Leden van verdienste 1976 Afscheid van Ir. D. Luteijn Forum Het Hoofdbestuur der Z.L.M. heeft de volgende personen benoemd tot leden van verdienste. W. P. Beije, Kloetingseweg 7, 's-Heer Abtskerke; A. J. v. Bloois, D. Ockersestraat 18, Dreischor; M. W. Dalebout, Kloosterweg 18, Haamstede; J. Eversdijk, St. Maarten in de Groe Laantje van Westdorp 1, Goes; L. Flikweert, Sluisioeg 3, Nieu werkerk; J. J. Geerse, Prooijenseweg 18, Middel burg; C. v. Gorsel, C. Pronkstraat 21, Bergen op Zoom; A. v. d. Hil, Oostdijk 26, Willemstad; J. v. d. HU, Kon. Wilhelminalaan 12, Willemstad; C. v. Hoeve, Terneuze'nsestraat 77, Zaamslag; J. Koole, Weststraat 12, Koudekerke; J. J. de Witte, Dijk weg 23, Serooskerke; A. J. Oosse, Dropsweg 27, Serooskerke; A. C. v. Oeveren, Mauritsweg 18, Renesse; K. J. de Putter, Beoostenblijsestraat 13, Axel; W. de Reus, Stationsstraat 21, Nieuwerkerk; J. J. de Ronde, Sportweg 5, Sirjansland; A. P. Slootmaker, Magnoliastraat 17, Nieuwerkerk; G. Sturm, Nieuwstraat 20, Zoutelande; J. Tollenaar, Irisstraat 72, Hoek; A. W. Verplanke, Kruisweg 1, Hoofdplaat; A. W. Verschoore, Grote Markt 7, Goes; P. de Visser, Deurlostraat 5, Zoutelande; S. L. Vijverberg, Ring 21, Ouwerkerk; J. van 't Westeinde, Werrilaan 27, 's-Heerenhoek; A. WielemakerZwaanweg 13, Koudekerke. (Vervolg van pagina 8). Mevrouw Van Maldegem van de Bond van Platte landsvrouwen sprak haar waardering uit voor het feit dat de Bond zo gastvrij in het Z.L.M.-huis mag wonen en dat de Bond daarbij zoveel vrijheid wordt gelaten. Vooral dankte zij de heer Luteijn voor het feit dat hij er voor heeft gezorgd dat er weer een E.S.V.-ster bijkwam, die toch duidelijk een verrijking voor het voorlichtingswerk voor de plattelandsvrouwen betekende. Tot slot pleitte ze er voor om meer vrouwen te betrekken bij de afde lingsvergaderingen van de Z.L.M. Daarna sprak de heer C. de Jager van de C.B.T.B. tot de heer Luteijn. Hij sprak ook namens de Gewestelijke Raad voor het Landbouwschap en namens de N.C.B. Hij dankte de heer Luteijn voor de prettige wijze van samen werken. We moesten eerst wel een beetje aan elkaar wennen, maar we kwamen al gauw tot de konklusie dat we toch ook heel veel gemeenschappelijks hadden. Het ga je goed in de toekomst en zorg er voor, dat de boer in Nederland kan blijven ploegen en blijven melken. Vervolgens sprak dr ir C. W. C. van Beekom, H.I.D. van de Provinciale Raad voor de Bedrijfsontwikkeling, en prees de heer Luteijn om het feit dat hij altijd zichzelf wist te blijven. Ook wist hij het altijd zo te leiden dat er geen afstand ontstond tussen hem en de anderen. Ook bij sprak tot de heer Doeleman en zei hem alle steun toe die de adviseurs, namens wie de heer Van Beekom sprak, hem maar zouden kunnen geven. DAARNA RICHTTE DE NIEUWE VOORZITTER VAN DE Z.L.M. DE HEER A. J. G. DOELEMAN ZICH TOT DE VERGADERING NEER de Commissaris, Dames en Heren. Met wat gemengde gevoelens neem ik plaats achter dit spreekgestoelte. In de loop der jaren heb ik vele malen met belangstelling mogen luisteren naar dat, wat de voorzitters ons bij steeds wisselende omstandigheden te vertellen hadden. Vergadering, nu een meerderheid van U van mening is geweest mij als voorzitter te benoemen, wil ik U van harte dank zeggen voor het vertrouwen wat U bereid bent mij te geven. Velen weten dat het voor mij niet eenvoudig is ge weest de juiste beslissing te nemen, afwegende de be langen van de Z.L.M. - mijn gezin - het bedrijf - en mijn persoonlijke ambities. In de jaren, waarin ik in het Hoofdbestuur heb mogen meedenken en praten, heb ik ervaren dat het voorzitter zijn van de Z.L.M. een mooie, maar niet altijd gemakke lijke taak is. Het werk in de landbouworganisatie heeft mij bijzonder geboeid. Vooral door de veelheid van za ken die steeds weer aan de orde komen, daarbij reke ning houdend met ieders belangen, die zeker niet altijd gelijk gericht zijn. De ervaring heeft geleerd dat de Z.L.M. een hechte organisatie is, opgebouwd van onder af, via afdelingen, kringen, uitmondend in het Hoofdbe stuur. Het Hoofdbestuur waar, mede dankbaar gebruik makend van de inbreng van de adviseurs, het beleid wordt uitgestippeld. Daarnaast is het bijzonder prettig samen te werken met een staf van medewerkers die bereid is zich volle dig in te zetten voor de belangen van onze organisatie. Ik wil niet nalaten ook onze instellingen als O.V.M., Boekhoudbureau en Gropatax te noemen. Het is belangrijk wederzijds goede kontakten te on derhouden, evenals met de zusterorganisaties, het Land bouwschap en het bedrijfsleven. M2t deze uitgangspunten is het voor mij een voor recht met uw medewerking de belangen van de land bouw en speciaal van onze leden te behartigen. Het lijkt alsof de laatste jaren het Z.W. het extra zwaar te ver duren heeft gekregen, vooral door klimatologische om standigheden. De Z.L.M. heeft zich daarbij volledig in gezet haar leden zoveel mogelijk bij te staan. De leden hebben daarbij ook zelf initiatieven genomen, maar ook getoond vertrouwen in hun organisatie te hebben. En, al zal er geen situatie gelijk zijn aan de voorgaande, de ervaring geput uit het verleden is bijzonder belangrijk voor de toekomst. Steeds weer worden wij verrast door nieuwe ontwikkelingen, waar wij onze volle aandacht en inzet aan dienen te geven, willen wij niet achter de feiten aanlopen. Uw organisatie heeft de taak U daarbij de weg te wij zen met alle middelen en mogelijkheden die haar ten dienste staan, passend in deze tijd. De boerenstand be staat uit zelfstandigen, die bereid zijn hard te werken om zich te kunnen handhaven. Het is ondenkbaar, maar ook onjuist te veronderstellen, dat er onvoldoende pers- pektief is voor de landbouwondernemingen. Wij hebben recht op een economisch verantwoord be staan en begrip, bij de verdeling van de ruimte in een dichtbevolkt land, om op een sociaal verantwoorde wijze ons beroep uit te oefenen. DAARNA RICHTTE DE HEER DOELEMAN ZICH TOT DE SCHEIDENDE VOORZITTER jyjENEER Luteijn, Het is niet aan mij U dank te zeggen voor wat U voor de Z.L.M. hebt gedaan. Maar juist daar ik de laatste maanden wat intensiever met U heb mogen samenwerken, wil ik toch enkele woorden tot U richten. U beschikt over bijzonder veel werkkracht, besluit vaardigheid en een helder inzicht. U weet anderen te in spireren, waarbij men zich gesteund weet, daar U zelf moeilijkheden niet uit de weg gaat. Jammer dat U de be langen van de Z.L.M. maar zo kort hebt kunnen behar tigen. Ik had graag wat langer met U samengewerkt. Als voorzitter van het K.N.L.C. heeft U echter nog meer ruimte het boerenbelang te dienen. Wij hebben het voordeel dat U in onze provincie blijft wonen en als bedrijfsgenoot lid van onze organisatie bent. Wij zullen elkaar in K.N.L.C.-verband regelmatig ont moeten en dat U in Zeeland woont biedt mij de moge lijkheid, wanneer nodig, een beroep op U tê doen. Met de wetenschap dat wanneer mogelijk, U bereid bent daar tijd voor vrij te maken. Meneer Luteijn, U hebt een wat Zuidelijke inslag, passende bij onze organisatie. Wij weten dat ook mevr. Luteijn zich bijzonder goed thuis voelt in Zeeland. De Z.L.M. heeft daarbij een speciale plaats verworven. Dat doet ons bijzonder, goed. Daaruit blijkt dat, zoals zovelen ervaren, de Z.L.M. een organi satie is, waarbij men zich thuisvoelt. Wij willen U toezeggen dat de Z.L.M. het gezin Luteijn niet uit het oog zal verliezen. In Zeeland wonende en voorzitter van onze moederorganisatie, bieden ons alle mogelijkheden. Van de vice-voorzitter heb ik toestem ming gekregen mevr. Luteijn een bloemetje aan te bie den. Ik doe dat bijzonder graag om twee redenen, en wel: als dank voor de vriendschap, vooral de laatste maanden ondervonden: en als belofte dat de Z.L.M. jullie niet zal vergeten. ARNA sprak de scheidende Z.L.M.-voorzitter, ir David Luteijn, de algemene vergadering toe. Hij dankte allen die tot hem afscheidswoorden hadden ge richt. Ook bracht hij de dank over namens zijn vrouw. Naar aanleiding van een opmerking dat de Z.L.M. nu weer zal worden geleid door een „vrijgestelde onderne mer" sprak ir. Luteijn de hoop uit, dat hij in het verleden dan toch overgekomen is als een „ondernemende vrij gestelde". Tot de heer De Jager van de zusterorganisa tie zei hij: We waren wel vrij vlug aan elkaar gewend, maar we zijn nooit „verliefd geworden en een huwelijk is er niet uitgekomen". Maar toch hoop ik dat er nog eens een tijd komt, dat er nog eens een afscheid komt van een Z.L.M.-voorzitter waarbij dan niet meer namens de drie verschillende organisaties zal moeten worden gesproken. Ten aanzien van de heer Doeleman die straks de Z.L.M. zal gaan leiden, zei hij: Ik hoop dat de trend van dienstjaren bij de Z.L.M.-voorzitters zich niet zal voort zetten. Hij noemde in verband hiermee voorzitter Geuze 30 jaar voorzitter, Prins 6 jaar voorzitter, Becu 3 jaar en tot slot voorzitter Luteijn 2 jaar. Ik hoop dat het nu weer een periode gaat worden die langer zal duren. Tot slot sprak de heer Luteijn zijn grote waardering uit voor Z.L.M.-medewerkers, waarmee het echt goed samenwerken was, met de nadruk op samenwerken. En zonder verder iemand anders tekort te willen doen, wil ik hierbij toch speciaal de heer A. Korteweg noemen. Hij is gedurende een lange tijd altijd een konstante faktor geweest in het Z.L.M.-werk. Een man die als vraagbaak en adviseur steeds bereid was om nieuwelingen bij de Z.L.M. ter zijde te staan. Na afloop van de vergadering was er nog gelegenheid (Vervolg van pagina 9.) QE inleiding van Prof. v. d. Berg werd na de pauze ge volgd door een forum-discussie onder leiding van de heer Luteijn. Ini het forum hadden voorts zitting de inleiders Dr. v. d. Berg, Ir. P. v. d. Burgh van ihet Waterschap West- Brabant en Dr. S. Parma, die de natuurwetenschappelijke aspecten naar voren bracht. Het forum discussieerde naar aanleiding van een aantal mondelinge vragen uit de zaal. De heer M. A. Geuze te Poort vliet vroeg naar het kostenaspekt ingeval er bij een zoute Grevelingen zoet water uit het Zoommeer naar Schouwen moet worden getransporteerd. Dezelfde vragensteller wilde ook weten in hoeverre het mogelijk is dit water tot bijvoor beeld Breda op te pompen. De heer Leendertse te Kamperland wilde van Prof. v. d. Berg weten in hoeverre deze bij de advisering voor een epen Oosterschelde betrokken is geweest. De heer Munters te Fijnaart ging van het standpunt uit dat de Zeeuwse Leeuw zich in zoet water gezonder zal voelen dan nu in het zoute water. Hij wilde dan ook weten in hoeverre er bij het besluit over de wijze van afsluiten van de Ooster schelde rekening is gehouden met de zoetwatervoorziening. De heer H. C. v. d. Maas te Kats vroeg oil het Veerse Meer bij do zoetwater voorziening een rol zou kunnen spelen. Te vens wilde de heer v. d. Maas weten of de schade voor de landbouw is te kwantificeren en zo ja of die schade op mo rele gronden is te claimen. Prof. v. d. Berg vertelde dat hij geen rol heeft gespeeld bij de advisering over de wijze van afsluiten van de Ooster schelde: „dat is me niej gevraagd". De heer v. d. Berg speel de het verwijt dat er t.a.v. de Oosterschelde te weinig reke ning gehouden is met het zoetwateraspekt terug naar de zaal omdat daar vanuit de landbouw en de bevolking ook niet zozeer de aandacht op is gevestigd. „Door een korte termijn gebeurtenis de droogte van dit jaar wordt er nu opeens om zoet water geschreeuwd", aldus de heer v. d. Berg. De heer Luteijni wees er in dit verband op dat inder daad de veiligheid nr. 1 is geweest maar dat de zoetwater voorziening al veel langer de aandacht heeft gehad. De heer v. d. Burgh ging nader in op de vraag van de heer Geuze. Hij was van mening dat het kwalitatief een hele opgave zal zijn om zoetwater naar Duiveland' te brengen ingeval de Grevelingen zout blijft. De vraag is n.l. waar haal je het vandaan. Alleen al het scheiden van zout en zoet is al een enorme opgave. De heer v. d. Burgh was ook van mening dat het economisch niet haalbaar is water tot boven Breda om zowel de heer en mevrouw Luteijn als de heer en mevrouw Doeleman de hand te drukken. Hiervan werd op grote schaal gebruik gemaakt. I )E algemene vergadering der ZLM is weer voorbij. Maar men kan terugzien op een zeer geslaagde vergadering. Het zag er zelfs even naar uit dat de zaal in de Prins van Oranje te klein zou zijn. Maar met hier en daar nog een aantal extra stoelen bij te zetten kon het nog net. Natuurlijk was aan deze bijzonder goede opkomst ook het af scheid van de voorzitter debet, maar zeker ook heeft het onderwerp de zoetwatervo.orziening voor Zuid-West Nederland een rol gespeeld. Toch zal het iedereen wel duidelijk zijn gewor den, dat er niet al te veel verwachtingen moeten worden gekoesterd ten aanzien van dat zoete wa ter voor de landbouw. Er is in de wereld, en voor al in West-Europa, een tekort aan goed zoet water aan het ontstaan. De vraag naar water zal verdub belen. Maar de aanvoer daarvan blijft min of meer gelijk. En juist in de extreem droge jaren wanneer de landbouw, maar vergeet dat niet, ook de andere sektoren extra water nodig hebben, dan is er geen oplossing. Ook de rivieren zullen dan minder aan voeren. Maar veel water dat die rivieren aanvoe ren is nodig om de verzilting tegen te gaan. Niet temin is het goed om wel waakzaam te blijven en tijdig de verlangens ten aanzien van het zoete wa ter duidelijk te maken. Geen kansen te missen, want het is voor de landbouw in het zuiden van levensbelang. te brengen. Prof. v. d. Berg was het daar niet mee eens en verwees daarbij naar ervaringen elders in het land. De heer v. d. Burgh betwijfelde voorts of ef van de zijde van de overheid t.a.v. de Oosterschelde wel voldoende rekening is gehouden met de zoetwatervoorziening: „ik heb de indruk dat er steken zijn gevallen". Dr. Parma beperkte zich tot de natuurwetenschappelijke aspekten. Hij onderstreepte daarbij dat van particuliere milieu-zijde wel degelijk gekozen wordt voor een zoute Gre velingen. Het is een vast adagium dat je de bestaande lijn moet voortzetten om de aan de gang zijnde ontwikkelingen in het milieu niet te stoppen, aldus de heer Parma. Ook was de heer Parma van mening dat het Rijnwater niet zonder meer is te' gebruiken wegens de daarin voorkomende zware metalen. Voor de heer Parma was het overigens de vraag of een volledig zoete Grevelingen gezien de behoefte van Schouwen wel nodig is. De heer v. d. Berg wees de heer Parma erop dat er enorme hoeveelheden water alleen al nodig zijn voor het doorspoelen. Juist dit doorspoelen sluit ook de mogelijkheden van het Veerse Meer uit (vragenstel ler C. H. Polderdijk te Nieuw en St. Joosland had hier nog eens uitdrukkelijk de aandacht op gevestigd). De heer Mun ters constateerde naar aanleiding van de discussie dat de overheid in feite een tweeslachtig beleid voer,t, daarbij doe lend op het gemaal Walcheren. De heer Munters wees met name de' heer Parma erojü dat zoetwater een zeldzaam arti kel is dat we niet teloor moeten laten gaan. Een andere vragensteller vroeg zich af of er met de uitgangspunten van de Deltawet niet de hand gelicht wordt, daarbij doelend op de Brouwersdamsluizen. De heer Parma stelde nog eens duidelijk dat hij niet pleitte voor teloorgaan van zoet water maar voor een zoute Grevelingen. De heer Maris te Zaamslag constateerde dat de zoetwatervoorziening van Zeeuws-Vlaanderen in het ver haal geheel niet voorkwam. Hij wilde dan ook weten of er mogelijkheden via België zijn. Prof. v. d. Berg was van mening dat geprobeerd moet worden dit in overleg met Bel gië voor elkaar te krijgen. België zal dan moeten beginnen met de bouw van stuwdammen in. de Maas. Tenslotte wees de heer v. d. Burgh er nog eens nadrukkelijk op dat je de waterbalans van Nederland in zijn totaliteit moet zien: alles hangt met alles samen. Er zal nog veel studie nodig zijn. In dit verband noemde de heer v. d. Burgh de opmerkingen van minister Westerterp over een zoet Zoommeer „prema tuur". Ir. Luteijn constateerde dat je er inderdaad op een middag niet uit kunt komen. We zullen de zoetwatervoorziening vanuit het Zuid-Westen echter bij de overheid als prioriteit op tafel leggen, en daar waar nodig een duw blijven geven-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 10