o fschoon de klimatologische omstandigheden in Nederland voor de bestaande sojabonenrassen niet gunstig zijn, zijn toch al een aantal ervaringen opgedaan met de teelt van sojabonen in Nederland. Dr.Ir. C. Mastenbroek deelde over de ontwikkeling hieromtrent o.a. het volgende mede; I D e geringe geschiktheid van in 't bijzonder enkele nieuwe, zeer produktieve wintertarwerassen heeft in Frankrijk het een en ander losgemaakt en in beweging gezet. Het heeft geleid tot de instelling van een EEG-tweeprijzen-systeem, dat in werking treedt bij aanbieding voor interventie. Bepalend is althans mo menteel het al of niet kleven van het deeg, van een monster uit de aangeboden partij bereid. Het heeft in Frankrijk ook geleid tot een indeling van de tarwerassen in panifiable en non-pani- fiable. Ook in de Nederlandse Beschrijvende Rassenlijst wordt thans de geschiktheid voor de broodbereiding in een waarde ringscijfer uitgedrukt. Ten aanzien van de juistheid en de be trouwbaarheid van de indeling van de rassen al naar de mate van kleven bestond en bestaat nogal wat reserve. Deze reserve vindt steun in het feit, dat uit oogst 1976 veel en veel meer dan te voren Nederlandse tarwe door de meelindustrie wordt opgeno men; het eiwitgehalte is hoger dan normaal en het kleven komt veelal niet, soms wel, maar dan toch veel minder ernstig voor dan vorig jaar. Voorzover bekend, kan dit niet berusten op separate opslag'bij het innemen van de oogst, zodat als "kle vend" gedoodverfde rassen, die óók in 1976 werden geteeld, in de geleverde mengpartijen aanwezig zullen zijn. Hieruit en uit onderzoekingen, aan raszuivere monsters ingesteld, blijkt dat de oogst 1976 veel minder kleeft dan oogst 1975. Zoals zo vaak, de groeiomstandigheden hebben hun invloed. Zit er toekomst in de teelt van veldbonen? I V orige week werd er door Dr. Ir. C. Mastenbroek van het Veredelingsbedrijf van Cebeco-Handelsraad een perskonferentie gegeven waarbij deze spreker een uiteenzetting gaf van de werk zaamheden en aktiviteiten van het kweekbedrijf. Dit omvat thans vier afzonderlijke kweekbedrijven, waaronder ook de inbreng van Van Engelen Zaden, welk bedrijf per 1 juli 1975 samenging met Cebeco. 12 Financiëel voorlopig niet! De vier bedrijven omvatten thans bij elkaar 183 ha zeeklei; 9 ha rivierklei en 140 ha zandgrond. Deze diversiteit in grondsoort is doelbewust gezocht teneinde een rassen-pakket te kunnen aan bieden met geschiktheid voor teelt op uitéénlopende grond soorten. daarbij inbegrepen gebieden en grondsoorten met min of meer regelmatig optredende droogte (voor dit doel is Eist zeer geschikt). De totale oppervlakte van 330 ha laat een passende ontplooiing van het veredelingswerk toe. In 1976 werd - 80 ha in beslag genomen door proefvelden van vele gewassen. Veredelingswerk wordt besteed aan: tarwe (winter- en zomer) suikerbieten gerst (zomer- en winter) aardappelen haver snijmaïs winterrogge vlas triticale bruine bonen grassen (voeder- en recreatie) veldbonen erwten (droge- en conserven) voederbieten uien stoppelknollen klavers De doelstellingen daarbij zijn: o.a. hogere opbrengsten aan zaad: knollen, wortels en groene massa; betere ziekteresistentie, betere klimaatsresistentie, en betere verwerkingskwaliteit. In 40 jaar ruim 100 nieuwe rassen op de markt Goede verwachtingen voor de naaste toekomst bestaan er voor - enkele nieuwe wintertarwe selecties (o.a. kortstro, bakkwali- teit) - enkele nieuwe selecties zomergerst - enkele nieuwe selecties van conservenerwten - voeder- en recreatiegrassen - nieuwe aardappels - uien Vele van de Cebeco-rassen worden ook buiten Nederland ge teeld, van Noorwegen tot Nieuw Zeeland en van Rusduidelijke land tot Chili; met, zoals te verwachten, een concentratie in België, Engeland, Frankrijk. West-Duitsland, Denemarken, Ierland, Italië en Luxemburg. Tot een grote populariteit hebben het gebracht Emir, Sultan, Julia en Aramir zomergerst (11 lan den); Leanda haver (13 landen); Tiara diploid italiaans raaigras (9 landen); Perma engels raaigras (11 landen). n de afgelopen -I- - 40 jaar veredelingsarbeid zijn in totaal ruim 100 rassen op de markt gebracht, waarvan er thans nog ca. 60 in het verkeer zijn. De nieuwste rassen zijn: Nautica wintertarwe. Sicco zomertar- we. Pablo engels raaigras hooitype en Paloma gele erwt. Een aantal van de rassen had of heeft nog een belangrijk aan deel in het verkeer en van het geteelde gewas-areaal in Neder land.(Voorbeelden: Manella. Lely en Clement wintertarwe. Kaspar. Melchior zomertarwe. Rondo ronde groene erwt. Maro schokkererwt. Imposant kapucijner. Reina vezelvlas. Leanda haver. Delisa zomergerst. Berna bruine boon. Perma engels raaigras. Capax barres voederbiet. Delft veldbeemdgras en Do minant winterrogge.) Van de nieuwere rassen staan in de belangstelling: Corine en Resonant aardappel Finale ronde groene erwt. Recente ontwikkelingen Bakkwaliteiten bij tarwe Zoals bekend zijn de marktprijzen, zoals die voor broodtarwe en voertarwe tot stand zijn gekomen, geen getrouwe afspiegelingen van het EEG-tweeprijzen-systeem. Het prijsverschil was - en is misschien nog - zeer gering, zodat verwacht mag worden dat de boer zich bij zijn rassenkeuze vooralsnog zal laten leiden door opbrengst en oogstzekerheid. Wat niet wegneemt, dat het voor Niet klevend, wel klevend; omdat precies te honoreren zal aan de gescheiden opslag van tarwe nog veel gedaan moeten worden. Van ras tot ras bleek de gevoeligheid voor doorwas zo verschil lend te zijn, dat het spektakulair genoemd kan worden. n hoeverre b.v. veldbonen k nne. bijdragen als eiwitbron aan de behoeften van de mengafvoedergrontofen voorziening;, zal in belangrijke mate hangen van de prijs die de teler er in vergelijking met andere produkten voor zou kunnen ontvangen. Niettemin los van dit ekonomisch aspekt van de zaak wordt toch aandacht besteed aan de teelt en veredeling van veldbonen. Ir. A.J.A. Hulshoff vertelde hierover de volgende interessante zaken, tijdens de Cebeco perskonferentie. Erw ten of veldbonen? Algemeen wordt aangenomen dat in de komende decennia de vraag naar plantaardige eiwitten voor voeding van mens en di<;r zal stijgen. Velen twijfelen er aan of aan deze toenemende vraag kan worden voldaan. Door misoogsten of lage opbrengsten kunnen gemakkelijk tekorten op de wereldmarkt optreden, met als gevolg hoge prijzen. Het lijkt daarom zinvol, meer aandacht te besteden aan de veredeling van peulvruchten, die bij een structureel eiwittekort een bijdrage zouden kunnen leveren voor de oplossing van dit probleem. Voor dierlijke voeding denken we hierbij in de eerste plaats aan veldbonen (Vicia faba) en in de tweede plaats aan erwten. De oogst van veldbonen kan nl. vol ledig machinaal geschieden (maaidorsen). Erwten daarentegen gaan gewoonlijk voortijdig legeren, zodat bij slecht weer tijdens de afrijping veel rot kan optreden en de verliezen bij maai- of zwaddorsen groot kunnen zijn. Bovendien hebben erwten een lager eiwitgehalte dan veldbonen. Al naar gelang de korrelgrootte kunnen veldbonen worden on derverdeeld in duivebonen, paardebonen en wierbonen. Dui- vebonen hebben een 1000-korrelgewicht van 300-500 gram en zijn meer of minder rond van vorm. Wierbonen zijn tamelijk plat en grofzadig. (1000-korrelgewicht 1100-1400 gr.) De paar debonen liggen qua vorm en korrelgrootte tussen duivebonen en wierbonen in. In W. en O.Europa worden voornamelijk de fijnzadige typen (duive- en paardebonen) verbouwd. Veldbonen als stoppelgewas Een toepassing die misschien weer aandacht verdient, is de teelt van veldbonen als stoppelgewas voor groenvoederwinning. Volgens Dr. Ir. G. Da'.uma (CABO) zou dit in West-Duitsland worden gepropageerd en in de praktijk reeds worden toegepast. Een andere mogelijkheid is de teelt van veldbonen in combina tie met een ander gewas, bij voorbeeld snijmaïs. Wij vernamen dat deze mengteelt in Hongarije wordt beoefend en als veldge was aan melkvee wordt gevoerd. De veldbonen zorgen voor een goed eiwitgehalte in het produkt. In hoeverre het kunstmatig drogen van een gewas veldbonen in deegrijp stadium van het zaad een praktische toepassing kan vinden, lijkt dubieus gezien de gestegen en nog verder stijgende olieprijzen. Verder kunnen veldbonen dienen als grondstof voor het winnen van eiwitten, geschikt voor de bereiding van kunstvlees en voor verwerking in snacks en andere voedingsmiddelen voor mense lijke konsumptie. Deze - overigens interessante - ontwikkeling laten we hier verder buiten beschouwing. Teelt van veldbonen kan bouwplan verruimen Vanaf 1960 is de erwtenteelt in ons land sterk afgenomen en zijn de veldbonen zelfs geheel uit het bouwplan verdwenen. Ook het areaal vlas is sterk gedaald. Mocht de veldboon weer een rol gaan spelen, dan zou dit op bedrijven met bij voorbeeld veel graan een welkome verruiming van het bouwplan kunnen fete- kenen. Veldbonen hebben een gunstige invloed op de structuur van de grond 'door de vorming van flinke penwortels en veel wortelmassa. Hieronder volgen enkele teeltaspecten. Zaaitijd. Veldbonen kiemen reeds bij lage temperatuur en kun nen daarom vroeg worden gezaaid (begin maart). Voor een hoge opbrengst is vroeg zaaien zelfs gewenst. Phaseolusbonen (bruine bonen, sperziebonen) daarentegen vragen een hoge tempera tuur voor de kieming en moeten daarom laat worden gezaaid (eerste helft van mei). Bemesting. Evenals andere vlinderbloemige gewassen hebben veldbonen het vermogen via wortelknolletjes stikstof uit de lucht te binden en vast te leggen in organische N-verbindingen. Een stikstofbemesting is daarom meestal niet nodig. Wel moet worden gezorgd voor een goede kalktoestand vaq^ de grond en een goede kali- en fosfaatvoorziening. Bestrijding van onkruid en insecten. Vormden het onkruid en de testrijding van bladluizen voorheen een groot probleem, tegen woordig beschikken we over chemische middelen die een doel treffende bestrijding mogelijk maken. Een goedkope en effec tieve toepassing tegen bladluizen en tegen virusziekten die door bladluizen worden overgebracht is een zaaizaadbehandeling met een systemisch werkend insecticide (Saphizon). Oogst. Veldbonen kunnen worden gemaaidorst. Het ene ras is voor dit doel geschikter dan het andere. Een goed ras moet stevig zijn zodat geen legering optreedt, en de peulaanzetting moet voldoende hoog zijn. De meeste tuinbonen hebben een te lage peulaanzetting terwijl de peulen bij de afrijping bovendien vaak nog gaan doorbuigen, zodat grote opbrengstverliezen kunnen optreden. Indien de teelt goed aangepakt wordt, kunnen naar onze mening produktieve rassen op goede klei- en zavelgronden gemiddelde opbrengsten geven van ca. 4,5 ton/ha met een ruw eiwitgehalte van ca. 30%. Veredeling op zaadopbrengst en eiwitgehalte Aan de veredeling van veldbonen is in ons land al geruime tijd niets meer gedaan. Vier jaar gelden zijn wij weer gestart met een - zij het bescheiden - programma. Enkele kweekbedrijven in de tuinbouwsektor hebben wel veel werk gedaan aan de veredeling van tuinbonen, die in groen stadium worden geoogst voor menselijke konsumptie. Met één van deze bedrijven, nl. D. van der Ploeg's Elite Zaden B.V. te Barendrechtis er momenteel een samenwerking, om rassen en- jonge selecties tuinbonen op opbrengstvermogen in rijp stadium en op geschiktheid voor de teelt als veldboon te onderzoeken. Waaraan moet een goed ras voldoen? Het doel is een ras te kweken dat relatief kort van stro, stevig en liefst dunstengelig is, een voldoende hoge peulaanzetting heeft, produktief is en een goede resistentie bezit tegen bepaalde schimmel- en virusziek ten. Bovendien is een tijdige, gelijkmatige afrijping van de peulen van groot belang voor de volledige machinale oogst en mogen de peulen in rijp stadium niet te gemakkelijk openspringen. Gerimpelde peulen (dunne peulwand) springen minder ge makkelijk open dan peulen met een gladde peulwand. Verder kan worden gesteld, dat het zaad niet te grof moet zijn. De meeste tuinbonen zijn grofzadig en plat van vorm. Niet alleen de zaadopbrengst maar ook het eiwitgehalte en de samenstelling (kwaliteit) van het eiwit spelen een grote rol. Het eiwitgehalte kan sterk uiteenlopen nl. van 22 tot 44 De meeste rassen hebben een gehalte tussen 26 en 36 Het eiwit uit de veld- en tuinboon is evenals dat uit soja rijk aan lysine, een essentieel aminozuur voor de voeding van pluimvee en varkens. Bontbloeiende veld- en tuinbonen bevatten tanni- nen in de zaadhuid. Het kweken van veldbonen met een witte bloem lijkt daarom de voorkeur te verdienen. Verder komt in het eiwit van veld- en tuinbonen nog een component voor nl. anti-trypsine. Deze stof heeft een nadelig effect op de eiwitver tering en de groei van het individu, maar kan door verhitten ("toasten") onschadelijk worden gemaakt. Bij veld- en tuinbo nen kan door insectenbezoek een vrij hoog percentage kruisbe- vruchting voorkomen. Dit is gunstig voor een goede peul- en zaadaanzetting. Ter wille van de oogstzekerheid lijkt het ge wenst rassen te kweken die zelf-fertiel zijn, zodat men voor een goede opbrengst minder afhankelijk is van de insecten. Rassen uit noordelijke teeltgebieden Onder invloed van de wereldsoja- en eiwitsituatie in 1972 werd op het Veredelingsbedrijf Cebeco-Handelsraad vanaf 1973 eni ge aandacht geschonken aan het gewas soja. De verwachtingen waren niet bepaald hooggestemd.'Eigen ervaringen, in enige proeven in de periode 1940-1945 opgedaan en de uitkomsten van andere, elders uitgevoerde onderzoekingen gaven voldoen de aanleiding tot scepticisme. Het veredelingswerk van Hom-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 12