Looncijfers en loontoeslag
vanaf 1 juli 1976
INDEX
GEZINSCONSUMPTIE
DE PRIJSEXPLOSIE
VAN
AGRARISCHE GRONDEN
11
Het Landbouwschap heeft een overzicht samengesteld van
de lonen, de loontoeslag en de sociale verzekeringspremie's
die vanaf 1 juli 1976 voor de verschillende C.A.O.'s in de
agrarische sektor gelden, bijv. voor de Akker-weidebouw en
veehouderij, Tuinbouw, Bloembollenbedrijf en Pluimveehou
derij.
Dit overzicht kan door belanghebbenden bij de afd. Werk
gevers- en Sociale Zaken der ZLM, postbus 46 - Goes - tel.
0110015110 telefonisch dan wel schriftelijk worden aan
gevraagd, waarna toezending zal volgen.
Zoals bekend zijn op grond van het arbeidsvoorwaarden-
besluit tweede helft 1976 met ingang van 1 juli 1976 de
lonen met een toeslag van 30,per maand verhoogd. Dit
houdt voor de weeklonen een verhoging in van
22 jaar e.o. ƒ6,92 p.w. 19 jaar 5,19 p.w.
21 jaar ƒ6,44 p.w. 18 jaar ƒ4,50 p.w.
20 jaar 5,81 p.w. 17 jaar 3,81 p.w.
Bereffende de premiewijziging sociale verzekeringen geeft
het volgende overzicht de premie's en de verdeling daarvan
over werkgever en werknemer van 1 juli t/m 31 december
1976.
gevers-
nemers-
werk-
werk-
totaal:
deel:
deel:
Premie Ziekenfondswet
8,2
4,1
4,1
Premie Ziektewet
6,0
5,0
1,0
Premie Wet od de arbeidsonge
schiktheidsverzekering
9,9
6,85
3,05
Premie Werkloosheidswet
wachtgeldverz. losse arb.
7,6
3,8
3,8
wachtgeldverz. vaste arb.
0,4
0,2
0,2
werkloosheidsverz.
0,8
0,4
0,4
Totaal losse arbeiders
32,5
20,15
12,35
Totaal vaste arbeiders
25,3
16,65
8,75
De premies voor de A.W.B.Z. en K.W.L. (via de belasting
dienst) die voor rekening van de werkgever komen zijn in
gaande 1 juli 1976 Verlaagd met resp. 0,3 èn 0,2
BI.
Volgens de jongste cijfers van het Europees Bureau voor
de Statistiek zijn in Nederland de prijzen voor de gezins
consumptie van juli 1975 tot juli 1976 met 8,4 procent ge
stegen.
In België bedroeg de stijging 9,2 procent, in Denemarken
7,4 procent en in Duitsland slechts 4,1 procent. In Frankrijk
(9,4 procent) en Luxemburg (9,7 procent) liepen de prijzen
sneller op dan in ons land, maar nog niet zo snel als in
Groot-Brittannië, Ierland en Italië, waar zij in een jaar tijdi
stegen met respectievelijk 12,9, 16,2 en 16,5 procent.
In „De Landeigenaar", het orgaan van de Ned.
Vereniging voor de Landelijke Eigendom te Utrecht
troffen wij de volgende beschouwing aan over achter
gronden die de prijsexplosie van agrarische gronden
tot gevolg hebben en waarvan het einde niet in zicht
schijnt te zijn. Aan deze beschouwing die geschreven
werd door ing. J. Roelfsing en J. S. Vliet, beiden
werkzaam bij de Heidemij Nederland B.V. Beheer
Overijssel te Zwolle ontlenen we de volgende bijzon
derheden.
Tot aan 1963 onderwierp de Wet op de Vervreemding
van Landbouwgronden iedere eigendomsoverdracht van
agrarische gronden aan de goedkeuring van de Grond
kamer. Met afwijkingen naar boven en beneden, afhan
kelijk van de aard en ligging van het object, werden de
prijzen van landbouwgronden onder werking van deze
wet in de „diepvrieskast" gehouden op een niveau dat
zich globaal bewoog tussen f 2.000,en f 4.000,per
ha. Na de opheffing van de wet per 1 januari 1963 werd
de verwachting van deskundigen bewaarheid, dat de prij
zen van landbouwgronden aanvankelijk een sterke stij
ging zouden ondergaan, doch zich na enige tijd (2 a 3
jaar) min of meer zouden gaan stabiliseren op een be
paald niveau of althans een afvlakkende stijgingslijn zou
den gaan vertonen.
In de jaren na 1963 bewerkte de „open markt" een snel
bereikt niveau van 6.000,10.000,per ha, welke
prijzen op het eind van de zestiger jaren weliswaar nog op
liepen doch met enige nivellering konden worden getaxeerd
op 10.000,12.000,per ha. Vanaf 1972 begon zich
een snellere prijsstijging voor te doen. Eerst geleidelijk tot
medio 1974 maar daarna tot en met de le helft van 1976
in een versneld tempo. De „diepvrieskast" van voor 1963
begint op een oven tel lijken en er zijn nog geen aanwijzin
gen, dat het prijsniveau binnen afzienbare tijd zal dalen al
kan enige stabilisering onder invloed van de omstandigheden
gaan optreden. Ofschoon vanaf 1972 de grondprijzen sterker
zijn gestegen dan de kostén van levensonderhoud acht men
investering in landbouwgronden op lange termijn maximaal
waardevast. Hoewel daarin verschillen in prijs zijn te kon
stateren vertonen in feite verpachte en onverpachte gron
den hetzelfde beeld.
In een aantal gevallen is de prijsstijging op een niveau
beland, dat de vrije verkeerswaarde het peil van de onteige-
ningswaarde in bestemmingsplannen benadert of zelfs over
treft.
De komplicaties die uit deze situatie voortvloeien worden
nog versterkt door het feit, dat regionaal de prijzen zeer
verschillen en dikwijls over korte afstanden. Daar zij frap
pante voorbeelden van aan te wijzen, die wellicht ontstaan
door de verschillen in grondmobiliteit (al of niet gedwon
gen).
De situatie heeft onrust gewekt in landbouwkringen,
waaraan nog moet worden toegevoegd de onzekerheid, die
is ontstaan over de invloed van het voorkeursrecht, dat de
regering aan de overheid wil geven bij verkoop van gronden
en de bepaling dat de waarde van landbouwgronden in be
stemmingsplangebieden zal worden bepaald op de z.g. „ge
bruikswaarde".
Hoewel beide invloeden zich nog in een onduidelijk sta
dium bevinden, zijn er toch reeds aanwijzingen dat regionaal
zich „eigen verkeerswaarden" zullen ontwikkelen. In ieder
geval noopt de huidige stand van zaken de overheid reeds
haar aankoopprijzen te herzien.
(Gemeenten - grondbank - Stichting Beheer Landbouw
gronden (S.B.L.).
Het advies dat S.B.L. onlangs over de betekenis en functie
van de grondbank uitbracht, heeft Minister van der Stee
tot de reactie gebracht, dat hij eveneens bezorgd is Over- de
stijgende grondprijzen en de sterk verkrappende grondmarkt,
mede in verband met de toenemende financieringsproble
men.
Nu het ontwerp voor de Landinrichtingswet ook over
voorkeursrechten spreekt (SjB.L.) lijkt het er op dat de posi
tie van de landbouwgronden nog gecompliceerder gaat wor
den. De toch zo gewenste mobiliteit van het grondverkeer
lijkt nog verder af te nemen en de noodzakelijke herziening
van de Pachtwet zal slechts zeer ten dele daarin verbete
ring kunnen brengen.
FAKTOREN, DIE DE GRONDPRIJZEN BEÏNVLOEDEN
1. De geldontwaarding (inflatie).
Hoewel 't om 't Instituut - Pacht - te handhaven nood*-
zakelijk is tot een snellere aanpassing van de pachtprijs
normen te komen en wellicht het gehele pachtprijspeil-
systeem op de helling moet worden geplaatst en daar
naast ook nog het feit van de steeds stijgende lasten aan
wezig is, blijkt de belegging in „onroerend goed" al jaren
het middel bij uitstek om de invloed van de algemene
inflatie van gemiddeld 10 per jaar te ontlopen. De
waardestijging overtreft verre het lage rendement uit de
opbrengsten, welke opbrengsten ook weer ongunstig
worden beïnvloed door fiscale belasting.
Aankopen door buitenlanders (Duitsers) in het noorden
van het land zijn daar onder meer het gevolg van.
2. Landbouwareaal.
Er kan landelijk gesproken niet worden gekoncludeerd,
dat een aanzienlijke verkleining van het landbouwareaal
plaats vindt. De uitgifte van gronden in de IJsselmeer-
polders corrigeert die verkleining voor een aanzienlijk
deel, maar dé oppervlakte cultuurgronden in eigendom
van particulieren neemt wel steeds meer af doordat de
overheid daar grote aanslagen op pleegt door:
a. stads- en dorpsuitbreidingen;
b. bestemmingswijzigingen;
c. ruilverkavelingen;
d. aanleg wegen en waterlopen.
En een ieder neemt waar, dat deze afname in steeds snel
ler tempo plaatsvindt. De toelatingseisen van de Staat
voor de nieuw uit te geven landbouwgronden en de
pachtverhouding nopen velen hun bedrijf te vergroten
of te verplaatsen buiten de IJsselmeergebieden.
3. Bestemmingen.
De z.g. „agrarische bestemmingen" in bestemmingsplan
nen met van geen tot zeer grote beperkingen uiteenlo
pend1, bepalen steeds meer de waarde van landbouw
gronden. In grote delen van ons land komt door aanwij-
5. Overdrachtsbelasting.
De overdrachtsbelasting (5 beïnvloedt bepaalde agra
rische koopprijzen. De vrijstelling van deze belasting
kan de grondprijs doen stijgen. De jurisprudentie t.a.v. de
toepassing van deze vrijdom van overdrachtsbelasting is
toegenomen en gebleken is, dat een soepeler toepassing
tot stand kwam dan aanvankelijk verwacht werd. Nog
afgezien van het feit dat „buurmans grond maar eenmaal
te koop is", worden vooral door jonge agrariërs dikwijls
hoge prijzen betaald voor in de buurt liggende gronden.
6. Marktmechanisme.
Faktoren, die de vraag hebben doen toenemen, c.q. het
aanbod hebben doen afnemen, zijn:
a. vlucht in grond (spaargelden);
b. afname bedrijfsbeëindiging door toename werkloos-
tieid. De potentiële „wijkers" blijven doorploeteren en
proberen opnieuw tot bedrijfs-vergroting te komen. Om
gekeerd werkt meer werkgelegenheid landbouwsanering
in de hand.
c. de bouw van ligboxenstallen geeft de boer de gelegen
heid meer vee te houden per oppervlakte-eenheid. Er is
meer vraag naar grond voor voederwinning (o.a. mais-
verbouw);
d. de intensievere bedrijfsvoering noodzaakt de boer,
problemen met mestafvoer te voorkomen, dus meer grond
voor mestberging;
e. verwachtingen over produktieprijzen in de landbouw;
f. niet-agrariërs begeven zich op de grondmarkt (bezit
ters van rijpaarden - pony's - kleinvee e.d.);
g. door bestemmingsplannen schadeloos gestelde boeren
zoeken met grote financiële middelen naar vervangende
gronden. Ook hierin schuilt dikwijls een zeer aanzienlijk
regionaal prijsverschil;
h. Afgenomen is vooral ook de angst bij veel agrariërs
met z.g. „vreemd-geld" te werken. Toegenomen is tevens
het gebruik van eigen spaargelden ten behoeve van het
bedrijf.
Grond zal in Nederland weinig meer gewonnen worden Wat we nu hebben wordt ook ieder jaar minder. Kort
om het is een schaars, en gewild onroerend goed. De prij zen vliegen de pan uil.
zing van gebieden van z.g. „landschappelijke" en „grote
landschappelijke waarde" een rem opi de agrarische ont
wikkelingen.
Ruim 30 van de oppervlakte cultuurgrond heeft reeds
te maken met beperkende bepalingen.
Waar voorheen op een strook langs een weg agrarische
bebouwing mogelijk was, is het thans gehanteerde „bouw-
perceeT'systeem een knelpunt geworden. Om een agra
risch bedrijf te mogen ontwikkelen moet aan verschil
lende voorwaarden worden voldaan. Om milieutechnische
redenen worden de beperkende bepalingen ook uitge
breid. Het aantal gebieden, waarop beperkingen voor
komen neemt steeds toe, hetgeen prijsverhogend werkt
voor de vrije of praktisch vrije gronden.
4. Bedrijfsvergroting.
Om aan een aanvaardbaar resultaat te komen, zal het
inkomen, per ha moeten worden verhoogd. De huidige
situatie in de landbouw, waarbij de kostenstijgingen de
opbrengstverhogingen overtreffen noopt de boer zijn be-
drijfsareaal te vergroten om de stijgende vaste kosten
over een grotere oppervlakte te kunnen verdelen en om
zodoende zijn bedrijfsresultaat te verbeteren. In het ka
der van deze bedrijfsvergroting worden dikwijls hoge
prijzen betaald. De vrije verkeerswaarde gaat in vele
gevallen het niveau van de onteigeningswaarde over
schrijden. In de veredelingssektor (niet-grondgebonden
bedrijven) worden in het kader van de bedrijfsvergroting
extreem hoge prijzen betaald. Het gaat hier dikwijls om
oppervlakten van 0,502 ha. Daarin ligt een der oor
zaken verscholen van het regionaal zo sterk verschil
lende prijsniveau.
VERTEKEND BEELD
Tenslotte veroorloven* wij ons nog de volgende opmerkin
gen:
In een aantal gevallen geeft de grondmarkt een vertekend
beeld. Na uitbetaling van de onteigeningsschadeloosstelling
beoordeelt de onteigende de „all-in"prijs per m2 in vele ge
vallen verkeerd. Hij permitteert zich daardoor aankopen, die
gezien de bedrijfsvoering vaak niet verantwoord zijn te noe
men. Als voorbeeld kan worden genoemd de vergoeding voor
de z.g. „aanloopkosten" die zich voordoen in de eerste jaren
waarin een verminderde opbrengst ontstaat. Ook lijden
agrariërs vaak schade voordat de eigendomsoverdracht aan
de overheid heeft plaats gehad. Hun bedrijven raken „be
vroren". Ontwikkelingen worden niet toegestaan. De later
ontvangen „meerwaarde" blijkt al te vaak nauwelijks een
compenserende meerwaarde te zijn in vergelijking met de
gestegen prijzen van buiten het bestemmingsplan gelegen
gronden.
IN DE LIFT
De prijzen voor landbouwgronden zitten in de lift. De
streekgebondenheid van menige boer beïnvloedt mede de
prijs. Daardoor blijven regionale verschillen optreden. Daar
naast zullen beleggers blijven kopen, nu zij genoegen nemen
met een laag rendement, soms zelfs negatief. De grote vraag
heeft prijzen doen ontstaan, waarbij menige agrariër zijn
hoofd schudt en zich afvraagt „hoe of het kan". Het lijkt
dikwijls niet meer reëel te zijn maar als het hier niet kan
zoals het moet, moet het maar zoals het kan. En het kan
blijkbaar nog.