Produktieviteitsverbetering blijft nodig
G econstateerd moet worden dat de middengroepen in de
melkveehouderij in de klem dreigen te komen. Een oplossing
voor deze problematiek is één van de uitdagingen voor het
landbouwbeleid in de komende jaren. Een aangrijpingspunt
biedt in dit verband de verdere ontwikkeling van de varken
shouderij. Volledige specialisatie in de varkenshouderij komt
betrekkelijk weinig voor. Er zijn een aantal factoren die ver
gaande specialisatie tegengaan:
UITBREIDING VARKENSHOUDERIJ
TE VERWACHTEN
D e herstructureringsdruk, d.w.z. het streven naar rationele
I n de toekomst zal men rekening moeten houden met een
toegenomen maatschappelijke belangstelling voor het gebeuren
in de intensieve veehouderij t.a.v. milieu, landschap, welzijn
dieren en kwaliteit van de produkten. De afgelopen jaren zijn
hierover veel spookverhalen rondgegaan. In genoemde "Nota-
die de basis vormt voor het overheidsbeleid, is uitgegaan van
een objectieve benadering. Dit neemt niet weg dat maatregelen
worden aangekondigd, die bedoeld zijn de ontwikkeling in ver
antwoorde banen te houden:
Maar, op welke wijze? dr.ir. m.p.m. Vos
Ir. E.F. Geessink op varkenshouderijdag:
Zal vraag en aanbod gelijke tred houden?
15
erdere produktiviteitsverhoging voor het individuele bedrijf
blijft nodig om gelijke tred te houden met inkomens buiten de
landbouw. Weliswaar /uilen de reële inkomens huiten de land
bouw in de komende jaren minder sterk stijgen dan dat de afge
lopen 15 jaar het geval geweest is. doch de voortdurende kos
tenstijging tast de inkomens in de landbouw aan en maakt ver
dere produktiviteitsverhetering noodzakelijk".
Dit o.m. /ei dr.ir.M.P.M.Vos. pl\ directeur-generaal voor de
landbouw en de voedselvoorziening van het ministerie van
landbouw in zijn toespraak voorde algemene ledenvergadering
van de Coöperatieve Brabantse Vee- en Vleescentrale G.A.
Boxtel, gehouden op 23 nov ember j.l. in de Brabanthallen te
Den Bosch.
Gegevens van het LF.I hebben aangetoond dat er in de melk
veehouderijbedrijven nauwelijks verschillen zijn in de kostprijs
van melk op één-, twee- of meermansbedrijven.
Het mocbrn opgezette éénmansbedrijf kan zeer wel konkurre-
ren met het meermansbedrijf. De voordelen, die twee- en drie
mans melkveehouderijbedrijven bieden liggen meer op het so
ciale dan op het economische vlak. Moderne bedrijfstechnieken
hebben geleid tot vergaande arbeidsbesparingen. Om de inves
teringen echter ook rendabel te maken moest de produk-
tie-omvang worden uitgebreid. Het gevolg hiervan is dat de
huidige moderne melkveehouder lichamelijk zeker lichter werk
heeft dan zijn traditionele collega, maar dat het aantal uren dat
hij maakt niei zo veel lager ligt.
bedrijfsgebonden beid
Op de éénmansbedrijven blijft de gebondenheid aan het bedrijf
een probleem. Dit probleem is juist voor moderne bedrijven nog
zwaarder, omdat hier de psvchische druk op de ondernemer,
veroorzaakt door het beheren van een groot bedrijf, waar grote
geldom/.etten voorkomen en waar kleine fouten kunnen leiden
tot grote verliezen, zwaarder is dan op traditionele melkvee
houderijbedrijven. Verlichting van het Vraagstuk van bedrijfs
gebondenheid kan in het kader van het éénmansbedrijf gevon
den worden door inschakeling van de bedrijfsverzorgingsdiens-
ten.
Zelfstandigheid een heilige koe?
Een andere oplossing is uiteraard de ontwikkeling van 2- of
3-m a n s bed rijvenIn de praktijk ontbreken hiervoor echter vaak
de mogelijkheden o.m. door het traag en verspreid ter beschik
king komen van grond, de hoge investeringskosten en het gebrek
aan voldoende vakbekwame arbeidskrachten.
Ook het creëren van samenwerkingsvormen biedt mogelijkhe
den. Bi j samenwerking kan men ook van de sociale voordelen van
meermansbedrijven profiteren. Bovendien zijn er organisatori
sche en financiële voordelen mogelijk zoals het gezamenlijk ex
ploiteren van voederwinningsapparatuur. Intensieve vormen van
samenwerking in de veehouderij komen nog weinig voor. Het
vinden van een geschikte partner en het verlies van zelfstandig
heid zijn kennelijk grote struikelblokken. F.en vraag die men
hierbi j kan stellen is of zelfstandigheid geen al te heilige koe is in
de landbouw en of met name de veehouders niet bezig zijn een
veel te hoge prijs te betalen voor het behoud ervan.
Lichamelijk kost het de veehouder tegenwoordig niet zoveel in
spanningen, maar het aantal bezige uren is weinig afgenomen in
vergelijking met vroeger.
Op basis van het bovenstaande valt te bezien dat een verdere,
sprongsgewijze schaalvergroting van de huidige moderne melk
veehouderijbedrijven niet te verwachten is. F.r is echter nog
steeds een grote groep bedrijven die voor de beslissing staat of er
nu gemoderniseerd moet worden of niet. Het afstoten van ne
ventakken en het uitbreiden van de melkveehouderij tot een
rationele éénmansopzet zal dan ook blijven doorgaan. Ook ten
aanzien van dit aspect zijn de omstandigheden aan het wijzigen.
De geringe afvloeiing uit de landbouw en de waarde van grond als
beleggingsobject hebben tot gevolg dat de mobiliteit in het
grondgebruik inmiddels zeer laag is geworden. Als er grond ver
kocht kan w orden is deze vaak te duur voor de nog te ontwikkelen
bedrijven. Veelal zijn het de reeds ontwikkelde bedrijven die deze
prijzen kunnen opbrengen, en de grond ook kopen. Dit gebeurt
niet om tot verdere bedrijfsvergroting in staat te zijn, maar omdat
met de noodzakelijke aanpassing en vernieuwing van de be
drijfsgebouwen niet werd gewacht tot voldoende grond beschik
baar kwam.
Deze bedrijven met een extra hoge veebezetting proberen de
bedrijfszekerheid te vergroten. In varkensrijke gebieden in ons
land valt ook te constateren dat varkenshouders zich op de
grondmarkt begeven, voornamelijk om met hun mestafzet niet in
de knoop te komen met milieubepalingen. Via de grondbank
tracht de overheid iets aan deze problematiek te doen. De
grondbank kan echter alleen een oplossing aandragen ten aan
zien van het financieringsprobleem en sturend werken met be
trekking tot het grondgebruik.
Middengroepen in de klem
- de wisselvallige rentabiliteit in de varkenshouderij:
- de invloed van prijsontwikkelingen zowel aan de kosten- als
aan de opbrengstzijde is van grote invloed op het inkomen in de
varkenshouderij. Het ondernemersrisico is hierdoor in de var
kenshouderij erg groot:
- technische risico's: gebleken is. dat factoren als.beschikbare
tijd. herkomst van het uitgangsmateriaal, groeisnelheid. per
centage uitval e.d. bepalend waren voor de spreiding in het
arbeidsinkomen op bedrijven met verschillende eenheden
mestvarkens of fokzeugen.
De beperkingen ten aanzien van specialisatiemogelijkheden in
de varkenshouderij zijn uit een oogpunt van de landbouwstruc
tuur gunstig. In verband met de reeds genoemde problemen
voor de middenbedrijven in de melkveehouderij is de moge
lijkheid van inkomenaanvulling via varkenshouderij, zeker voor
enige tijd. een uitkomst.
Het is onvermijdelijk dat het aantal bedrijven nog verder zal
afnemen om de ruimte te creëren voor een evenwichtige ont
wikkeling. De leeftijdsopbouw en de opvolgingssituatie geven
echter aanleiding tot de verwachting dat langs de weg van na
tuurlijke afvloeiing deze ruimte er kan komen. Dit kan echter
alleen als de rationalisatie op de ontwikkelingsbedrijven vol
doende geleidelijk verloopt.
I nde komende jaren zal de drang tot uitbreiding van varkens-
houderij op een aantal gemengde bedrijven toenemen als gevolg
van de ontwikkelingen in de melkveehouderij. De melkveehou
derij zal worden afgestoten tengevolge van de te verwachten
premie-regeling in de E.E.G. op het stoppen van melkaflevering,
de overgang op tankmelken, de te arbeidsintensieve oudere
grupstalbedrijven e.d. Met het oog hierop is het van belang dat de
varkenshouderij zich niet te sterk concentreert op een beperkt
aantal grote bedrijven."
Dit o.m. zei ir. E.F. Geessink, direkteur Veehouderij en Zuivel
van het ministerie van landbouw en visserij in zijn toespraak op
de voorlichtingsdag voor de varkenshouderij van de Gelderse
Organisatie van Varkenshouders op 24 november j.l. te Bar-
chem.
Ten aanzien van de ontwikkeling in de verdere toekomst moe
ten we rekening houden met:
- een langzamer verloop van de bevolkingsgroei:
- een tragere ontwikkeling van de totale economische groei dan
in de periode 1960 - 1970.
Dit zal tot gevolg hebben dat de koopkracht van de consumen
ten minder zal stijgen. Tengevolge hiervan zal de vraag naar
varkensvlees slechts geleidelijk groeien. Dit betekent dat ook de
produktie slechts langzaam mag toenemen om de markt in
evenwicht te houden. Van marktordemende maatregelen mag
in deze sector niet meer dan tijdelijk bijsturen verwacht worden.
Structurele, dus langer durende, verstoringen van het markte
venwicht kunnen in de varkenshouderij niet worden opgevan
gen door marktregelingen. Trouwens ook de melkveehouderij
blijkt niet te kunnen zonder ingrijpende maatregelen. Dit bete
kent dat evenwicht op de markt ook in de toekomst de belan
grijkste voorwaarde zal blijven voor een gezonde ontwikkeling
van dê varkenshouderij. Hier komt nog bij. dat de voedervoor
ziening minder zeker is geworden. De periode van grote voor
raden granen, soja. vismeel e.d. lijkt voorbij. De sojacrisis en
later de graancrisis. t.g.v. grote Russische aankopen in de
U.S.A.. hebben geleerd, dat de grondstoffenpositie kwetsbaar
der is geworden. Zo zouden er bijvoorbeeld momenteel volop
problemen zijn met de krachtvoedervoorziening, als de droge
zomer twee of drie iaar eerder gekomen was.
Daarnaast moet rekening worden gehouden met het feit. dat de
situatie in de werkgelegenheid de afvloeiing uit de landbouw in
een trager tempo zal doen verlopen. In de periode 1963 - 1975
werd het aantal bedrijven met varkens meer dan gehalveerd. Op
de overblijvende bedrijven werd de gemiddelde stapel vervijf
voudigd. Ondanks deze snelle herstructurering heeft slechts 30%
van de bedrijven met fokzeugen en 11% van de bedrijven met
mestvarkens een produktie-eenheid varkens, die een halve ar
beidskracht vraagt (40 fokzeugen of 400 mestvarkens).
Ontwikkeling grote bedrijven - Resultaten niet indrukwekkend
produktie-eenheden op de te kleine bedrijven, zal dus groot
blijven. Daarom is er structureel gezien weinig behoefte aan een
verdere groei van de reeds voldoend grote bedrijven, laat staan
.een ontwikkeling van gespecialiseerde mammoet-bedrijven.
Bovendien moet op de grotere mestbedrijven gemiddeld onge
veer 30% van de mest afgevoerd worden. De mestbank speelt
daarbij een nuttige rol. De belangstelling voor het gebruik van
organische mest in de akkerbouw neemt duidelijk toe. Hierop
zal de varkenshouderij via de mestbanken moeten inspelen. Het
is de vraag of de bedrijven met sterke groei en te weinig grond in
gelijke mate als de meer stabiele bedrijven van de mest
bank-subsidie moeten blijven profiteren. Uit oogpunt van
structuurbeleid is er weinig behoefte aan bevordering van het
ontstaan van dit soort bedrijven. Dit geldt ook t.a.v. de veteri
naire risico's. Met de voorgenomen wijziging van de Veewet in
zicht, waarbij bij verplichte afslachting overheid en bedrijfsle
ven samen de lasten dragen, zal het zeker een discussiepunt zijn
hoever men hiermee moet gaan.
Los hiervan beginnen de laatste jaren vooral uit de varkensrijke
gebieden aanwijzingen te komen dat de zgn. technische resul
taten bij de grote bedrijven achter blijven bij die van de mid
delgrote.
De stelling in de Nota over de intensieve veehouderij, dat de
varkenshouderij in middelgrote produktie-eenheden structureel
goed verantwoord is, acht ir. Geessink juist.
Intensieve veehouderij kan het milieu niet uit de weg
wijziging Veewet, mogelijkheid om voorschriften te geven voor
bedrijfshygiëne en welzijn dieren, aanpassing Hinderbesluit.
aanpassing meststoffenwetgeving. de reeds van kracht zijnde
wet Verontreiniging oppervlakte wateren, het beleid t.a.v. an-
ti-biotica en toevoegingen in veevoeders. Deze maatregelen zijn
niet bedoeld om een goede ontwikkeling van de intensieve vee
houderij in de weg te staan. Integendeel, beoogd wordt «en
gezonde ontwikkeling van deze bedrijfstak (die van groot be
lang is voor onze gehele economie) in banen te leiden die de
toets van het maatschappelijke belang kan doorstaan.
Overigens zullen veel van de te nemen maatregelen in het di-
rekte landbouwkundige belang liggen, aldus een persbericht van
het ministerie van Landbouw.