Akkerbouwgewassen tot 1980
10
te beperken, is een verdere mechanisering en automatise
ring van sorteren, uitlezen en verdere bewerking noodzake
lijk. Voorts zullen hier meer voorzieningen moeten worden
getroffen, die gericht zijn op het behoud van kwaliteit. Met
bovengenoemde ontwikkelingen zullen aanzienlijke investe
ringen gemoeid zijn.
Een verdere stijging van het opbrengstniveau kan worden
bereikt via een grotere knolproduktie per dag en via ver
lenging van de periode van knolproduktie. Eerstgenoemd
punt kan wellicht worden bereikt door een teelttechniek
gerichtf op een betere vochtvoorziening van het gewas
(grondverbetering, grondbewerking, beregening). Een aan
gepaste grondbewerking en bemesting kan bovendien leiden
tot een snellere beginontwikkeling, waardoor de periode
van knolgroei zou worden verlengd. Overigens wordt voor
de komende jaren een minder grote opbrengststijging ver
wacht dan in het achten ons liggende decennium is bereikt.
Deze zal ongeveer in de orde van grootte van lJ/2 Per
jaar kunnen liggen.
UIEN
De teelt van zaaiuien heeft zich sinds 1970 globaal ge
stabiliseerd op een niveau van rond 9.000 ha. De areaal-
fluktuaties per jaar hangen, althans voor een gedeelte, sa
men met het prijsniveau van de vorige oogst. De verre
gaande mechanisatie- en rationalisatiemogelijkheden van de
teelt noden tot een zekere mate van grootschaligheid. Het
areaal wordt dan ook niet zozeer begrensd door de techni
sche teeltmogelijkheden alswel door de afzet- en prijspers-
pektieven.
Daarnaast zijn met een aanzienlijke ekonomische beteke
nis zilveruien, eerstejaars plantuien en tweedejaars plant-
uien.
De teelt van zilveruien is geheel in handen van de ver
werkende industrie. Het areaal bedraagt circa 800 ha per
jaar.
De teelt van eerstjaars plantuien is gericht op de winning
van plantgoed voor hoofdzakelijk de export. De belangrijk
ste afnemers zijn West-Duitsland, Engeland, Frankrijk en de
Scandinavische landen. De laatste jaren zijn ook Amerika
en Canada sterk groeiende markten voor de Nederlandse
plantuitjes. De beteelde oppervlakte bedraagt rond 700 ha
per jaar. Door de mechanisatie en rationalisatie is de per
ceelgrootte aanzienlijk toegenomen. Niet zozeer de techni
sche teeltmogelijkheden, doch vooral de afzet- en prijspers-
pektjeven bepalen ook bij dit gewas het areaal.
Het areaal tweedejaars plantuien is sterk afhankelijk van
de prijs van het plantgoed en van het prijsniveau van de
vorige oogst. De beteelde oppervlakte varieerde in de afge
lopen 5 jaren van 500 tot 1000 ha. De afzetperiode voor
deze in onrijpe toestand geoogste uien is beperkt tot de
maand juli en de eerste helft van augustus.
De afzetmogelijkheden voor het verse produkt wordt bij
zaaiuien voornamelijk bepaald door de konkurrentiepositie
ten opzichte van buitenlandse producenten. Daarbij is van
belang dat het gebruik van uien in West-Europa nog' steeds
groeit. De positie van Nederland in deze markt is de laatste
jaren sterker geworden door een relatief lage kostprijs en
een verbeterde kwaliteit.
In Engeland is de teelt van zaaiuien vrij sterk in ontwik
keling. Er wordt in dit land gestreefd naar volledige zelf
voorziening. Met uitzondering van Italië Js in de andere
E.E.G.-landen de zaaiuienteelt van ondergeschikte beteke
nis. Buiten de E.E.G. zijn vooral Egypte en Polen van be
tekenis als produktiegebieden voor zaaiuien. Er zijn aanwij
zingen dat de rationalisatie van de teelt in Egypte met een
daling van de kwaliteit gepaard gaat. De konkurrentie van
Polen blijft een onzekere faktor. Wanneer de gunstige ont
wikkelingen in ons land zich voortzetten moet enige toe
name van de export en daarmee van het areaal zaaiuien in
de komende jaren mogelijk worden geacht.
Voor zilveruien is de ontwikkeling van de teelt vooral af
hankelijk van de mogelijkheden voor de teelt van een gezond
gewas. Nog meer dan voor zaaiuien is in de oude teeltge-
bieden het witrot een bedreiging voor deze teelt. De bestrij
ding van deze grondschimmel behoeft in de komende jaren
dan ook alle aandacht.
Voor eerstejaars plantuien worden de afzetmogelijkheden
bepaald door de ontwikkeling van de buitenlandse vraag.
Gezien de groeiende markt voor plantgoed in Canada en
Amerika lijkt enige groei van de export mogelijk. Mede met
het oog op de strenge eisen die deze landen aan de gezond
heidstoestand van het plantgoed stellen, dient ook voor deze
teeltvorm het onderzoek naar de bestrijdingsmogelijkheden
van witrot en stengelaaltjes een hoge prioriteit te hebben.
Bij de teelt van tweedejaars plantuien zal een verdere in-
troduktie van volvormige selekties van het ras Stuttgarter
de presentatie van het produkt aanmerkelijk kunnen ver
beteren. De betere vorm van het eindprodukt zou nog meer
tot zijn recht komen door verdere verbetering van de plant-
machines op regelmaat en wijze van planten.
Gezien de korte afleveringsperiode van tweedejaars plant
uien blijven er slechts afzetmogelijkheden voor een zeer
beperkt areaal. Indien de recentelijk weer enigszins in be
tekenis toegenomen teelt van winteruien zowel uit een oog
punt van wintervastheid van de nieuwe rassen als wel teelt-
technisch blijkt te slagen, zal dit ongetwijfeld leiden tot een
grotere aanvoer van gezaaide uien in de maanden juni en
juli. Waarschijnlijk zal hierdoor de interesse voor de meer
kapitaalintensieve teelt van plantuien verder afnemen.
VEZELVLAS
Mede dank zij de E E G. vlastoeslag handhaaft het areaal
zich op een niveau liggend tussen 5000—7500 ha. Ongeveer
eenderde van de produktie wordt in ons land verwerkt het
overige wordt als strovlas naar België geëxporteerd. De
zaaizaadproduktie is van wezenlijk belang; van ongeveer
60 A van het areaal krijgt het zaad een zaaizaadbestem
ming, voornamelijk in Frankrijk en in toenemende mate in
landen buiten de E.E.G.
De prijzen van vlas en vlasprodukten vertoonden grote
schommelingen, in afhankelijkheid van voorraden produkt
en van het prijsverloop van konkurrerende vezels (katoen).
Gezien de lange keten van bewerkingen vanaf de teelt
tot het eindprodukt textiel en de vele natuurlijke en syn
thetische substitutie-produkten is exakt perspektief voor
vezelvlas moeilijk te schetsen.
(Vervolg van pag. 8/9)
In de verschillende fasen van teelt en bewerking zitten
een aantal problemen waaraan veel onderzoek is verricht
in de laatste 10 jaren. Zo is de mechanisatie van de oogst
met de komst van enkele bevredigend werkende persen in
1975 in principe voltooid. Verwacht mag worden dat een
nieuwe oogstlijn in de praktijk toepassing zal gaan vinden,
waarmee een arbeidspiek in de teelt is verdwenen; teelt op
grotere schaal op akkerbouwbedrijven is daarmee arbeids-
technisch weer "mogelijk geworden.
De verwerking van groen vlas vindt plaats in overwegend
kleine bedrijven. Naast de ongunstige struktuur is een nieuw
probleem bij de vezelwinning gelegen in de milieuheffing
op het rootwater waardoor de konkurrentie met buurlanden
moeilijker wordt. De geproduceerde vlaslint wordt vrijwel
volledig geëxporteerd omdat de spinnerijen in ons land nau
welijks nog vlas verwerken.
Door het Vezelinstituut T.N.O. zijn nieuwe procédé's voor
het onthouten van vlas en voor het spinnen ontwikkeld,
maar deze hebben nog steeds geen praktische toepassing
gevonden. Wanneer de lopende plannen doorgang vinden
om een proeffabriek te stichten voor de verwerking van
groen vezelvlas tot garen, dart kan dit een ontwikkeling in
luiden tot een efficiënte en minder arbeidsintensieve ver
werking, die op langere termijn het perspektief voor de
teelt van vlas gunstig kan beïnvloeden.
De beste perspektieven voor de afzet van garen lijken
thans te liggen in een menggaren op basis van vlas en
polyester; een Nederlandse weverij onderzoekt de mogelijk
heden van dit.produkt in de textielmarkt. Van belang voor
de afzet is tenslotte de positie van de Nederlandse textiel
industrie die op dit moment zeker niet rooskleurig is te
noemen.
Naast het strovlas is ook de afzet van het zaad van be
lang; de prijzen van slagzaad en daarmee samenhangend diie
van zaailijnzaad variëren zodanig dat over de toekomstige
prijzen weinig te voorspellen valt. Wel is te verwachten dat
het prijsverschil tussen zaailijnzaad en slagzaad zal toe
nemen, waardoor de animo voor dauwrootvlas zal worden
gedrukt. Deze in Frankrijk vrij algemeen toegepaste root-
methode wint in ons land wat terrein; het huidige areaal
van 500 ha zal zich echter waarschijnlijk niet sterk uit
breiden.
Vlas is in het bouwplan een aantrekkelijk gewas, mede
vanwege de dekvruchtmogélijkheden. Wanneer een enigs
zins redelijk saldo is te verwachten, zijn vele akkerbouwers
waarschijnlijk bereid dit gewas weer in de vt;uchtwisseling
op te nemen, als de oogst zodanig is gemechaniseerd dat
deze geen arbeidspiek meer oplevert.
Konkluderend kan worden gesteld dat er verschillende
aanzetten zijn voor een areaalontwikkeling in positieve
richting. Tot 1980 zal, ook als alles meewerkt, het areaal
naar verwachting niet de 10.000 ha overtreffen: positieve
ontwikkelingen zullen pas op langere termijn een verdere
verhoging van het areaal tengevolge hebben.
GRASZAAD
Door de marktordening, steun en sterk gestegen prijzen
is het graszaadareaal in Nederland sterk uitgebreid. Dit is
in vele gevallen gepaard gegaan met vermindering van het
areaal van Nederlandse rassen in het buitenland.
Arealen in ha
Graszaadsoorten
1970
1971
1973
1974
1975
Veldbeemdgras
1.774
1.893
3.512
3.506
3.739
Roodzwenkgras
1.848
2.537
4.140
4.142
4.626
Engels raaigras
2.066
2.555
3.561
6.114
7.726
Italiaans raaigras
1.562
2.240
1.224
1.568
2.209
Overige
1.703
1.851
1.319
1.704
1.534
Totaal
8.953
11.076
13.756
17.034
19.834
Verwacht mag worden, dat het overbrengen van vermeer
deringen in het buitenland naar Nederland zich zal voort
zetten. Daar" met ingang van 1973 Denemarken volledig on
der de E.E.G.-graszaadsubsidieregeling viel, terwijl de steun
regeling voor granen in fasen wordt uitgevoerd, lijkt gras
zaadteelt voor de Deense boer aantrekkelijker te zijn dan
de graanteelt. De areaaluitbreiding, ook :n Denemarken,
heeft evenwel tot zeer lage prijzen geleid in 1974 en 1975.
Een aanzienlijke inkrimping van het areaal ligt dan ook
voor de hand. Toch lijkt op lange termijn een graszaadareaal
van 20.000 ha of meer zeker haalbaar als de Nederlandse
telers in staat zijn een kwaliteitsprodukt op de markt te
brengen tegen een konkurrerende prijs.
Met name bij de gazongrassen is nog een aanzienlijke
verhoging van de gemiddelde opbrengst mogelijk. Er zal
vooral gekeken dienen te worden naar de faktoren die een
optimale ontwikkeling van het gewas onder de dekvrucht
bepalen.
Door centralisatie van het aantal inrichtingen is een ver
dere rationalisatie van de verwerking misschien mogelijk.
De mogelijkheden tot een verdere rationalisatie van werk
zaamheden als keuring, zaadkontrole, kcmtraktering en ad
visering dienen te worden nagegaan. In het kader van het
Produktschap worden than? gegevens verzameld over dteze
kosten in het buitenland. Thans gebeurt de voorlichting met
betrekking tot de teelt van het graszaad in elk teeltgebied
door een vertegenwoordiger van de firma. Het is de vraag
in hoeverre per gebied de advisering door een kleiner aantal
personen zou kunnen gebeuren.
PEULVRUCHTEN
Het totaal areaal peulvruchten bedroeg in 1975 nog slechts
12.000 ha tegenover 16.700 ha in 1970. In 1973 werd zelfs
een dieptepunt bereikt van 8.700 ha.
Deze teruggang had voornamelijk betrekking op de teelt
van groene erwten en schokkers waarvan de arealen van
9.500 ha respektievelijk 2.500 ha in 1970 tot 2.300 ha en 650
ha in 1973 terugliepen. Tengevolge van wat gunstiger prijs
verhoudingen heeft de teelt van groene erwten zich daarna
weer enigszins hersteld tot rond 4.500 ha. Het areaal schok
kers is na een lichte opleving in 1974 (1.000 ha) in 1975 op
nieuw teruggelopen tot 700 ha in 1975.
Het areaal kapucijners en grauwe erwten is sinds 1970
met 25 uitgebreid en bedraagt de laatste jaren rond 1.000
ha.
Bij de landbouwstambonen is vooral de teelt van bruine
bonen van betekenis. De teelt hiervan is voornamelijk ge-
koncentreerd in het zuidwestelijk zeekleigebied en dan met
name in Zeeuws-Vlaanderen. Sinds 1970 is het areaal met
50 toegoenmen en omvat thans ongeveer 6.000 ha.
Erwten. Gezien het huidige opbrengstniveau, dat gemid
deld rond de 3.500 kg per ha ligt, zal dit gewas moeilijk
kunnen konkurreren met gewassen als granen en koolzaad.
Handhaving van de teelt zal dan ook in belangrijke mate
bepaald worden door de prijs die voor de toekomst verkre
gen kan worden. Gezien het feit, dat het aanbod in de E.E.G.
(Engeland en Frankrijk) de vraag overtreft, is het niet waar
schijnlijk te achten dat onder de gegeven omstandigheden
een zodanig hoog prijsniveau konstant aanwezig zal zijn
dat daarvan een uitbreiding van de teelt verwacht mag wor
den.
Het is evenwel niet uitgesloten dat gezien een mogelijk
te verwachten strukturele schaarste aan dierlijke eiwitten
voor menselijke konsumptie de teelt van droge peulvruchten
op wat langere termijn aan betekenis zou kunnen winnen.
In dat verband! is het zinvol enige aandacht aan de optimali
sering van de teelt te blijven besteden. De huidige knelpun
ten liggen voornamelijk op het terrein van de oogstmethode
en van het opbrengstniveau. Veredeling op een oogstzeker,
goed maaidorsbaar gewastype moet zinvol worden geacht.
Landbouwstambonen. De teelt van bruine bonen geeft een
tendens tot uitbreiding te zien. Bij een gemiddelde opbrengst
van 2.500 kg per ha en een prijs variërend van ƒ1,tot
1,50 per kg is deze teelt vooi" velen aantrekkelijk, te meer
omdat de inzet van rijdende doperwtendorsmachines goede
perspektieven biedt voor het opraapdorsen van bruine bo
nen. Het arbeidsintensieve ruiteren zou dan overbodig wor
den. Deze ontwikkeling zal bij slagen zeker een verruiming
van de belangstelling voor dit gewas tot gevolg hebben, die
dan niet beperkt zal blijven tot het huidige traditionele teelt-
gebied in het Zuidwesten.
De afzetmogelijkheden zullen bepalend zijn voor het
areaal in de komende jaren. De goede zuivere smaak van
het Nederlandse produkt kan daarop van aanmerkelijke in
vloed zijn. In ons land worden steeds meer bruine bonen
verwerkt tot konserven en vooral tot glaskonserven. Deze
laatste stellen vooral extra eisen aan kwaliteit (kleur en af
wezigheid van beschadiging).
Technologisch onderzoek, gericht op 'het maken van droge
„instant" produkten is zinvol om de afzetmogelijkheden
van dit produkt te vergroten. Daarnaast is voortzetting van
het veredelings- en rassenonderzoek en het teeltonderzoek
gewenst. Verwacht wordt dat een geleidelijke uitbreiding
van deze teelt zal plaatsvinden, waarbij een areaal van
10.000 ha echter wel als een maximum beschouwd moet
worden.
Opbrengstprijzen in gki. per 100/1000 kg (incl. BTW)
1) incl. zaaigraan
2) incl. brouwgerst
Zuidwestelijk kleigebied
Wintertarwe 1)
34,90
35,30
37,40
37,20
38.70
39.40
40,95
Zomertarwe 1
37,10
36,35
42,20
39,65
39,25
43,75
41,30
Zomerqerst 1)2)
32.05
32,85
37,40
37,95
39,95
38,95
42,15
Consurr
iptieaardappelen
11,90
21.40
8,55
9,60 -
24.20
12,95
11,90
Suikerbieten
62,00
68,25
68,85
79,50
79,50
84,95
96.48
Erwten
49.90
59,55
49,35
39,70
54.00
108,90
101,50
Graszaad
154,75
180,60
213,05
204.90
256,30
288,35
224.40
Karwijzaad
94,50
111 30
143,40
306,90
520,15
352,90
170,25
Koolzaad
-
72,40
72,25
76,65
85,20
Uien
12,85
17.60
11,60
7,60
28.05
26,90
7,00
Zuidwestelijk kleigebied*
Gemiddelde opbrengsten in kg per ha (gemeten maat). Voortschrijdende 5-jaarlijkse gemiddelden
Oogst
Winter
Zomer
Zomer-
Haver Cons.-
Suiker
Erwten
Uien Gras
tarwe
tarwe
gerst
aard.
bieten
zaad
ton
ton
ton
1962 t/m 1966
5095
4515
4370
5015 31,3
45,8
16,8
3440
32.0 1025
1963 t/m 1967
5090
4555
4390
5355 33,2
48,7
16,6
3440
29,2 1050
1964 t/m 1968
5190
4595
4455
5370 34,9
51,2
16,3
3430
30,3 1060
1965 t/m 1969
5095
4370
4315
5270 34.8
51.2
16.1
34 25
32.2 1085
1966 t/m 1970
5065
4195
4230
5045 35.4
51,9
15,8
3465
33,7 1070
1967 t/m 1971
5170
4275
4270
5060 36.4
53.9
15,9
3745
34.6 1165
1968 t/m 1972
5045
3895
4205
4835 36,5
51,3
15.9
3270
39,5 1095
1969 t/m 1973
5145
4110
4330
4970 37.2
51.1
16,0
3230
37,9 1135
1970 t m 1974
5455
4 190
4360
38.4
48.5
15.7
3165
39.7 1125