JAARVERGADERING
SUIKER UNIE
De toekomstige rol van de
suikerbietenteelt in de EEG
In de komende jaren
geen groei meer
Na enkele jaren van sterke groei is voor de bietenteelt
en de suikerindustrie een periode aangebroken waarin
de nadruk zal liggen op stabiliteit en consolidatie van
verworven posities. Als gevolg van een stagnerende
consumptie, beperkte afzetmogelijkheden op de wereld
markt en de opkomst van vervangende zoetmiddelen, is
de eerstkomende jaren geen verdere groei te verwach
ten.
Dit was één van de kernpunten in de rede die dr» H.
H. F. Wijffeit, direkteur Verwerking en Afzet van Agra
rische Produkten, bij afwezigheid van minister van land
bouw, mr. A. van der Stee, uitsprak t.g.v. de jaarverga
dering van de Suiker Unie op 21 december j.l. in het
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht.
TOEKOMSTIGE AFZETMOGELIJKHEDEN
Binnen de E.E.G. lijkt de suikerconsumptie zich te
stabiliseren even onder het niveau van 10 miljoen ton
en er zijn thans geen redenen te voorzien waarom in de
toekomst deze stagnatie weer in een belangrijke groei
zal overgaan
Een tweede mogelijkheid is afzet op de wereldmarkt.
Gedeeltelijk geschiedt deze afzet voor eigen rekening
van de suikerproducenten, als zogenaamde C-suiker of
magere suiker; gedeeltelijk ook voor rekening van de
Gemeenschap met medeverantwoordelijkheid van het
bedrijfsleven. De wijze waarop dit laatste gebeurt, dus
het exportbeleid van de E.E.G., ontmoet wel eens kritiek
bij het bedrijfsleven.
In de eerste plaats geldt deze kritiek, dat het vooi*
zieningsbeleid voorop zou staan, d-w.z. dat bij ihet af-
zetbeleid allereerst de consumptie in de E.E.G. wordt vei
liggesteld. Er bestaat binnen de marktordening suiker
een preferentie voor de afzet van binnen de E.E.G. ge
produceerde suiker. Het is derhalve logisch dat er bin
nen de Gemeenschap ook een preferentie voor de con
sumptie v^n deze suiker bestaat.
In de tweede plaats wordt als kritiek geuit dat er geen
aktief exportbeleid zou zijn. De vaststelling van de uit
voerrestituties, met behulp waarvan het grootste déél
van de suikeruitvoer plaats vindt, geschiedt via een
inschrijvingssysteem. Gunning vindt plaats op basis van
de hoogte van de wereldmarkt en een redelijke sprei
ding van de «hoeveelheden gedurende het jaar. De spre
ker meent dat dit systeem goedkoper is dan een vaste
exportrestitutie, hetgeen in verband met de medeverant
woordelijkheid voor de afzetverliezen, ook voor de sui
kerproducenten van belang is. Voorts vindt een sprei
ding van de risico's plaats
E.E.G.-WERELDMARKT
Momenteel blijkt de produktie in de wereld grote* te
zijn dan de afzetmogelijkheden met als gevolg toene
mende overgangsvoorraden en een_duidelijke daling van
de prijs op de wereldmarkt. Op dit moment ligt deze
wereldmarktprijs op ongeveer de helft van «het E.E.G.-
prijsniveau.
Bovendien is de situatie ingewikkelder geworden om
dat we thans ook met de fructosestropen rekening moe
ten houden, waarvan de produktie bij eventueel hogere
prijzen weer een extra stimulans zal ondervinden. Een
prognose over de wereldmarkt is dan niet goed doenlijk.
De opnamecapaciteit van de wereldmarkt voor suiker is
niet onbeperkt en grotere produktie dan de opname mo
gelijkheden leidt spoedig tot sterk dalende prijzen. Uit
het oogpunt van de afzet van E.E.G -overschotten en
vooral ook voor de inkomsten van ontwikkelingslanden,
die vaalc van de uitvoer van suiker afhankelijk zyn, is
dit een ongewenste situatie. Daarmede hangt samen, dat
naarmate de prijs op de wereldmarkt lager zal zijn, de
druk van de exporterende ontwikkelingslanden om te
komen tot een internationale suiker overeenkomst gro
ter zal worden.
In het voorjaar zal een onderhandelingsconferentie
plaats vinden over een ontwerpovereenkomst die zoals
in het verleden is gebaseerd op uitvoerquota. In E.E.G.-
verband wordt gemeend dat exportquota alleen geschikt
zijn bij een permanente surplussituatie. De E.E.G. geeft
daarom de voorkeur aan stabilisatie van de wereldmarkt
door middel van 'n meer flexibel voorraadsysteeim. Eerst
bij extreme prijssituaties zouden aanvullende verplich
tingen voor importerende en exporterende landen in
werking dienen te treden
Samenvatting van de afzetmogelijkheden in de ko
mende jaren: raming voor de E.E.G.-markt ongeveer 10
miljoen ton, tenzij de produktie van fructosestropen een
grote vlucht neemt. Wat de afzet op de wereldmarkt be
treft: betrekkelijk beperkte mogelijkheden, zeker bij het
voortduren van lage wereldmarktprijzen.
SUIKERPRODUKTIE IN DE E.E.G.
U tgaande van het huidige areaal van 1,8 1,9 miljoen
hectare en een gemiddelde ha-opbrengst, zal de suiker-
produktie in de Gemeenschap gemiddeld circa 11 miljoen
ton bedragen. Daarnaast heeft de Gemeenschap zich
verplicht jaarlijks een hoeveelheid van circa 1,3 miljoen
ton ruwe suiker uit de ACS-landen in te voeren.
Een derde voorzieningsbron vormt de produktie in de
E.E.G. van andere zoetmiddelen, zoals glucose en de
fructosestropen, op basis van zetmeel Glucose heeft
zich in de Gemeenschap geleidelijk een bepaalde plaats
veroverd zonder dat men zich in de suikersektor daar
al te grote zorgen over heeft gemaakt. Bij het nieuwe
produkt fructosestroop is dat bepaald anders in verband
met grotere gebruiksmogelijkheden en het feit dat het
voor vele gebruiksdoeleinden suiker direkt k£hi tférvan-
gen. De ontwikkeling van dit produkt binnen de Gemeen
schap zal id sterke mate bepaald worden doör het be
leid Van de È.E.G. en de nationale overheden terzake.
Het uitgangspunt dient te zijn dat technologische ont
wikkelingen en het aan de markt komen van nieuwe
produkten niet tegengehouden kunnen en ook niet moe
ten worden. Het beleid zal er wel op gericht moeten
zijn, gelijke concurrentievoorwaarden te scheppen. De
Raad van E.E.G.-«Ministers heeft reeds een beslissing
genomen die op deze concurrentieverhoudingen van in
vloed is. De produktierestitutie bij de verwerking van
mais tot fructosestroop zal volgend jaar worden beëin
digd. Daarnaast zijn er de verschillen die bestaan bij
het opleggen van accijns- Het ligt voor de hand produk
ten die elkaar kunnen vervangen in dit opzicht gelijk
te behandelen. Moeilijker wordt het, de juiste oplossing
te vinden voor de verschillen in concurrentie-omstandig-
heden tussen suiker en fructosestropen, die het gevolg
zijn van het quotasysteem en de medeverantwoordelijk
heid van de producent voor de afzetverliezen in de sui
kersector. Voorts is van belang dat suikerproduktie uit
sluitend plaats vindt op basis van in de Gemeenschap
geproduceerde bieten; terwijl de produktie van fructose
stropen, althans voorlopig nog, grotendeels op basis van
uit derde landen ingevoerde mais geschiedt. De Europese
Commissie bestudeert deze materie en zal naar verwach
ting begin volgend jaar met voorstellen op dit terrein
komen.
Industrieën in de E.E.G., die produktie van fructose
stropen of uitbreiding van hun bestaande produktieca-
paciteit overwegen, doen er verstandig aan zich te rea
liseren dat in de nabije toekomst verschuivingen in de
concurrentieverhoudingen kunnen en zullen worden aan
gebracht.
TOEKOMSTIG BIETENAREAAL
Bij* het huidige bietenareaal in de Gemeenschap en
een gemiddelde opbrengst zullen ongeveer 11 miljoen
ton suiker iworden verkregen. Met de ruim 1 miljoen
ton AOS-suiker meegerekend zal er bij een consumptie
van 10 miljoen ton een overschot van ongeveer 2 miljoen
ton suiker zijn. Deze moet worden afgezet op de wereld
markt.
Gezien de beperkte afzetmogelijkheden op de wereld
markt lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat het EJS.G-
areaal in de eerstkomende jaren niet meer belangrijk
kan worden uitgebreid. Het lijkt zelfs niet uitgesloten
dat als gevolg van de lagere prijzen voor de zogenaamde
halfvette (B) en magere suiker (C) de E.E.G.-bietente
lers zich in de komende jaren zelf al enige areaalbeper
kingen moeten opleggen.
geen eenheid is. Er bestaan grote verschillen in lonen,
belastingen, sociale lasten en andere kosten, zoals die
voor het behoud van het milieu. Bovendien wordt om
sociaal-economische redenen aan een bepaalde lidstaat
toegestaan met extra steun de eigen produktie te stimu
leren. Als gevolg van de waardeveranderingen van de
verschillende valuta's zijn zeer grote prijsverschillen
ontstaan. De beide extremen zijn pp. dit moment Duits
land en het Verenigd..Koninkrijk. Hét Verschil in prijs
niveau en dué ook het verschil in minimum-bietenprij
zen en de verwerkingsmarges bedraagt thans ongeveér
50 procent. Hét zal duidelijk zijn dat het onder deze om
standigheden, met Sterk Uiteenlopende economische en
monetaire ontwikkelingen, uiterst moeilijk zal zijn om
in de E E.G. voor 1977/'78 tot een realistische prijsvast
stelling te komen.
ONZE SITUATIE
Ons oorspronkelijk vastgestelde basisquotum van
550.000 ton suiker werd in 1974 tot 690.000 ton uitge
breid. 'Het bietenareaal is in de periode van 1968, het
begin van de E.E.G.-marktordening, tot heden toegeno
men van ongeveer 100.000 hectare tot bijna 140.000 hecta
re- De Nederlandse suikerproduktie heeft zich dus onder
het E.E.'G.-beleid gunstig ontwikkeld. De bijdrage van
de suikerindustrie aan onze nationale economie met een
jaarlijkse omzet van ruim 1 miljard en een werkne
mersbestand van ruim 3.000 personen is van grote bete
kenis. Voorts speelt de suikerindustrie een belangrijke
rol als grondstoffenleverancigr van eigen bodem voor
onder meer de produktie van suikerhoudende goederen,
alcohol en veevoer.
In de gunstige marktsituatie van de laatste jaren is
thans een wijziging gekomen. Door overschotten liggen
de suikerprijzen in de Gemeenschap op het interventie-
niveau. De wereldmarktprijzen zijn thans ongeveer dé
helft van die in de E.E.G. en de opbrengsten van enkele
bijprodukten zijn onder druk komen te staan. Tevens
zijn als gevolg van de inflatoire ontwikkelingen de pro-
duktiekosten van de suikerindustrie belangrijk gestegen.
Deze komen vooral tot uitdrukking in de toenemende
loon-, energie- en investeringskosten met name die op
milieugebied. Deze ontwikkelingen zullen ertoe leiden
dat de resultaten in de nabije toekomst minder gunstig
zullen zijn dan in de afgelopen jaren.
CONTRACTVORMEN
Tenslotte nog enkele opmerkingen over de te nemen
beslissingen inzake de contractvormen bij de bietenteelt
en het EE.G.-beleid na 1980, die mede een rol zullen
spelen bij de toekomst van de Nederlandse bietenteelt.
Het lijkt er op dat de suikermarkt meer dan verzadigd
is. Wij in het rijke Westen beperken ons vrijwillig in het
gebruik Daarentegen is suiker in veel ontwikkelingslan
den voor de gewone man een bijna onbetaalbare lek
kernij.
Gezien het bovenstaande en rekening houdend met het
Verband tussen suikerconsumpt'e en gegarandeerde hoe
veelheid, zijn de mogelijkheden tot uitbreiding van de
gemeenschappelijke basisquota, die m.i.v. 1980 moeten
worden herzien, gering.
VERDELING PRODUKTIE
In de meeste lidstaten heeft vooral als gevolg van de
uitbreiding van de basisquota in 1974 en de hoge suiker
en bietenprijzen van de afgelopen jaren, in het recente
verleden een areaaluitbreiding plaatsgevonden. Wanneer
de ACS-suiker, die grotendeels in het Verenigd Konink
rijk wordt ingevoerd, in de beschouwing wordt betrok
ken, zijn alle lidstaten vrijwel zelfvoorzienend of expor
terend Men kan zich afvragen, waarom de specialisatie
van de produktie dat wil zeggen produktie in die
gebieden van de Gemeenschap die voor de bietenteelt
het meest geschikt zijn en vanuit die gebieden voor
ziening van de tekortgebieden niet beter tot zijn recht
is gekomen.
■Diverse faktoren hebben daarbij een rol gespeeld. In
de eerste plaats de invloed van het quota-stelsel zelf, dat
remmend op de specialisatie heeft gewerkt. In de tweede
plaats het feit dat de EE.G. sociaal-economisch nog lang
Het is niet helemaal nieuw dat zoetstoffen uit mais wor
den gemaakt. Zo zijn er al zeker 25 produkten, buiten de
veevoedersektor te noemen, waarby mais een belangryk
bestanddeel uitmaakt.
Zolang de wereldmarktprijzen belangrijk onder het
E.E.G.-prjjspeil blijven, zullen de omvang van het bie
tenareaal en de resultaten tevens beïnvloed worden door
de keuze tussen het mengprijzen- en het contractstelsel.
De keuze die vorig jaar werd gemaakt voor het meng-
prijssysteem, geldt ook nog voor oogst 1977. Voor 1978
en 1979, de twee resterende jaren van de periode waar
voor de huidige basisquota gelden, zal opnieuw een keuze
worden gemaakt.
Naar de mening van de Europese Commissie mist de
individuele teler by het mengprijsstelsel de natuurlijke
rem op het areaal die de teler bij het concurrentiestelsel
ondervindt als gevolg van de lagere prijzen voor B- en
C-bieten. Ter compensat e is in het verleden voor de lan
den, die voor het mengprijsstelsel hebben gekozen, een
lager bijzonder B-quotum vastgesteld Het lijkt realis
tisch ervan uit te gaan, dat ook in de toekomst voor de
mengprijslanden lagere B-quota zullen worden vast
gesteld. Daarom is het raadzaam spoedig een diep
gaande studie van alle relevante faktoren te maken al
vorens te kiezen voor het in 1978 en 1979 toe te passen
systeem. Het is goed hier tijdig gezamenlijk aan te be
ginnen, zodat weloverwogen de. lijnen kunnen worden
uitgezet naar continuering van de vooraanstaande posi
tie die de bietenteelt en de suikerindustrie in Neder
landse agrar'sche wereld innemen.
IC