerd kan
worden. Bij deze tussentijdse balans kan het
mee- of tegenvallen. Men kan nu nog bijsturen.
Veel bedrijven hebben graskuil van vorig na
jaar. Uit de analyses blijkt dat de ammoniak-
fractie hoog tot veel te hoog is. Wees dus voor
zichtig met het voeren van dit spul. Het zou
verleidelijk zijn om meer te gaan voeren, daar
de dieren deze graskuil soms toch graag opne
men. Om grote hoeveelheden van najaarskuil
aan jongvee te voeren is ook af te raden. Voer
naast de najaarskuil voldoende ander ruwvoer
Voor latere beweidingspercelen kan de stik-
Voedergewassen
e teelt van snijmais is niet goedkopp. Dit
komt doordat bijna al het werk van .zaaien-, tot
en met oogsten door de loonwerker vwordt:ge-
daan. Eigen arbeid Jean men heel weinig'kwijt
bij de teelt van snijmais. De teelt isechter-niet
meer weg te denken op de grotere-melkveebe
drijven en vleesveebedrijven.
Voor sommige gemengde bedrijven met teen
kleine veestapel zou het misschienihet-overwe-
gen waard zijn om een gedeelte van-de suiker-
bieten op te offeren voor voederbieten. In,de
plaats van snijmaïs dient dan wel een gewas
met een hoog saldo verbouwd te .worden.
Bij de teelt van voederbieten rijn .de directe
kosten veel lager dan hij snijmaïs. De arbeid
die bij de oogst aangewend moet worden, moet
men niet onderschatten. Ook in de winter
Deze middelen zo spoedig mogelijk na de
winter toepassen voor de hergroei van de kar
wij. Het middel Legurame werkt zowel tegen
duist en straatgras als tegen (niet te grote)
muur. Bij aanwezigheid van veel muur wordt
het mengsel 6 liter Legurame vloeibaar 1,5
2 liter Chloor-IPC aangeraden. Tegen kamille
en kruiskruid werkt Legurame niet.
Wanneer de stand van de karwij dusdanig is
dat de kans op uitrijden aanwezig is, moet het
gebruik van Legurame ontraden worden. Dit
i.v.m. risico's voor het dan te zaaien gewas. Tot
Rundveehouderij
15 cm gewaslengte is 2-3 kg Aresin toe te
passen, dat tegen zaadonkruiden een lange
nawerking heeft.
Koolzaad
«st-
Uit de analyses van de vorig najaar ingekuilde
graskuilen blijkt dat de verhouding eiwit-/zet-
meelwaarde vrij nauw is.
Koeien die 30 kg melk produceren dient men minimaal 6-7 kg droge stof in de vorm van
struktuurhoudend ruwvoer te geven
Alle machinee dienen goed te worden nagezien
en onderdelen tijdig vernieuwen
21