Huisvesting
van fokkalveren
Schapen
kalender
december 1977
Het Groninger baktarweprojekt
Over de huisvesting van fokkalve
ren, wordt door Cebeco-Handelsraad
gemeld, dat zij een verbeterd systeem
hebben ontwikkeld, dat ook hygiënisch
en economisch aan de jongste eisen
voldoet, aan een publikatie hierover
ontlenen wij de volgende gegevens.
DRIE, HUISVESTINGSPERIODEN
Bij de huisvesting van het jonge kalf speelt een aantal
faktoren een belangrijke rol. De fysiologie van het dier stelt
bepaalde eisen aan de huisvesting. Met andere woorden:
de huisvesting dient zodanig te zijn, dat het dier optimaal
kan funktioneren in al zijn levensverrichtingen. Voorts moet
de huisvesting zo zijn, dat ziekten worden voorkomen of
eventueel effektief kunnen worden bestreden.
Met het oog op de huisvesting kunnen de eerste levens
maanden van het kalf in drie perioden worden ingedeeld.
In onderstaande tabel is aangegeven welke stalvorm de
meest wenselijke is tijdens deze drie perioden. Voor elke
huisvestingsvorm geldt, dat de kalveren steeds moeten be
schikken over een droge, tochtvrije ligplaats.
leeftijd kalf
huisvesting
0
2 weken
opvangstal (naast de
afkatfstal)
2 weken
2 weken na het
geven van de
laatste Sprayfo
opfokstal
2 weken na het
geven van de
laatste Sprayfo
einde eersite stail-
periode
jongveestal
DE OPVANGSTAL
Deze is bestemd voor alle op het bedrijf geboren kalveren
gedurende de eerste 10 h 14 levensdagen. De capaciteit van
de opvangstal moet worden afgestemd op het geboortepa
troon op het betreffende bedrijf. Minimaal is per 10 kalf-
koeien 1 kalverstandplaats noodzakelijk; op veel bedrijven
kan deze norm echter ontoereikend zijn. In de opvangstal
worden alle kalveren individueel in babyboxen geplaatst.
Op grote bedrijven verdient het aanbeveling de opvang
ruimte in 2 of meer afdelingen te splitsen. Dit geeft meer
mogelijkheden tot schoonmaken en ontsmetten. De opvang
stal moet geïsoleerd zijn met de mogelijkheid tot verwar
ming en ventilatie. Verwarming van pasgeboren kalveren
kan, zolang de dieren nog nat zijn, gebeuren met een ver-
warmingslaimp. Deze wordt boven het dier in de babybox
gehangen. De gewenste staltemperatuur bedraagt 20° C.
DE BABYBOX
De jongste kalveren dienen in ieder geval individueel
te worden gehuisvest. Dit om besmettingen te voorkomen
en om te verhinderen dat de dieren bij elkaar likken of zui
gen.
De babybox, ontwikkeld door Cebeco-Handelsraad en
de Centrale Veevoederfabriek „Sloten", is aangepast aan de
de eisen, die het kalf stelt.
De uitvoering is zodanig, dat volledig wordt voldaan
aan een geïsoleerde, tochtvrije opvang in die meest kritieke
levensfase van het kalf.
De babyboxen zijn gemakkelijk hanteerbaar en mede
door het uit neembare latte nrooster goed schoon te maken.
De box is 45 cm breed, 120 cm lang en voorzien van een
dichte vóór- en achterschuif. Aan de voorschuif is een beu
gel bevestigd voor het inhangen van een speenentmer. De
speen van de speenemmer komt 60 cm boven het; latten-
rooster.
De ruimte tussen de vloer en het Jatte nrooster is 25
cm. Wanneer de vloer voldoende verloop heeft, zodat de gier
goed kan weglopen, levert het schoonmaken van de stal
geen grote problemen op.
O Het verdient aanbeveling de babyboxen zo in de op
vangstal te plaatsen, dat men er ook gemakkelijk achter
langs kan lopen voor controle van de kalveren en schoon
houden van de stal.
De boxen voor de jongste kalveren dienen in blokken van
3 of 4 stuks te worden geplaatst, zodat schoonmaken en
eventuele demontage beter en gemakkelijker kunnen worden
uitgevoerd.
DE OPFOKSTAL
Na een verblijf van» 10 14 dagen in de opvangstal gaan
de kalveren, die op het bedrijf worden aangehouden, naar
de opfokstal. Ze blijven in deze stal tot na het verstrekken
van de laatste Sprayfo. De capaciteit van de opfokstal wondt
afgestemd op het aantal aan te houden kalveren, het ge
boortepatroon en ook wel op het toe te passen voedersys
teem. Gemiddeld zal, bij niet te laat spenen, 1 standplaats
per 5 6 melkkoeien voldoende zijn.
In de opfokstal kan worden gekozen voor individuele of
groepshuisvestring.
Individuele huisvesting verdient verreweg de voorkeur.
Voordelen zijn:
meer controle op ieder kalf afzonderlijk;
geringere kans op onderlinge besmetting-,
geen last van bij elkaar likken of zuigen.
Bij groepshuisvesting is het dringend gewenst de koppels
niet te groot te maken (maximaal 5 kalveren per koppel)
en.de koppels naar leeftijd en ontwikkeling samen te stellen.
INDIVIDUELE HUISVESTING IN DE OPFOKBOX
De in samenwerking tussen de Centrale Veevoederfa
briek „Sloten" en Cebeco-Handelsraad ontwikkelde opfok-
box is 90 cm breed, 125 om lang en zodanig uitgevoerd, dat
water, ruwvoer en krachtvoer zonder problemen kunnen
worden verstrekt. De box is voorzien van eert latte nrooster.
Is de opfokstal voldoende geïsoleerd, dan is het niet
nodig op de lattenroosters stro te gebruiken. Bij een goede
gierafvoer betekent dit minder werk met het schoonhouden
van de stal.
Het is gewenst de boxen in die opfokstal zodanig op te
stellen, dat achter de boxen een controlegang aanwezig is.
P De opfokboxen lenen Zich goed voor de montage van de
kalverbar. Deze kan gemakkelijk worden aangebracht (60
70 cm hoog).
De slangetjes van de kalverbar dienen zo te worden
geleid, dat de kalveren ze niet uit de melk kunnen trekken.
Men kan het slangetje bijvoorbeeld leiden via een plastic
pijpje.
Eventueel kan de Sprayfo ook worden gegeven door de
emmer niet melk tijdelijk op de plaats van die krachtvoer*
emmer in de beugel te plaatsea
GROEPSHUISVESTING
i
Wordt reeds in die opfokstal (vanaf twee weken) groep#-
huisvesting toegepast, dan kan worden gekozen voor hok
ken met een volledige houten roostervloer of voor bokkeo
met ligboxen. Bij een volledige roostervloer is een vloer
oppervlak van 1 a 1,25 m3 per kalf gewenst. Maximaal 5
kalveren per hok. De ligboxen, die wonden gebruikt tot een
leeftijd van 2 3 maanden, moeten 55 cm breed zijn en 140
cm lang. Ze dienen te zijn uitgevoerd met een verstelbare
schoftboom. De loop-eetruimte, al of niet onderkelderd,
dient minimaal 150 cm diep te zijn.
De houten roosters in de ligboxen verzekeren de kalveren
van een droge ligplaats. IPer dier moet mammaal 35 cm
ruimte aan het voorhek aanwezig zijn. Het Zweedse voerhek,
met een eenvoudige vastzetmogelijikheid, is aan te bevelen.
Ruw- en krachtvoer moeten, evenals drinkwater, gemak
kelijk opneembaar zijn voor jonge kalveren. Op deze leeftijd
kunnen de jonge dieren door een te korte hals nog moeilijk
door het voerhek van de vloer eten, zodat de voerbak om
hoog moet worden gebracht
De speen van de kalverbar moet 60 70 cm hoog warden
gemonteerd. Voor een goede watervoorziening is het gebruik
van een vlotterbak of een open vat gewenst. Het is aan te
beyeien de afscheidingen tussen de groepsboxen dicht te
maken.
VERBETERING VAN BESTAANDE HUISVESTING
In de praktijk is gebleken, dat bij verbetering van de be
staande kalverhuisvesting op sommige bedrijven behoefte
bestaat aan boxen met een breedte van 60 cm. Daarom ia
deze maat in het verkoopprogramma gehandhaafd- De box
van 60 cm breed is ook uitgerust met voorzieningen voor de
verstrekking van water, hooi en krachtvoer.
COMBI-OPFOKBOX
Wanneer men de opfokbox van 90 cm breed, ook voor de
jongste kalveren zou willen gebruiken, dan kan gemakke
lijk een tussenschuif worden aangebracht, zodat twee boxen
van 45 cm ontstaan. De voorscbud f kan dan worden omge
draaid (op de kop gezet), waardoor de aanwezige beugel#
voor speenemmers kunnen wordeh gebruikt.
De jongveestal. Wanneer de kalveren volledig van de melk
zijn afgewend en in goede gezondheid verkeren, kunnen ze
in de jongveestal worden geplaatst. Ook in doze levensfase
is een tochtvrije ligplaats noodzakelijk. De voorkeur dient
dan ook te worden gegeven aan een ligboxemUl of even
tueel een gestrooide loopstal. In roostervloerstallen zonder
ligboxen ontmoeten we in de praktijk vaak problemen door
niet optimale ventilatie en het optreden van tocht. Het ia
gewenst de koppels niet te groot te maken en de kalveren
in groepen in te delen naar leeftijd en/of ontwikkeling. Aan
het voerhek dient per dier een lengte van 40 50 cm be
schikbaar te zijn. Het zogenaamde Zweedse voerhek voldoet
goed. Automatische drinkbakjes moeten vanzelfsprekend
aanwezig zijn.
De gewenste afmetingen voor ligboxen zijn onderstaand
vermeld.
leeftijd kalveren
breedte ligboxen h.o.h.
lengte ligboxen
24 maanden
60 cm
140 cm
48 maanden
70 cm
160 cm
812 maanden
80 cm
180 cm
Het tijdstip, waarop met bijvoeren moet worden be
gonnen, is van meer dan één factor afhankelijk. Bij een
vroeg invallende winter, waardoor de grasgroei spoedig
zal stoppen, zal bijvoeren eerder nodig zijn dan in een
zacht beginnende winter, waarin het gras nog enigszins
kan doorgroeien. B ijsneeuw en ijs is de mogelijkheid
voor gras-opname voor de dieren meestal spoedig af
gesneden Ook met de voedingswaarde van het gras moet
rekening worden gehouden. De voedingswaarde van oud,
doorgeschoten gras blijft natuurlijk achter bij die van
jong gras. Afgezien van deze factoren spreekt ook de
conditie van de schapen een belangrijk woordje mee.
Het komt hier vooral aan op het inzicht van de schaap
houder. Ziet hij," dat de conditie van de schapen achter
uit gaat, dan zal hij er goed aan doen, onmiddellijk met
bijvoeren te beginnen. Wacht daarmee vooral niet te
lang! Het inhalen van achterstand kost meer voer dan
tijdig met bijvoeren beginnen. Dieren, die te kort komen
herkent men al gauw aan hun donkergrauwe kleur.
Goed gevoerde schapen hebben sprekende koppen en een
roomkleurige vacht. Bij normaal najaarsweer kan in het
algemeen worden gezegd, dat omstreeks de KeKrstdagen
met bijvoeren moet worden begonnen. Een paar ons
haver of samengestelde schapenkorrels verdienen hier
voor aanbeveling.
BIJVOEREN BU HUIS
Onder bepaalde omstandigheden verdient het bij huis
halen van de schapen de voorkeur. In de wintermaan
den kan men de dieren op een verharde plaats met uit
loop houden of in een open loopstal. Een eenvoudig
onderkomen zoals een droge ligplaats van ca 1,25 m2 per
dier en een verharde voeruimte met een oppervlakte
van eveneens ca 1,25 m2 per schaap, voldoet goed. De
voordelen van deze methode zijn:
Bij een dichte schapenbezetting is de hoeveelheid
gras in de weiden spoedig u tgeput en moet men de
dieren toch grotendeels met bijvoeren door de Win
ter halen. Bijyoeren op het erf is in dat geval gemak
lij ker
Het voer kan grotendeels bestaan uit middelen van
het eigen bedrijf. Met hooi en kuilgras van .goede
kwaliteit kunnen schapen zonder krachtvoer tot aan
de lammertijd worden gehouden. Proefnemingen héb
ben dit aangetoond.
Het werk wordt tot een minimum beperkt door hooi
en kuilgras te voeren. Bovendien heeft men de die
ren steeds onder toezicht.
Proeven hebben aangetoond, dat de grasgroei éerder
op gang komt als de schapen in het vroege voorjaar
uit het land worden gehouden. Door de hoge gra»-'
opbrengstten kan daardoor meer hooi en kuilgras
worden gewonnen.
Per dag wordt naast ca 1 kg hooi 2 a 3 kg kuilgra#
door de dieren opgenomen. Bij goede kwaliteit hooi en
kuilvoer hoeft pas na het lammeren kraéhtvoer té wor
den verstrekt.
Maagdarm wormenIndien de jonge schapen (overhou-
ders) last hebben van diarree, Wijst dit op de aanwezig
heid van maagdarmwormen. Laat de dieren in dat ge
val een wormbehandeling geven.
Leverbot. tDoor de uitzonderlijk droge zomer is dit
jaar de kans op leverbotbesmetting zeer gering geweest.
Behandeling tegen leverbot zal dan ook over het alge
meen niet nodig zijn Alleen op laag gelegen weiland dat
vochtig is gebleven, of daar waar dusdanig werd bere
gend of bevloeid zodat in de zomer regelmatig water
in de greppels bleef staan, kan besmetting met leverbot
hebben plaatsgevonden. In twijfelgevallen kan men in
december door de Gezondheidsdienst voor Dieren most-
monsters laten onderzoeken op leverboteieren. Bij posi-
tivieve bevinding behandeling instellen in december of
januari.
3 X ZOVEEL NEDERLANDSE TARWE IN BROOD
Y^ORIG jaar heeft men gezegd dat da marktverhoudingen
bij de tarwe in de E.G. zich zouden wijzigen. Door een
verandering van het prijssystoeem van de E.G. zou de franse
tarwe en de tarwe uit landen buiten de E.G. duurder wor
den voor de Nederlandse maalindustrie. Daardoor zouden
de Nederlandse meeelfabrikanten meer belangstelling kriji-
gen voor Nederlandse tarwe. Het baktarwe projekt wildé
de bakwaarde van de Groninger tarwe zoveel verbeteren,
dan het oog van de meelfabrikanten het eerst op Groninger
tarwe zou vallen. De voorspelde grotere belangstelling van
de maalindustrie is inderdaad gekomen. De eerste drie
maanden voor dit seizoen werd er 27 Nederlandse tarwe
(Vervolg van pagina 7)
in het meel verwerkt. Jarenlang is dfit 6 geweest en vorig
jaar was het nog 9
Van deze oogst wordt er dus tot nu toe drie maal zoveel
inlandse tarwe verwerkt als vorig jaar. Door deze uitzon
derlijke zomer richtte de belangstelling van de maalindustrie
zich echter niet in de eerste plaats op de verbeterde Gro
ninger tarwe, maar op alle onbehandelde Nederlandse tar
we, omdat die ook goede kwaliteit heeft Het is echter dui
delijk dat het baktarwe projekt ook volgend jaar moet wor
den voortgezet aangezien de, uitgangspunten juist zijn ge
bleken.
ONDERZOEK
QIREKT na de oogst van dit jaar is een groot aantal
monsters verzameld om meer te weten te komen
over de bakwaarde en het effekt van verschillende teeït-
maatregelen. Bij dit onderzoek wondt gekeken naar de in
vloed van ras, C.C.C., overbemesting, fungicide en zaaizaad-
hoeveelheid oip de bakwaarde. Op het ogenblik worden deze
monsters geanalyseerd door het Instituut voor Graan, Meel
en Brood TNO te Wageningen. Over de uitslag van dl£ on
derzoek en de invloed van deze zomer op de uitkomsten
is nog niets bekend. Het resultaat zal te zijner tijd worden
gepubliceerd.
Dit zelfde geldt voor de analyses van silo partijen van
de afnemers en van telerspartijea Het onderzoek van deze
monsters is inmiddels wdl afgesloten, maar de gegevens
moeten nog worden verwerkt