Vooruitzichten
konsumptieaardappeien
oogst 1977
Zoetstof uit mais nadelig
voor suikerbietenteelt
Vestiging Iso-glucose pro-
duktiebedrijf baart zorgen
ER VALT WEINIG TE VOORSPELLEN
W. AUKEMA,
hoofdafdeling Akkerbouw Landbouwschap
Wanneer men mag aannemen, dat deze trend redelijk in
overeenstemming is met de werkelijke ontwikkeling van de
verhouding tussen vraag en aanbod, betekent dit dat er in
1977 in de gehele EG (uitgaande van een normaal opbrengst
niveau) eigenlijk een inkrimping van het areaal zou moeten
plaatsvinden van globaal 10 ten opzichte van het jaar
1976.
IIOEWEL er thans een betrekkelijke rust bestaat op
de konsumptieaardappelmarkt, is iedereen nieuws
gierig naar de verdere afloop van de afzet van oogst
1976.
Belangrijker is het evenwel om eens een blik vooruit
te werpen naar de oogst 1977. Velen vragen zich name
lijk af of na twee financieel zeer succesvolle aardappel
jaren het gevaar niet levensgroot is, dat men stevig ach
ter de markt aan gaat telen. En als dat eens gepaard
zou gaan met een normale, laat staan goede opbrengst
per hectare, zijn dan de gevolgen wel te overzien?
Ook de hoofdafdeling Akkerbouw van het Landbouw
schap heeft zich hiermee beziggehouden. Het is evenwel
een hachelijke zaak om bij aardappelen ook maar iets
te voorspellen, want aardappelen rollen elk jaar weer
anders dan de meeste mensen verwachten. Daar komt
bij, dat de marktpositie in Nederland niet zo zeer wordt
bepaald door datgene wat er in ons land gebeurt, maar
veel meer door de situatie van vraag en aanbod in de
gehele EG. Toch valt er wel iets van te zeggen.
ONTWIKKELING VAN DE PRODUKTIE
DE LAATSTE TIEN JAREN
TOT voor een paar jaren was vrijwel iedereen ervan
doordrongen, dat de totale oppervlakte aardappelen
in de EG elk jaar zou moeten verminderen, als gevolg van
enerzijds de toenemende ha-opbrengsten en anderzijds de
dalende consumptie per hoofd van de bevolking. Veelal ge
dwongen door de matigd financiëM uitkomsten is het totale
areaal de laatste tien jaren in de gehele EG gemiddeld dan
ook gedaald met globaal 50 k 100.000 ha/jaar.
Deze trend heeft zich doorgezet tot en met de oogst 1975,
maar met ingang van het teeltjaar 1976 is deze lijn horizon
taal gaan lopen. Wanneer men de oude trend zou doortrek
ken, dan zou er in 1976 75.000 ha minder moeten zijn
geteeld dan in 1975 en zou het areaal in 1977 nog eens met
75.000 ha moeten worden ingekrompen.
IN T KORT
Zelfs bij een gelijkblijvend areaal in 1977 én een
normale opbrengst per hectare én bij een normaal
konsumptiepatroon in de EG, lijkt de produktie al
<aan de ruime kant.
Er is evenwel een aantal omstandigheden op grond
waarvan verwacht kan worden, dat het areaal in de
EG eerder zal toenemen) dan afnemen, terwijl nauwe
lijks mag worden aangenomen dat de konsumptie
zich binnen één seizoen volledig zal herstellen.
Het is niet reëel om vooil de derdf maal in succes-
- sie lage ha-opbrengsten te verwachten ten gevolge
van bijzondere weersomstandigheden en/of een min
der goede gezondheid van de gewassen in verband
met de nogal omvangrijke virusinfectie in het poot-
goed voor oogst 1976.
Op grond van een en ander heeft de hoofdafdeling
Akkerbouw zorgen omtrent de ontwikkeling van de
marktpositie van de konsumptieaardappeien voor het
volgend jaar. Zij beseft evenwel, dat een eventuele
inkrimping van het areaal alleen in Nederland nauwe
lijks invloed heeft op de marktpositie als geheel. Daar
voor is de omvang van de Nederlandse aardappelteelt
in het geheel van de EG te gering. Maar misschien is
het wel juist om de individuele teler erop te wijzen
dat het verstandig is om even goed na te denken al
vorens duur pootgoed in de grond te stoppen, zeker
wanneer men daarmee de normale, gebruikelijke op
pervlakte gaat uitbreiden.
Er was reeds sprake van een daling in de aardappelkon-
sumptie, door de hoge prijzen is dit verder in de hand ge
werkt.
DE BELANGRIJKSTE FAKTOREN
|^E meest ongewisse faktor is uiteraard het weer tijdens
het groeiseizoen. Lag de gemiddelde opbrengst per
hectare in de EG in de jaren 1971, 1972 en 1973 vrij con
stant op 2*31 ton, voor de jaren 1974, 1975 en 1976 lagen
deze globaal op 28,5, 24,4 en 21,2 ton (voorlopig). Hoewel
het weer zich niet laat voorspellen, moet het statistisch toch
hoogst onwaarschijnlijk worden geacht, dat hierdoor voor
het derde jaar in successie weer opbrengsten zouden wor
den veroorzaakt, die aanzienlijk beneden een normaal te
achten niveau liggen.
Handhaving van het areaal op het huidige niveau, zou
reeds kunnen leiden tot een ruime produktie. Hoewel de
voeraardappelteelt in met name Duitsland sterk is inge
krompen, is deze waarschijnlijk toch goed lonend geweest.
Een groter deel dan normaal is in de konsumptiesektor te
recht gekomen. De verdergaande inkrimping zal hierdoor
worden afgeremd. Voorts lijkt het niet onwaarschijnlijk,
dat de vroege aardappelteelt in de zuidelijke landen begin
1977 door het hoge prijspeil zal worden gestimuleerd. Het
is overigens de vraag of de hoge pootgoedprijzen een wer
kelijke belemmering op zullen leveren voor de uitbreiding
van de vroege en late aardappelteelt. Dit is in elk geval het
vorige teeltjaar niet gebleken. Men heeft juist ervaren dat
met deze hoge pootgoedprijzen toch nog wel een rendabele
produktie mogelijk is. Overigens zal het „poten uit eigen
zak" (konsumptiepartijen), zeker in het buitenland, enige
uitwijkmogelijkheden bieden.
De konsumptie per hoofd is de laatste jaren regelmatig
dalende en dit zal zeker door de jaren 1975 en 1976 nog zijn
versterkt. Recente tamelijk betrouwbare cijfers van de con
sumptie in Engeland wijzen in de richting van een daling
van circa 25 van 1974 ten opzichte van 1976, terwijl in
Duitsland in 1975 in vergelijking met 1974 een duidelijke
daling te zien was. Het lijkt niet waarschijnlijk, dat het oude
konsumptiepatroon zich binnen een jaar zal herstellen, hoe
wel de ekonomische recessie in deze misschien een gunstige
invloed zou kunnen uitoefenen.
NOTITIES BIJ DE BEWAARKWALITEIT VAN UIEN
In de nieuwsbrief van het S.'N.UT.F. (Stichting Neder
landse Uien Federatie) worden enkele notities gemaakt
bij de bewaarkwaliteit van uien-
Door de abnormale groei-omstandigheden hadden de
uien op de meeste percelen weinig loof. De oogst vond
overwegend onder erg droge omstandigheden plaats.
Hierdoor kwam bij het oprapen van het produkt vrijwel
geen psse grond op de zeefketting van de opraapmachi-
ne terecht. Een goed transport van de uien werd bo
vendien belemmerd omdat in de meeste gevallen de om
vang van de legger hiervoor te gering was. De o.a. door
bovengenoemde oorzaken opgelopen beschadigingen wa
ren aanleiding voor het optreden van rot. In bepaalde
gevallen komt ook rot voor als gevolg van bolbeschadi-
ging door de larve van de mineervlieg. Bovendien blijkt
het opgeslagen produkt over het algemeen spruitlustiger
te zijn dan in voorgaande jaren. Door deze omstandighe
den is van het merendeel van de opgeslagen partijen de
bewaarkwaliteit minder goed dan in 1975. Met inacht-
name van het tijdstip waarop dit bericht verschijnt, is
voor de verdere bewaring het volgende van essentieel
belang.
De opt'male bewaartemperatuur ligt bij 0 tot 2° C.
Om in iuchtgekoelde ruimten deze temperatuur te be
reiken, moet telkens als de buitentemperatuur lager is
dan de temperatuur in de bewaarru'mte, worden ge
ventileerd Om vast te stellen wanneer moet worden
geventileerd, is een intensieve kontrole met behulp van
betrouwbare meetapparatuur noodzakelijk. Door broei
tijdens de bewaring kan ernstig kleurverlies ontstaan.
Dit betekent dat ook gedurende het verdere verloop van
de bewaarperiode de afvoer van ademLalingswarmte en
vocht niet verontachtzaamd mag worden.
Onder alle .omstandighedien heeft ventileren ter voor
koming van kondensvorming voorrang boven ventileren
ter verlaging van de temperatuur. Langdurig verblijf bij
temperaturen beneden 2° C. veroorzaakt bevriezings-
schade. Hiermede dient bij het ventileren tijdens vorst
rekening te worden gehouden. Het langdurig doorblazen
van lucht met een temperatuur beneden 4° C. is dan
ook niet verantwoord. Naarmate het voorjaar vordert,
wordt het door het oplopen van de buitentemperatuur
uiteraard moeilijker om een lage temperatuur te hand
haven.
Bij het spuiten van Let anti-spru'tmiddel Maleïne Hy-
drazide was het aantal percelen met een voor een suk-
sesvolle toepassing vereiste loofsituatie gering. Hierdoor
zal in vele gevallen het resultaat van de uitgevoerde be-
spuiting tefeurstellend zijn. Mede h'.erom zullen vele
in Iuchtgekoelde bewaarruimten opgeslagen partijen
snel versleten zijn- Voor de late levering komen waar
schijnlijk alleen partijen in aanmerking die tijdig me
chanisch zijn ingekoeld.
Het Amerikaanse bedrijf Cargill, producent van Iso-
Glucose, heeft plannen om z'ch mogelijk met subsidie in
Nederland te vestigen.
Iso-Glucose is een zoetstof in vloeibare vorm, die wordt
gewonnen uit mais. Het produktieproces werd in Ame
rika ontwikkeld onder invloed van een schaarste op de
wereldmarkt van suiker enkele jaren geleden. Iso-Glu
cose is een stroopachtige substantie die geschikt is om
in suikerhoudende produkten te worden verwerkt. Iso-
Glucose is daarom een behoorlijke concurrent voor de
traditionele kristalsuiker.
Als Cargill naar Nederland komt, zal dat zijn weerslag
hebben op de suikerbietenteelt in ons land en op de
verwerkende industrie. In een schrijven aan het Land
bouwschap heeft de Suiker Unie haar bezorgdheid hier
over uitgesproken. Er zijn goede redenen om aan te ne
men, dat de produktie van dit bedrijf zal geschieden te
gen ongelijke concurrentievoorwaarden en wel in het na
deel van de Nederlandse suikerproducenten.
Onze kristalsuiker wordt namelijk belast met een
accijns van 4,34 per 100 kg, terwijl voor Iso-Glucose
geen accijns geldt. Daarnaast is het huidige EG-suiker-
beleid gebaseerd op quota's: boven een bepaald produk-
tieniveau ('het A-quotum) wordt een produktieheffing
aan suikerproducenten opgelegd, zodra de wereldmarkt
prijs van suiker onder het Gemeenschapsprijsniveau ligt.
De produktieheffing is afhankelijk van het exportver-
lies, dat dus optreedt bij uitvoer tegen 'n lagere wereld-
marktprijs. Als het aandeel van de Iso-Glucose op onze
binnenlandse of gemeenschappelijke markt toeneemt,
stijgt ook de suikerexport en het verlies daarop
Het Landbouwschap onderschrijft de bezwaren van de
Su ker Un:e en wijst opi'.et EG-principe van gelijke con
currentievoorwaarden, die ook in deze zaak gewaarborgd
dienen te zijn. Als argument voor eventuele vestiging.
Er wordt wel eens de vraag gesteld of boeren eikaars
konkurrcnten zijn. Nu zijn we zo ver, dat mais en suiker
bieten elkaar zullen bekonkureren.
met subsidie, kan de te schepen werkgelegenheid in
deze nieuwe industrie aangevoerd worden. Het Land
bouwschap meent, dat dit argument niet op kan wegen
tegen de nadelen voor de werkgelegenheid aan de hand
van een gedeeltelijke verdringing van onze suikerindus
trie en de teelt van suikerbieten, zodra een Iso-Glucose
fabriek gebouwd wordt.
Het valt nu nog niet in een percentage uit te druk-
ken wat het marktaandeel van de Iso-Glucose industrie
zal zijn en welke consequenties daaraan verbonden zijn
voor de bietenteelt.
VERLIES AAN ARBEIDSPLAATSEN
Als vuistregel wordt aangenomen, dat voor de verwer
king van 30 ha su kerbieten in Nederland 1 man op jaar-
bais in de verwerkende industrie nodig is, terwijl de ar
beidsintensiteit per eenheid produkt n de ilso-Glucose-
industrie veel geringer is. Aangenomen moet worden,
dat de vervangende werkgelegenheid door de komst van
Gargill niet opweegt tegen het eventuele verlies van
arbeidsplaatsen in de bietsuikerindustrie. Eveneens dient
reken'ng gehouden te worden met de werkgelegenheid,
die voortvloeit uit het bietentransport en de toeleve
ringsbedrijven,
Dat werkgelegenheidsaspect geldt ook ten aanzien
van de bietenteelt. Wanneer een deel van de bietenteelt
wordt verdrongen onder invloed van de Iso-Glucos pro
duktie, zal de vrijgekomen oppervlakte waarschijnlijk
gebruikt worden voor de graanteelt. Deze is echter veel
nrnder arbeidsintensief. Dit zal gevolgen hebben voor
de financiële resultaten van de betreffende bedrijven
en zal op lange termijn het aantal beschikbare arbeids
plaatsen doen verminderen.
LANDBOUWSCHAP WIL GARGILL WEREN
Het Landbouwschap heeft minister Lubbers verzocht
in dit gevai geen vestigingsfaciliteiten te verlenen aan
Gargill. Mede met het oog op de mogelijkheid dat een
eventuele vestiging van het bedrijf verschoven zal wor
den naar andere lid-staten, is deze zaak ook onder de
aandacht gebracht van minister Van der Stee, die nu
ook voorzitter is van de Raad van Landbouwministers
van de EG en de heer Lardinois.
Tevens zal het Landbouwschap andere landbouworga
nisaties in de EG-landen verzoeken een zelfde standpunt
in te nemen Dit betreft in Let bijzonder Belg dat voor
Gargill als alternatief land van vestiging zou gelden.