EEN MODERN SPROOKJE ADMINISRATIEF MEDEWERKER Kinderaftrek voor studerende kinderen 3 Mel de plannen van de regering, na Prinsjesdag nog vers in het geheugen, kregen we dit sprookje op ons bureau: Een modetn sprookje voor grote mensenl JN deze tijd van welvaart voor allen met daarnaast een steeds verder toenemende werkloosheid, een tijd van nivellering van inkomens en inspraak voor iedereen, van grote plannen met daarnaast nog grotere begrotings- tekorten, lijkt het soms of veel mensen nog steeds in sprookjes geloven. Bij het op zich lofwaardig streven naar vernieuwing van de samenleving, komen ook de grondslagen van die samenleving in discussie, vandaar dit verhaal, dat uiteraard maar een sprookje is. DE KONING EN DE BOER EU was eens een koning die over een klein land regeer- de als opvolger in een geslacht met een roemrijk verleden. Hoewel de koning al oud was stond hij toch open voor moderne ideeën en ging het welzijn van zijn onderdanen hem zeer ter harte. Hij zocht steeds naar middelen om de armoede, waarin een groot deel van de bevolking leefde, op te heffen, om hun kennis door goed onderwijs op te voeren en om de machtspositie van de rijken zoveel mogelijk in te perken. Hij liet zich daarbij adviseren door een adviesraad, waarin alle lagen van de bevolking vertegenwoordigd waren. Op een van deze vergaderingen van de raad kwam de koning met een belangrijke mededeling. Onderzoekers hadden in het Noorden des lands na jarenlang vergeefs speuren goud in de bodem gevonden en wel in zulke hoeveelheden, dat het land ineens schatrijk kon worden genoemd. De verkoop van dat goud aan andere landen zou enor me sommen geld opleveren en de vraag rees wat daar mee te doen. Er zouden nieuwe wonipgen en scholen van kunnen worden gebouwd, goede wegen zouden kunnen worden aangelegd en de belastingen zouden drastisch worden verlaagd Maar dan nog zou er ruimschoots geld genoeg over zijn voor andere bestemmingen. De koning stelde dan ook voor om nu de gelegenheid aan te grij pen om alle armoede en zorg in zijn koninkrijk ineens uit te bannen. De geschatte voorraden goud in de bo dem waren groot genoeg om aan alle gezinnen een uit kering ineens te geven, doch zo, dat de armsten het meest zouden krijgen en de rijken slechts een bescheiden uitkering. Van de rente van het kapitaal zou dan ieder in welvaart kunnen leven. De raadgevers Vonden het prachtig en prezen de koning, dat hij met deze maat regel rechtstreeks Wilde aansturen op een nieuwe en veel betere maatschappij. Slechts één raadgever maakte bezwaren. Het was een oude boer, die waarschuwend zijn stem verhief en er op wees, dat materiële welvaart sterke benen vereist om deze weelde te kunnen dragen. Hij haalde daarbij voor beelden aan uit het Oude Testament van het oude Israël en herinnerde aan de leuze „brood en spelen" waarmee eens het Romeinse Rijk ten onder ging. Maar zijn stem ging teloor in het gejuich van de andere raadgevers. Men vond hem een zwartgallige, a-sociale dwarskijker, die maatschappijvernieuwing in de weg stond. Zo werd dan met de stem van de oude boer tegen het 'besluit aan genomen en bekend gemaakt. Het volk juichte toen het dit grote nieuws vernam. Plotseling werd hen welvaart en een onbezorgd leven in de schoot geworpen. Men stak de vlaggen uit en het „leve de koning" was niet van de lucht. Intussen waren de ambtenaren begonnen met het uitrekenen van ieders aandeel, dat voorlopig in rente dragende schuldbekentenissen 'van de staat met een vas te rentevoet zou worden uitgekeerd Daarnaast werd een bedrag in eens betaald. In lange rijen stonden de men sen voor de loketten van de belastingkantoren te wach ten, waar nu eens niet gebracht, maar gehaald kon wor den. Velen waren ongerust, dat er voor hen misschien niets over zou schieten en 'het gedrang was dan ook groot. Het politietoezicht bleek onvoldoende en hier en daar vielen doden en gewonden in de opdringende massa. Toen de uitdeling ten einde was dachten de koning en zijn raadgevers een nieuw paradijs te hebben geschapen. Na het sprookje kwam de kater! ALLEEN DE BOEREN EN ZELFSTANDIGEN BLEVEN WERKEN jyE eerste dagen werden grote feesten gehouden en de drank was in de herbergen niet aan te slepen. In een minimum van tijd waren voorts alle winkels leeg- gekocht. Iedereen was rijk en kon kopen wat hij wilde en waar hij al zo lang naar had verlangd. Eigenlijk hoef de niemand weer te werken, men kon voortaan immers leven van de rente van zijn kapitaal. De eerste weken gingen veel mensen nog uit gewoonte naar hun werk, maar dat duurde niet lang. Werken was nu voortaan voor de dommen en die bleken er weinig te zijn. Het gevolg was dat de fabrieken en de scheepswerven kwa men stil te liggen. De winkels kregen geen aanvoer meer, de treinen reden niet meer, de garages waren gesloten en ook 'het autovervoer kwam tot stilstand. Men trachtte zich aan de nieuwe toestand aan te passen door zoveel mogelijk zelf te doen, zelf te repareren en zelf een volks tuintje te bemachtigen De enigen die aan het werk ble ven waren de boeren, de klein zelfstandige ondernemers. Zij bleven zaaien en oogsten met de wisseling van de seizoenen zoals ze altijd gedaan hadden. Wel werd ook hun bedrijfsvoering bemoeilijkt, maar zij hadden in ja ren van voorspoed en tegenspoed geleerd zich aan te passen en bleven zorgen voor de meest noodzakelijke le vensbehoeften. Het volk had zich) echter de welvaart heel anders voorgesteld. Wel waren er prachtige voorzieningen ge komen in de recreatiesector en zouden er mooie land schapsparken tot stand worden gebracht, maar hoe zou dit alles op den duur kunnen functioneren als de onder nemingen en de dienstensectoren stil stonden. Van lie verlee begonnen enkele mensen te begrijpen, dat er op den duur geen rente op hun kapitaal zou kunnen worden betaald, want rente moet eerst door iemand worden verdiend. Ondanks dat iedereen kapitalist was begon de ontevredenheid band over hand toe te nemen. Die onte vredenheid steeg ten top, toen ook de gastarbeiders tot staking over gingen. Zij hadden tot nu toe de elektrische centrales, de waterleiding, telefoon, de vuilnisdiensten en verdere openbare voorzieningen op gang gehouden. Bovendien hadden zij het goud, de bron van alle goeds, uit de mijnen gedolven. Het bleek nu steeds meer echter de bron van alle kwaads te worden. De vreemde arbei ders eisten en terecht gelijke rechten op en toen hen die niet werden toegezegd, legden zij het werk neer. Er ontstonden allerwege onlusten en grote groepen de monstranten met spandoeken begaven zich op weg naar de hoofdstad. Men zag leuzen als: „Wilt gij de rente niet betalen, dan zullen wij ze komen balen!" Ook werd er „Weg met de koning" geroepen De koning was teneinde raad en rfëp in allerijl zijn alviesraad bijeen. Deze bij eenkomst léverde in het begin een Babylonische spraak verwarring op. Men slingerde elkaar over en weer hef tige verwijten naar het hoofd. BOER BRACHT RAAD TENSLOTTE vroeg en verkreeg de oude boer het woord. Hij herinnerde aan de waarschuwingen die hij indertijd had laten horen. Door schade en schande was nu bewezen, dat geld alleen niet gelukkig maakt en dat zinvolle arbeid in belangrijke mate kan bijdrage tot levensgeluk. Genoeg hebben is geluk, meer dan ge noeg hebben is schadelijk,, dat geldt voor alle dingen, maar vooral voor geld. Iedere boer weet dat nu te heb ben gezaaid alleen, met noeste arbeid ook kan worden geoogst en dat zonder menselijke inspanning de aarde geen vruchten voortbrengt. Maak dus dat de mensen weer lust krijgen om te werken en zich in te spannen, dan zult ge daarmee het geluk van uw onderdanen die nen, aldus de boerenraadsman. Deze raad Was goed in de ogen van de koning, hij ont sloeg de andere raadslieden op staande voet en vaardigde onmiddellijk een drastische geldsanering uit. Het kapi taal, waarover iedereen meende te beschikken was daar mee geslonken als sneeuw voor de zon en iedereen zag zich gedwongen om al morrende zijn oorspronkelijke werk weer op te vatten. Naarmate de economie weer ging draaien kreeg men al spoedig weer plezier in het werk. In korte tijd was het land veranderd in een bijen korf van nijvere mensen, die bereid waren te werken om hun scha weer in te halen. Het geluk keerde terug, maar daarnaast ook de ge voelens van afgunst, en ontevredenheid. Kortom het was weer net als vroeger Alleen was nu enkele jaren van harde arbeid het volk werkelijk rijker geworden. En de wijze raadsman? Hij was teruggekeerd naar zijn boerderij en bedreef daar als een gelukkig man het meest oorspronkelijke beroep. K. Op het ADMINISTRATIE EN ADVIESBUREAU van de ZLM Wijngaardstraat 29, Goes kan geplaats worden een Praktijkdiploma boekhouden of M.E.A.O. vereist. Diploma M.B.A. gewenst. Sollicitaties te richten aan de directie. Overigensde hele kinderaftrekregeling en die van de studiefinanciering gaan binnenkort op de helling. jrrET is bekend dat een ouder kinderaftrek krijgt vpor studerende kinderen die 16 jaar en ouder, maar jon ger dan 27 jaar zijnmits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Eén van die voorwaarden is dat het kind in belangrij ke mate op kosten van de vader of moeder wordt onder houden. In de uitvoeringsbeschikking Inkomstenbelasting is bepaald, dat aan deze eis wordt voldaan als per week een bepaald bedrag wordt bijgedragen. Dat bedrag is voor 1976 gesteld op f38,— per week. Als de totale kos ten van levensonderhoud minder zouden zijn dan f 38, per week dan voldoet de ouder, die meer dan de helft van de kosten betaalt, ook aan de voorwaarde dat in be langrijke mate in het onderhoud wordt bijgedragen. Daarmee zijn wij er wat de regeling van de kinderaf trek betreft nog niet. Fiscaal kan een kind ook voor twee of drie kinderen geteld worden. Als een studerend kind grotendeels, dus voor meer dan de helft van de kosten door de ouder wordt onderhou den, telt het voor 2. Als het buitenshuis woont en boven dien geheel of nagenoeg geheel'd.i. voor tenminste 90 door de ouder wordt onderhouden, telt het voor 3 hin deren. rr ET is duidelijk dat, als een kind een studietoelage *-* krijgt, hetzij van het Rijk, hetzij van een andere instelling, dat van invloed kan zijn op de kosten van levensonderhoud (waar ook de studiekosten toegerekend worden, die ten laste van de ouder komen. Kan zijn, want het hoeft niet altijd. Wat is n.l. het geval? In de inkomstenbelastingwet is geen bepaling opgenomen dat studietoelagen beschouwd moeten worden als posten die eerst op de bijdrage van de ouder in de kosten van levensonderhoud in mindering gebracht moeten worden. De rechtspraak gaat er dan ook van uit, dat als een kind van die studietoelage een ge deelte bespaart en de ouder dus in feite meer betaalt dan strikt genomen nodig zou zijn, toch alleen met dat feite lijke betaalde bedrag moet worden gerekend om vast te stellen welk ged.eelte van de totale kosten van levens onderhoud door de ouder wordt bijgedragen. Voor de studerende, van wie de ouders zoveel geld hebben, dat ze haar of hem in staat kunnen stellen te sparen en die dat ook daadwerkelijk doen, wordt dus meer kinderaftrek genoten, dan voor de mede-student(e) wier ouders dat niet kunnen. Het is te begrijpen, dat de fiscus hier toch geen vrede mee hééft en dat geprobeerd wordt de al jaren bestaan de rechtspraak op dit punt om te buigen. Dat die pogingen geen succes hebben blijkt uit een ar rest van de Hoge Raad van 1 september j.l., dat gepubli ceerd werd in Vakstudie Nieuws van 25 september. De situatie was als volgt. jyilJNHEER A. had o studerende dochters. Over het jaar '72 kregen ze elk een studietoelage uit 'n fonds van 4680,De kosten van levensonderhoud werden door Vader betaald. Hij sprak met elke dochter af, dat zij ieder op een spaarbankboekje zouden sparen een be drag van f 1.100,De bijdrage van Vader berekende hij als volgt: dochter A dochter B dochter C Totale kosten f 9.623,— f 10.866,— f 9.737, Bijdrage fonds f 4.680 Gespaard „1.100 Blijft „3.580,- 3.580,— 3.580,— Bijdrage vader f 6.043,7.286,f6.157) Volgens deze berekening betaalde hij voor elk van zijn kinderen meer dan de helft van de kosten van levens onderhoud, waaronder zoals gezegd ook de studiekosten vallen en hij meende dus recht te hebben op tweevoudige kinderaftrek. De inspecteur taxeerde de onderhoudskosten wat la ger. Hij was bovendien van mening dat de bijdrage uit het fonds beschouwd moest worden als geheel besteed voor het levensonderhoud. Alleen voor dochter B verleende hij daarom tweevou dige kinderaftrek. Die had n.l. een duurdere studie dan haar zusters en ook volgens de inspecteur betaalde vader voor haar meer dan de helft van de kosten. Voor de twee andere volstond hij met enkelvoudige kinderaftrek. JJET Gerechtshof ging niet met de inspecteur mee. Het schatte dus de studiekosten ook wel wat lager, maar over het principiële punt, n.l. of de uitkeringen van het fonds beschouwd moesten worden als geheel besteed voor levensonderhoud en dus niet voor besparing beslis te zij dat geen wettelijke bepaling daartoe dwingt. Het Hof meende dat aangenomen kan worden dat de helft van de besparing van totaal f 1100,is f550,uit de studietoelage kwam. Daardoor kwam de bijdrage van vader uit op meer dan de helft en kreeg hij dus voor el ke dochter tweevoudige kinderaftrek. Vader had zijn zaken goed voor elkaar. Hij had goede afspraken met de dochters gemaakt en de besparingen konden worden bewezen, doordat ze waren gestort op een spaarbankboekje. Daarvoor moet men zorgen! Overigens is het begrijpelijk dat men tegen de moge lijkheid om via besparingen de kinderaftrek te beïnvloe den nogal eens bezwaren heeft. Maar het is niet onge oorloofd gebruik te maken van de mogelijkheden die de wet biedt! PA AU WE

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 3