KloULI/AICIN VOOR DE AKKERBOUW LELYSTAD VRUCHTWISSELINGSONDERZOEK - BOUWPLANNENPROEF „DE SCHREEF" i DCCI 1ITATPM RAPPORT No. 33. PROEFSTATION Ing. O. HOEKSTRA Ir. C. A. A. A. MAENHOUT ||ET in 1963 te Dronten door de Rijks dienst voor de IJsselmeerpolders op gezette vruchtwisselingsproefveld op „De Schreef" te Dronten werd in 1968 door het Proefstation voor de Akkerbouw overgeno men en voortgezet. De gegevens van dit waardevolle en unieke proefveld, waarin verschillende bouwplannen werden verge leken, werden van dergelijk groot belang voor de praktijk geacht dat men van mening was dat dit vervolgd diende te worden. Veer tien verschillende bouwplannen waarvan 7 met een rotatieduur van 6 jaar, 2 van 4 jaar en 5 van 3 jaar zijn daar vergeleken. Binnen deze bouwplannen varieerde het aandeel rooivruchten van geen t/m 2/3 van de op pervlakte. Een van de belangrijkste overwe gingen voor de voortzetting was, dat in de praktijk de akkerbouwer, uit economische noodzaak, in steeds sterkere mate wordt ge noodzaakt tot vernauwing van zijn bouw plan. Om te trachten zijn inkomen op peil te houden zal -zijl! bouwplankeuze steeds meer in de richting gaan van gewassen met de meest gunstige saldo's per ha - aardappe len - suikerbieten en wintertarwe. en 2/6 diversen, bijv. handelsgewassen, kan worden opgemerkt, dat in analogie met de rotaties 1, 2a, 2b en 3a hogé opbrengsten te verkrijgen zijn, die voor zover bekend is niet beïnvloed worden door afnemende fysische, chemische of biologische bodemvruchtbaar heid. Ten aanzien van de rangschikking van de gewassen in deze rotaties kan worden ge steld, dat de granen (wintertarwe) het beste door twee niet-graangewassen kunnen wor den gescheiden, zodat de kans op schadelijke aantastingen met name door oogvlekkenziek- te zo gering mogelijk is. Aardappelen en sui kerbieten kunnen beter niet direkt na elkaar worden verbouwd. Bij bieten geeft dit vaak problemen met aardappelopslag en de ten dens naar een lagere opbrengst; aardappelen dienen bij voorkeur niet direkt na bieten te worden verbouwd vanwege het negatieve voorvruchteffekt, zoals blijkt uit vergelijking van de aardappelopbrengst in de bouwplan nen 5a en 5b. VIERJARIGE ROTATIE gOUWPLANNEN met een vierjarige rotatie van aardappelen, suikerbieten bouwplan betreft, lijkt aardappelen - winter tarwe - suikerbieten - zomergerst het meest aanbevelenswaardig. Dit vanwege de slechte voorvruchtwaarde van suikerbieten voor aardappelen en In mindere mate ook omge keerd. DRIEJARIGE ROTATIE I Driejarige rotaties met 1/3 aardappelen, 1/3 granen en 1/3 diversen (graszaad of luzerne) geven in de bouwplannenproef van af 1970 een opbrengstvermindering van de aardappelen te zien in vergelijking met de aardappelen in zesjarige en vierjarige rota ties. In 1974 was de aardappelopbrengst ca. 15 lager dan in een 1 op 6 bouwplan met aardappelen en ca. 10 lager dan in een 1 op 4 bouwplan. Oorzaken voor de opbrengst vermindering zijn nog niet aan te geven. Wel treden schurft en Rhizoctonia in sterkere mate op dan wanneer de aardappelen in een 1 op 6 teeltfrequentie worden verbouwd. Voor granen in een driejarige rotatie met 1/3 granen kan hetzelfde opbrengstniveau worden bereikt als in een zesjarige rotatie met 2/6 granen. Voor wat betreft het opbrengstniveau kunnen driejarige rotaties met 1/3 aardap pelen en 1/3 granen beter niet worden aan gevuld met luzerne, omdat een dergelijk bouwplan te weinig mogelijkheden biedt om wortelonkruiden te bestrijden, waardoor deze het bouwplan sterk kunnen vervuilen. DRIEJARIGE ROTATIE II In driejarige rotaties met 1/3 suikerbieten en 2/3 granen bestaat bij de bieten dq kans op een wat lagere opbrengst. Mogelijk speelt hierbij het wortelknobbelaaltje een rol. Ook de granen in een dergelijk bouwplan kunnen lagere opbrengsten geven, zowel door de kans op schade door het wortelknobbelaaltje als door de kans op oogvlekkenziekte-aan- tasting. In driejarige rotaties met 1/3 aardappelen, 1/3 suikerbieten en 1/3 granen geven de bieten bij dezelfde voorvrucht geen op brengstderving te zien t.o.v. ruimere teelt frequenties. Wanneer de bieten voorafge gaan worden door aardappelen, geven de bieten een ca. 5 lagere opbrengst dan na andere voorvruchten. De aardappelen geven in deze vruchtop volging een opbrengstvermindering te zien in vergelijking met bouwplannen met 1/4 of 1/6 aardappelen. Wanneer de bieten niet direkt aan de aardappelen voorafgaan, is het opbrengstniveau gelijk aan dat van aardap pelen in driejarige rotaties waarin geen bie ten voorkomen. Het hogere rooivruchtenaan- deel op zich heeft dus geen invloed op de aardappel opbrengst. Suikerbieten als voor- vrucht voor de aardappelen geeft een op brengstvermindering van ca. 10 in verge lijking met een driejarige rotatie waarin sui kerbieten niet de direkte voorvrucht van aardappelen zijn. Om een zo hoog mogelijk opbrengstniveau van de gewassen te verkrijgen, kan de op volging in deze rotatie het beste aardappe len - suikerbieten - granen zijn. In een drie jarige rotatie dient overigens rekening te worden gehouden met inpassing van grond- ontsmetting, hetgeen hoge eisen stelt aan het stmktuurherstellend vermogen van de grond. BOUWPLANNENPROEF DE SCHREEF Aandeel hakvruchten bouwplan Geen hakvruchten 1 w.tarwe-vlas-grasz.-koolz.-z.gerst*-gr.erwt. 1/6 hakvruchten 2a w.tarwe-vlas-grasz.-aard.z.gerst'-gr.erkt. 2b w.tarwe-vlas-grasz.-s.bieten-z.gerst'-gr.erwt. 3a w.tarwe-vlas*-s.bieten-z.gerst-gr.erwt.#-aard. 3b aard.-z.gerst-luzerne 2/6 hakvruchten 3c aard—z.gerst-graszaad 3d s.bieten-z.gerst-kunstweide 3/6 hakvruchten 4a z.gerst*-aard.-w.tarwe -s.bieten 4b z.gerst-aard.-grasz.-s.bieten 4/6 hakvruchten 5a aard.-s.bieten-z.gerst* 5b aard.graszaad-s.bieten 2/6 hakvruchten 6a kun8tw.-aard.-sJ>ieten-gr.erwt.*-haver-z.gerst variërend 6b kunstw.-kunstw.-aard.-8.bieten-gr.erwt.*-z.gerst aandeel kunstweide 6c kunstw.-kunstw.-kunstw.-aard.-s.bieten-z.gerst betekent: groenbemeeting (Ital. raaigras na w.tarwe, z.gerst en erwten; witte klaver na vlas). In het algemeen kan worden opgemerkt dat: De grondbewerking na aardappelen het beste niet-kerend kan worden uitge- voerd, teneinde de kans op aardappelopslag te verminderen. Graszaad in het bouwplan in het geval van Italiaans raaigras de kans op op slag in volggewassen geeft, zelfs zaaddragend kan worden en daardoor als „bouwplanvervuiler' moet worden gezien. Opbrengsten, prijzen en saldi van de gewassen, biji variërend aandeel in het bouwplan bij de praktijkstikstofgift. omschrijving aandeel in het bouwplan opbrengst in kg/ha hoofdprodukt in gld/kg brutogeldopbrengst in hoofd- bij- produkt produkt gld/ha totaal toege rekende kosten saldo wintertarwe 1/6 6.058 0,42 2.544 356 2.900 595 2.305 wintertarwe 1/4 6.110 0,42 2.566 347 2.913 647 2.266 wintertarwe 1/3 zomergerst 1/6 5.017 0,39 1.957- §56 2.212 484 1.729 zomergerst 1/4 5.160 0,39 2.013 248 2.261 502 1.759 zomergerst 1/3 4.943 0,39 1.928 246 2.174 454 1.728 graszaad 1/6 1.630 1,30 2.119 957 O 3.076 662 2.414 graszaad 1/4 1.640 1,30 2.132 940 0 3.072 655 2.417 graszaad 1/3 1.665 1,30 2.165 975 i) 3.140 663 2.477 aardappelen 1/6 52.740 0,151 7.964 367 8.331 1.766 6.565 aardappelen 1/4 51.700 0,149 7.704 444 8.148 1.787 6.351 aardappelen 1/3 46.975 0,148 6.940 425 7.365 1.779 5.586 suikerbieten 1/6 65.220 0,0994 6.483 6.483 1.325 5.158 suikerbieten 1/4 64.400 0,1015 6.537 6.537 1.371 5.166 suikerbieten 1/3 62.833 0,0996 6.270 6.270 1.349 4.921 J) Incl. de toeslag per 100 kg gecertificeerd zaaizaad. c WELK BOUWPLAN BEDRIJFSECONOMISCH HET BESTE? Op basis van bedrijfseconomische gege vens over 1970 t/m 1974, kg opbrengsten en brutogeldopbrengst, vermindert toegereken de kosten zijn de gemiddelde saldi per ge was berekend per bouwplan.. Hierbij is geen rekening gehouden met de voorvruchten. Bij de aardappelen is geen rekening gehouden met een eventueel effekt van grondontsmet- ting. De prijzen voor de aardappelen en de suikerbieten variëren enigszins als gevolg van verschil in kwaliteit of suikergehalte, veroorzaakt door de samenstelling van het bouwplan. De rotaduur blijkt weinig invloed te heb ben op het saldo per ha bij zomergerst en graszaad. Bij de aardappelen is het saldo van de vierjarige rotaties ruim 3 en bij de driejarige rotaties 15 lager dan bij de zes jarige rotaties. Voor de suikerbieten zijn deze cijfers achtereenvolgens 0 en bijna 5 Over de konsekwenties die bouwplanver nauwing tot gevolg kan hebben, zowel wat de bodemvruchtbaarheid, de onkruidbezet ting, het voorkomen van aaltjes als de in vloed van de rotatieduur en voorvrucht op de kwaliteit en de opbrengsten werden in dit 12 jaar lopende vruchtwisselingsproef veld belangrijke resultaten en aanwijzingen verkregen. Resultaten, die gezien de ligging van het proefveld op drooggelegde polder- grond, met bepaalde karakteristieke bodem eigenschappen, niet direkt voor elke andere grondsoort zullen gelden. Niettemin zijn ze sprekend-genoeg om er ook elders rekening mee te Houden! Wij ontlenen aan dit rapport nr. 33: 12 Jaar „De SchreeF' Resultaten van het vruchtwisselingsonderzoek op de bouwplan nenproef, de volgende gegevens. Belangstel lenden kunnen dit bestellen door 6,over te maken op gironummer 2249700 t.n.v. P.A. Lelystad, onder vermelding van „rapport nr. 33". ZESJARIGE ROTATIE yAN zesjarige rotaties, met 1/6 suiker bieten, 1/6 r.ard t^elen, 2/6 granen en twee granen blijken in de bouwplannen- proef zowel voor wat betreft de wintertarwe als aardappelen lagere opbrengsten te geven dan in een zesjarige rotatie. De belangrijkste oorzaak van de op brengstvermindering in wintertarwe is de oogvlekkenziekte. Dit bouwplan-gebonden verschijnsel komt in Nederland algemeen voor; op zavel- en kleigronden in ongeveer dezelfde mate. Gerichte bestrijding met sys- temische fungiciden kan opbrengstderving voorkomen. Aardappelen blijken in deze frequentie na negen jaar een lagere opbrengst te bereiken dan in vergelijkbare rotaties met 1 op 6 aardappelen. In 1974 was de opbrengst 5 minder; er zijn aanwijzingen dat deze dalen de tendens zich nog voortzet. Bovendien is de kwaliteit van de aardappelen minder goed door een hoger percentage misvorming en zwaardere aantasting door knolziekten als Rhizoctonia en netschurft. Schurft- en Rhi- zoctonia-aantasting kunnen mogelijk mede schuld hebben aan de lagere opbrengst. Deze knolziekten komen in overeenkomstige mate op het „oude land" voor. Wat de volgorde van de gewassen in het Klein hoefblad vormt een probleem In bouwplan 3b.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 8