De ontwikkeling van het gladiolen-areaal P
D e doorgetrokken lijnen in grafiek II, geven een voortschrijdend vijfjarig gemiddelde aan. Bij
de kralen is er een min of meer regelmatige daling en bij de pitten een stijging in de vijfjarig
gemiddelde oppervlakte te konstateren.
N aast de oppervlaktegegevens vermeldt de statistiek-een indexcijfer. Hierbij wordt er van
Die rassen telen, die werkelijk gevraagd worden
In het kort
18
De oppervlakte in procenten
Consulentschap Tuinbouw Goes. AE. Stienstra
- Het achter de markt aan lopen in de gladiolenteelt zal vermoede
lijk wel zo blijven, hoewel het voor allen wenselijk zal zijn dat er een
stabieler areaal kralen en pitten komt.
- Via de diverse media worden er allerlei voorstellen aangedragen
om tot een beter produktiebeleid te komen. De woorden producen
tengroepering, en/of telerskombinatie e.d. zijn algemeen gebruike
lijk in de bloembollenteelt. Om bij de gladiolenteelt te blijven, lijkt
het ons wenselijk aan de basis te beginnen. Als nu, de betrekkelijk
kleine groep plantgoedproducenten eens gingen praten met de ex
porteurs/handelaren van gladiolen en in dit gezamenlijk overleg
gingen vaststellen welke gladiolen er bij de afnemers werkelijk ge
vraagd worden. Dus niet welke gladiolen hier sympathiek overko
men, maar die rassen telen, welke de afnemer nodig heeft.
- Het vaststellen van de gebruikswaarde van rassen in diverse cate
gorieën zou nodig zijn. De plantgoedproducent kan hier dan reke
ning mee houden en voor dat plantgoed zorgen, waar ook werkelijk
vraag naar bestaat. De telers van de grote gladiolen kunnen dan ook
op korte termijn al aan de vraag van de afnemers voldoen. Het komt
nog vaak voor dat als er van een gevraagd ras een tekort is, een
vervangend ras wordt geleverd.
- Om tot een betere harmonie voor de gehele gladiolenteelt te
komen, kunnen wellicht ook de veilingen meehelpen. Ook via hun
computers, waarin zich waarschijnlijk veel nuttig materiaal bevindt,
kunnen zij ook hun steentje bijdragen!
DE ONTWIKKELING VAN HET GLADIOLENAREAAL
.A. Is we de gladiolenstatistieken vanaf 1952 bekijken, valt op dat de oppervlakte gladiolenkralen
en -pitten sterk variabel is geweest, het ene jaar hadden we het probleem dat er te veel gladiolen
waren en in een ander jaar bleek dan een tekort te zijn (grafiek I). Zijn er te veel gladiolen dan
zullen we dat veelal merken door de matige prijzen die er worden gemaakt. Zijn er te weinig, dan
worden er hoge tot zeer hoge prijzen betaald.
Hoge prijzen brengen mee, dat de interesse voor de gladiolenteelt weer toeneemt, met als gevolg
dat het areaal na één jaar of na enkele jaren zodanig uitbreidt, dat hierdoor weer een teveel aan
knollen wordt geproduceerd. Bij een teveel aan knollen worden weer matige prijzen gemaakt, met
het gevolg dat er weer een krimp ontstaat.
Grafiek I
Tc
/toe
ifO,
,iec
>Coe
'200
'ieo
"oo
/ooo
9"
Ooo
roe
t/OO
Joo
too
ha
er'/akit bitten
Totaal opper ï/ahta krahe/t.
/yn n -n- rl sp ïf Ie 1/ te Ij li te- -tt lp pi -/J -fi -/r -jb
De termen "varkencyclus" en/of "achter de markt aanlopen" zijn van toepassing op de gladio
lenteelt. Het achter de markt aanlopen zal vermoedelijk wel zo blijven, al lijkt het ons wenselijk
dat er een stabieler areaal komt. Dit zowel voor de teler, als voor de handel!
Het bovengenoemde feit van grotere en kleinere oppervlakten is geen nieuws. Wel kan het nuttig
zijn de cijfers die ons tot nu toe ter beschikking staan eens op een rijtje te zetten. En deze cijfers die
in dit artikel worden vermeld, komen uit de gladiolenstatistieken van de Ned. Gladiolus Vereni
ging, welke verzameld zijn door de Bloembollen Keurings Dienst.
Vijfjarig gemiddelde oppervlakte
Niettegenstaande dat de oppervlakten van zowel kralen als pitten per jaar aan grote schomme
lingen onderhevig zijn, kunnen we in grafiek II zien dat er toch een zekere lijn in de 5 jarig
gemiddelde oppervlakten kralen en pitten aanwezig is.
De vijfjarige gemiddelde oppervlakte kralen en pitten over de laatste perioden was:
kralen pitten totaal
1968 t/m 1972 433 ha 1772 ha 2205 ha
1969 t/m 1973 432 ha 1831 ha 2263 ha
1970 t/m 1974 397 ha 1859 ha 2256 ha
1971 t/m 1975 363 ha 1807 ha 2170 ha
1972 t/m 1976 353 ha 1840 ha 2193 ha
Zou de lijn van de vijfjarige gemiddelde oppervlakte kralen zich in dezelfde richting doorzetten,
dan betekent dit een nog verdergaande inkrimping van het kralenareaal. Gezien de bovenstaande
gegevens, is een areaal kralen van 350 ha voldoende. Groot genoeg om een voldoende areaal
pitten te kunnen telen en de exporteurs van plantgoed te voorzien.
Bij de pitten is er vanaf 1967 een forse stijging geweest met het 5 jarig gemiddelde. Het 5 jarig
gemiddelde over de periode 1965 t/m 1969 was 1564 ha en is gestegen naar 1859 ha over de
periode 1970 t/m 1974. D.w.z. een stijging van 295 ha pitten. Hierna was er een daling van het 5
jarjg gemiddelde naar 1807 ha pitten wat door de lage oppervlakte in 1975 werd veroorzaakt. Door
1976 is het 5 jarig gemiddelde weer gestegen naar 1840 ha pitten.
e oppervlakte kralen en pitten worden in de statistieken tevens verdeeld in procenten. Dit om
na te kunnen gaan hoe groot het kralen resp. pitten areaal is ten opzichte van het totaal.
Oppervlakte kralen en pitten totaal 100%. Het gemiddelde percentage kralen en pitten over de
periode 1952 t/m 1976 is resp. 22 en 78%.
Het 5 jarig gemiddelde percentage over de laatste perioden was:
kralen pitten totaal
1971 t/m 1975 17% 83% 100%
1972 t/m 1976 16 84% 100%
Er blijkt dat met een steeds kleiner areaal kralen een groter areaal pitten geteeld kan worden. De
steeds verder gaande teelttechnische ontwikkeling, specialisatie in de plantgoedteelt en het ge
bruik van systemische middelen zullen hieraan hun bijdrage geleverd hebben.
Het indexcijfer
uitgegaan dat de totale oppervlakte van 1951 (1900 ha) op 100 is gesteld (grafiek III).
Uit de statistiek blijkt dat na 1951 het indexcijfer 17 maal hoger en 8 maal lager dan 100 is geweest.
Over de periode 1952 t/m 1976 was het indexcijfer:
17 maal hoger dan 100 288 punt
8 maal lager dan 100 7^punt
214 punt in 25 jaar
d.w.z. ruim 8,5 punt gemiddeld. Wat inhoudt dat over deze periode het totale areaal gemiddeld
2062 ha was. Het 5 jarig gemiddelde indexcijfer over de periode 1971 t/m 1975 was 114 en over de
periode 1972 t/m 1976 115. Dit komt overeen met een totale oppervlakte gladiolen van 2166 resp.
2185 ha. Misschien zou het indexcijfer eens aangepast moeten worden aan dé thans geteelde
oppervlakten, welke een reëler beeld geven dan die van 26 jaar geleden. Bijv. zou 1971 2147 ha
op 100 kunnen worden gesteld.
1971 zou dan 100 worden i.p.v. 113
1972 zou dan 99 worden i.p.v. 111
1973 zou dan 108 worden i.p.v. 122
1974 zou dan 105 worden i.p.v. 119
1975 zou dan 94 worden i.p.v. 106
1976 zou dan 105 worden i.p.v. 119
Over de periode 1972 t/m 1976 was de verdeling kralen en pitten resp. 16 en 84%. Het totale areaal
op basis van hef indexcijfer over dezelfde periode was 115. Wat neerkomt op 2185 ha totaal. De
verdeling kralen en pitten wordt dan 350 ha kralen en 1835 ha pitten. Samenvattend is de
verdeling kralen en pitten over de laatste vijfjaar op basis van:
kralen
het vijfjarig gemiddelde 353 ha
het indexcijfer 350 ha
pitten totaal
1840 ha 2193 h
1835 ha 2185 ha
Nog regelmatig wordt er gezegd, als er meer dan 2000 ha gladiolen staan (kralen en pitten samen)
"dan zijn er te veel". Die 2000 ha kweekt een zodanige "stemming" dat dit merkbaar wordt in de
prijs.
Bekijken we de oppervlaktestatistieken, dan komen we tot de conclusie dat we regelmatig boven
de 2000 ha zitten. Ook volgens het vijfjarig gemiddelde en het indexcijfer, worden er de laatste
jaren meer dan 2000 ha gladiolen geteeld. Zelfs het gemiddelde over de periode 1952 t/m 1976 is
hoger dan 2000 ha. L
De ontwikkeling van het gladiolenareaal laat duidelijk zien dat die "z.g. 2000 ha niet meer van
toepassing is. Hiermee is niet aangegeven hoe groot het areaal pitten zou moeten zijn. om eep
redelijke afstemming van vraag en aanbod te krijgen.
Grafiek II
'S*°
'Soo
,/0C
,loo
iroo
H/oo
'Soo
ttoo
f/OO
1000
9oo
See
joe
éoo
roe
JjOO
Jeo
loo
ha
I Oppervlakte pitten en
r'-janj jemia/ete/eie
i
x
ifn 'rt n rr rl r/ rs sy te t, -it -is it, is- lé lp le If p /t /J /I 'p'
Grafiek III
fochax to ha Ze opport'hak ha phao/, oh* h
/pr/= ioe s tpoo ha
/<jr/ i~t rj rf
rt rp SO s-f to 6, li éJ ie- 66 óp 6p ty jf/ /l fS ff /V Jb
Nu is dit nooit exact aan te geven omdat we met invloeden te maken hebben zoals de natuur, die
grillig kan zijn en het aanbod mede bepaalt. Aan de andere leant hebben we te maken met de ons
onbekende vraag naar gladiolen. Misschien kunnen de exporteurs c.q. handelaren in gladiolen
daar een antwoord op geven.
vervolg #p paa. 10