Begroting
Landbouwschap 1977
vastgesteld
Droogteschadehulp van provincie Noord-Brabant
3
Het bestuur van het Landbouwschap heeft de
begroting voor het jaar 1977 behandeld. De begro
ting zal nu ter goedkeuring voorgelegd worden aan
de Sociaal-Economische Raad.
De begroting is ingedeeld in een aantal diensten, waar
onder de gewone dienst en de bijzondere diensten. De
uitgaven voor de gewone dienst in het begrotingsjaar
1977 worden geraamd op 21.069.150,De dekking van
dit bedrag wordt grotendeels verkregen uit de algemene
heffing.
Ook voor komend jaar ziet de gewone dienst van het
Landbouwschap zich gesteld voor onontkoombare kos
tenstijgingen Om deze op te vangen, heeft de Begro
tingscommissie in haar advies voorgesteld het niveau
van de heffing met gemiddeld 17,5 aan te passen. De
Begrotingscommissie bestaat uit ondernemers- en werk
nemersvertegenwoordigers in de land- en tuinbouw.
Het dagelijks bestuur echter vond dit percentage van
17,5 te hoog. Het zou een te grote lastenverzwaring
betekenen, gezien de onzekere inkomenssituatie van gro
te groepen boeren en tuinders. In overleg met de Be
grotingscommissie kwam het dagelijks bestuur met het
voorstel'het niveau van de algemene heffing met gemid
deld 12,5 aan te passen. De dekking der meerdere
uitgaven zal geschieden uit de middelen van de algeme
ne reserve.
De bruto inkomsten uit de algemene heffing zullen
29.398.050,bedragen. Hiervan wordt ongeveer 35
(of 10.269.700,in mindering gebracht op grond van
de regeling contributie-aftrek Deze aftrek wordt ver
leend aan de leden van de stands- en vakorganisaties.
De bijzondere diensten zijn een belangrijk onderdeel
van de begroting van het Landbouwschap. De inkom
sten van de diensten worden o.m. verkregen via den
bestemmingsheffing in de vorm van opcenten (op de al
gemene heffing) en heffingen, die het Landbouwschap
rechtstreeks aan bepaalde produktiesectoren oplegt of
laat opleggen.
De opcenten algemene heffing zijn voor het jaar
1977 begroot op 1.759 600,Daarvan wordt
1.039.500,bestemd voor subsidiëring van het on
derzoek in de akkerbouw, veehouderij en tuinbouw.
De bijdrage aan de akkerbouw betreft vooral het
project chemische stro-ontsluiting van het Instituut
voor het onderzoek van de bewaring, de bewerking
en de verwerking van Landbouwprodukten (IBVL),
regionaal onderzoek, onderzoek bestrijding aardap-
pelcystenaaltje en het Proefstation groenteteelt vol
le grond, voor zover de werkzaamheden betrekking
hebben op akkerbouwmatige teelten van tuinbouw-
gewassen.
De subsidie ten behoeve van de veehouderij heb-
,ben voor een belangrijk deelbetrekking op de
Stichting Propaganda voor Nederlands Vee in het
Buitenland (VEEPRO) en het regionaal onderzoek,
terwijl de uitgaven in de tuinbouwsector bedoeld
zijn voor de drie proefstations, namelijk vollegronds-
groenteteelt, glastuinbouw en fruitteelt.
Verder worden uit de opbrengst van de opcenten op
de algemene heffing bijdragen verstrekt aan de
dienst bestrijding aardappelmoeheid 348.100,
en aan het praktijkonderzoek pluimvee 210.000,
De inkomsten van de bijzondere dienst garantiere
geling en exportbevordering pootaardappelen zijn
voor 1977 begroot op ƒ4,95 miljoen. De pootaardap-
pelteeltsector brengt dit bedrag op via een areaal-
en een plombeheffing, die respectievelijk 3,3 milj.
en 1,65 milj zullen bedragen. Op de begroting is
een bedrag van 2 milj. geraamd als bijdrage aan
de Stichting Overleg Pootaardappelaangelegenheden
ten behoeve van de garantieregeling. Deze regeling
treedt in werking, zodra de pootaardappelen door
moeilijke markt- of exportamstandigheden niet ver
kocht kunnen worden. Daarnaast is er ten gunste van
de STOFA een bedrag van 250.000,gereserveerd
inzake de tegemoetkomingsregeling Phoma, de
kwikafvoerregeling en diverse subsidies.
Het Landbouwschap zal de exportpropaganda
van pootaardappelen kunnen subsidiëren tot een be
drag van 950.000,
Voor de bijzondere dienst Heffingsverordening aard
appelen wordt een heffing van 12,per ha opge
legd. De inkomsten zijn begroot op 690.000,Hier
van is een bedrag van 600 000,geraamd als sub
sidie aan het Algemeen Aardappelfonds van het Pro-
duktschap voor Aardappelen. Het Landbouwschap,
het Produktschap voo£_ Aardappelen en de handel
nemen deel in dit fonds en overleggen, financieren
en subsidiëren bepaalde werkzaamheden op het ter
rein van de afzetbevordering en het onderzoek.
Het Landbouwschap vindt de gezondheidszorg voor
dieren een uiterst belangrijke zaak, die iedere vee
boer ten goede komt. De begroting 1977 van het
Landbouwschap voorziet in de financiering van die
gezondheidszorg voor dieren en raamt de totale in
komsten op 29,8 miljoen.
De rechtstreekse bestemmingsheffingen van het
Landbouwschap zijn begroot op 14,6 miljoen, ter
wijl ƒ6,8 milj.-via een door het Produktschap voor
Vee en Vlees opgelegde heffing geïnd wordt.
Wat betreft de uitgaven wijst de begroting 14,5
milj. aan voor de bestrijding van runderziekten, ter
wijl voor de bestrijding van varkens- en pluimvee
ziekten respectievelijk J 6,8 en 1,3 miljoen bestemd
wordt.
De inkomsten voor de bijzondere dienst rundveever
betering zijn begroot op 12,2 milj. Dit bedrag wordt
verkregen uit .-effingen (ƒ0,12 per 100 kg afgelever
de melk).
De begrote uitgaven hebben onder meer betrekking
op bijdragen aan de Stichting Centrale Melkcantrole
Dienst, aan fok- en melkcontroleverenigingen, pro
vinciale stichtingen voor rundveeverbetering en de
Stichting Gemeenschappelijke Informatieverwerking
voor de Rundveehouderij
Namens de werkgroep droogteproblematiek in de
provincie Noord-Brabant wijst ir. A H. Crijns op het
volgende
Het Provincüaal Bestuur heeft einder bepaalde
voorwaarden 'n bedrag ivan 109.000,beschikbaar
gesteld als bijdrage in de extra kosten van hulpver
lening aan de in 1976 door de extreme droogte ge
troffen Brabantse land- en tuinbouw. Die voorwaar
den zijn:
1. Hulpverlening moet van kollektieve aard zijn en
geldt niet voor individuele gevallen.
2. Zij wordt alleen gegeven in die gevallen waarin
op geen andere wijze hulp wordt geboden of zal
worden geboden.
3. De hulpverlening mag geen aanleiding geven tot
scheve ver|h|ouidingen of bevoordeling tegenover
andere groeperingen
De werkgroep droogteproblematiek heeft de stellige
indruk, dat er deze zomer op veel plaatsen initiatie
ven zijn ontwikkeld die ten doel hadden meerdere
boeren te helpen. In een aantal gevallen zullen hier
voor ook extra kosten gemaakt zijn die niet geheel
of ten dele verhaald kunnen worden uit bestaande
regelingen. Ze kunnen betrekking hebben op bijv.
kollektieve voorzieningen voor ruwvoederaankoop,
wateraanvoer of watervoorziening. In deze en andere
gevallen kan men zich wenden tot Gedeputeerde Sta
ten voor de provincie Noord-Brabant te 's-Hertogen-
bosch. Dit dient schriftelijk te gebeuren en wel vóór
15 januari 1977. In dit verzoek maet een goede om
schrijving gegeven worden van het genomen initiatief,
op wie het gericht was en wat de totale nietgedekte
kosten zijn geweest. Gedeputeerde Staten hebben toe
gezegd, dat de werkgroep droogteproblematiek zal
worden ingeschakeld bij de beoordeling van de aan
vragen.
O" ET spreekt vanzelf, dat de grondverkopen die in de
laatste paar weken hebben plaatsgevonden de vraag
weer naar voren doen komen of de verkoopwaarde van
de grond die een boer zelf exploiteert bepaald moet
worden aan de hand van de prijzen die op enkele veilin
gen zijn besteed.
Het is nog niet zolang geleden dat deze vraag vrij po
sitief beantwoord zou zijn geworden. Er zijn, in een be
paalde periode, maar heel weinig verkopingen in ver
houding tot de totale oppervlakte van de Nederlandse
landbouwgrond. Die weinige verkopingen vormden het
materiaal waaruit voor vermogensbelasting en voor de
heffing van successierecht de verkoopwaarde van alle
grond werd afgeleid. Zolang de prijzen op een veel lager
niveau lagen dan nu het geval is, was dat ook niet be
zwaarlijk. Vooral niet in de tijd dat de waarde in belang
rijke mate door de rentabiliteit van de landbouw, door
de bedrijfsuitkomsten dus, werd bepaald.
IE tijd is geweest! In het midden van de jaren der
tig is er een studie verschenen van dr Boerendonk,
waarin door middel van de correlatie-rekening werd
aangetoond dat er een nauw verband bestond tussen de
verandering en in de bedrijf suitkomsten en de wijzigin
gen in de prijzen van de landbouwgronden.
Het is duidelijk dat dit verband nu niet meer bestaat.
Een van de oorzaken is, dat grond in veel sterkere mate
dan vroeger voor andere dan landbouwdoeleinden wordt
gebruikt, al speelt de vrees voor inflatie waarschijnlijk
wel de grootste rol bij de stijging van de prijs.
Het verloren gegaan verband tussen bedrijfsuitkom-
sten en de hoogte van de grondprijzen brengt mee dat de
verkoopprijzen van vrije grond geen geschikte maatstaf
meer zijn om als basis te dienen voor de heffing van de
vermogensbelasting.
De Gerechtshoven Arnhem en 's-Gravenhage hebben
in 1974 elk een uitspraak gedaan waarbij is beslist dat,
Is een boerderij door de eigenaar wordt geëxploiteerd,
de waarde voor de vermogensbelasting gesteld moet
worden op de waarde in verpachte staat.
De gronden die in de uitspraak van het Gerechtshof
Arnhem voor deze opvatting zijn aangevoerd geven wij
hieronder weer. Ze zijn duidelijk geformuleerd, ook voor
wie niet gewoon is dergelijke stukken te lezen!
HET Hof overwoog:
dat de onroerende goederen, waarvan de waarde in
geschil is, volgens art. 9 van de Wet in aanmerking
moeten worden genomen naar de waarde welke in het
economisch verkeer daaraan kan worden toegekend;
dat de vermogensbelasting een jaarlijkse heffing be
oogt op grond van de bestedingsmogelijkhedendie
voor de belastingplichtige aan het vermogen verbon
den zijn;
dat het waardebegrip voor de vermogensbelasting in
deze bestedingsmogelijkheden een afspiegeling zal
moeten vinden;
dat als regel de waarde in het economisch verkeer
voor de vermogensbelasting kan worden gesteld op
het bedrag dat bij normale vrije verkoop voor de be
lastingplichtige beschikbaar komt voor besteding of
eventuele herbelegging;
dat op deze regel een uitzondering moet worden ge
maakt, indien de verkoop van een vermogensbestand
deel voor de betrokkene de noodzaak oproept terstond
het gebruik van een soortgelijk vermogensbestand
deel te verwerven;
dat dit zich bij voortduring van de woningschaar-
ste voordoet in het geval de eigenaar een door hem
zelf bewoond pand verkoopt, aangezien terstond in
de noodzaak van huisvesting moet worden voorzien;
dat zulk een uitzondering zich eveneens voordoet in
het geval een eigenaar onroerende goederen ver
koopt welke een essentiële functie vervullen bij de
voorziening in zijn levensonderhoud, omdat verkoop
ziening in zijn levensonderhoud, omdat verkoop
eveneens terstond de noodzaak oproept soortgelijke
goederen te verwerven teneinde zijn broodwinning te
behouden;
dat in deze gevallen doel en strekking van de ver
mogenbelasting medebrengen de verkoopwaarde niet
te stellen op het bedrag dat bij vrije verkoop verkre
gen kan worden, maar rekening houdend met de
noodzaak van continuering van het gebruik van deze
of soortgelijke goederen de goederen te waarde
ren naar het bedrag dat bij continuering van het ge
bruik door da verkoper kan worden verkregen, om
dat slechts dit bedrag voor de betrokkene redelijker
wijs geacht kan worden voor besteding beschikbaar
te komen.
flE minister van Financiën achtte de uitspraak van
het Gerechtshof juist. Zijn mening gaf hij alsvolgt
weer:
„Naar mijn mening brengt een redelijke wetstoepas
sing in gevallen als het onderhavige mee de waarde van
de hoeve te bepalen ervan uitgaande dat deze in gebruik
blijft bij de landbouwer die daarop zijn bedrijf uitoefent,
evenals dit bijv. pleegt te geschieden met huizen, welke
bewoond zijn, terwijl de bewoners niet voornemens zijn
ze te verlaten. Bij een niet rekening houden met het in
eigen gebruik zijn van die zaken zou te zeer aan de in
feite bestaande toestand worden voorbijgegaan".
Men zal begrijpen dat wij het zeer toejuichen dat deze
rechtspraak tot stand gekomen is en dat de minister het
standpunt heeft ingenomen dat hierboven is opgenomen.
HOE zit het nu voor het successierecht? Daar zijn ook
egelingen getroffen met name voor het geval van over
dracht van ouders aan kinderen, als deze het bedrijf
voortzetten. In een aanschrijving van de minister is voor
dat geval bepaald dat dan aangifte mag worden gedaan
naar de waarde in verpachte staat. Overigens geldt voor
de waardering voor het successierecht als regel de vrije
waarde. Bij het bepalen daarvan zal men van een gemid
delde en niet van enkele toch min of meer extreme ge
vallen uit moeten gaan.
Voor de inkomstenbelasting geven de verschillen tus
sen vrije en verpachte waarde ook problemen. Daar ko
men wij op terug. PAATJWE