GOED PLOEGWERK
Gevolgen belastingplan 1977
voor de land- en tuinbouw
Bijvoeding
van weidend
melkvee
Schapen
kalender
oktober
Elders in dit blad publiceerden we de uitslag van het
wereldkampioenschap ploegen. Zij die aan wedstrijden mee
doen, niet alleen internationaal, maar ook nationaal leveren
vaak vakwerk. De boeren, die gewoon 'hun land ploegen we
len misschien niet al de fijne kneepjes van het wedstrijd-
ploegen, maar dat wil natuurlijk geenszins zeggen, dat zij
niet zouden weten wat goed ploegen is. Toch is het mis
schien geen gek idee, om nog wat ploegtips aan u door te
geven, die we aantroffen in het maandblad van de Federatie
van bedrijfsvoorlichtingsverenigingen in Zuid-Holland.
De bandenspanning moet bij beide banden gelijk zijn en
bij voorkeur niet meer dan 1 atmosfeer.
De trekstangen moeten, gemeten op de vlakké vloer even
hoog zitten. Tijdens het ploegen mogen deze nooit een op
lopende stand hebben gezien van ploeg naar trekker.
De topstang moet altijd iets meer naar de trekker afhel
len.
Is de topstang te kort, dan snijdt de voorste schaar te diep
met als gevolg dati de eerste snede te hoog valt. Is de top
stang te lang dan zien we het omgekeerde.
De afstand van schaarpunt tot onderkant van het frame
moet voor1 alle ploeglichamen gelijk zijn.
CONTRIBUTIE-INCASSO 1977
Begin januari 1977 hopen wij weer de contri
butie-nota's voor het jaar 1977 aan de leden te
kunnen toezenden
Teneinde onjuistheden In de berekening van de
contributie zoveel mogelijk te voorkomen verzoe
ken wij de leden-grondgebruikers, waarvan de be-
drijfsgrootte na de mei-inventarisatie (dus tussen
mei en heden) nog is gewijzigd, hiervan opgave te
doen aan de Afd. Ledenadministratie der Z.LJVI
Landbouwhuis te Goes (0110015010).
Ook gelieve men onjuiste tenaamstelling van
contributienota's en/of Z.L.M.-blad steeds aan bo
vengenoemde afdeling door te geven.
Tenslotte dient men ook op te geven, indien een
registratienummer van het Landbouwschap is ge
wijzigd. Dit is van belang voor de aftrekregeling
van contributie op de Landbouwschapsheffingen.
De ploeg moet zuiver verticaal en horizontaal worden af
gesteld. Is de afstelling juist, dan is de afdruk van het zooi
ijzer van het achterste lichaami nog juist zichtbaar.
De zijkant van de open voor moet zuiver recht en vlak
zijn. Afbrokkelende grond wordt meestal veroorzaakt door
dat het schijfkouter te smal is afgesteld.
De voorscharen moeten ondiep en net vrij van het schijf-
kouter worden afgesteld. Bij zware groenbemesters moet de
voorschaar zo dicht mogelijk bijl het riste." worden gebracht
en dwars t.o.v. de rijrichting worden geplaatst.
Doe wel, en zie niet om, kan bij ploegwerk eigenlijk niet
Kontrole blijft geboden!
Het uitdraaien van de ristersteun geeft meer kering, meer
aansluiting en meer verkruimeling.
Wanneer de schijven met de naaf over de grond lopen,
reageert de ploeg niet meer op de diepteregeling.
Vlugschrift nr. 222 gratis verkrijgbaar bij het Consulent
schap, handelt over afstellen van trekkerploegen.
In een persbericht van het Ministerie van Landbouw
worden de volgende bijzonderheden gegeven betreffen
de enkele belastingmaatregelen, die in het kader van de
begroting voor het jaar 1977 door de regering zijn aan
gekondigd, en die met name ook van belang zijn voor
de zelfstandige ondernemers in de agrarische sector.
HANDHAVING ZELFSTANDIGENFTREK. De zelf
standigenaftrek, die ingevoerd was als tijdelijke maat
regel voor de jaren 1975 en 1976 vanwege do inkomens
ontwikkeling en de onzekerheid omtrent de gevolgen van
het fiscale winstbegrip bij de tegenwoordige inflatie,
wordt verlengd voor het jaar 1977. De aftrek wordt ge
handhaafd op f 1600,bij winsten tot f 50.000,en
een afbraak in de winststrook f 50.000,tot f 60.000,
VERRUIMING TERMIJN VERLIESCOMPENSATIE. De
tijdelijke verruiming van de achterwaartse verliescom
pensatie tot 2 jaar zal ook voor verliezen over het jaar
1977 (waaronder boekjaar 1976/1977) van toepassing zijn.
STAKINGS VRIJSTELLING VERHOOGD TOT f 20.000,—.
De belastingheffing bij gehele of gedeeltelijke beëindi
ging van de ondernemersactiviteiten wordt verzacht door
een vrijstelling van liquidatie-winst, welke voor 1976
f 15.000,bedroeg. Deze vrijstelling wordt nu gebracht
op f 20.000,—.
KINDERAFTREK VOOR ZELFSTANDIGEN. Bij de in
gediende ontwerpen tot integratie van kinderaftrek en
kinderbijslag verdwijnt der kinderaftrek in het algemeen.
De kinderaftrek wordt evenwel behandhaafd voor de ge
vallen waarin geen kinderbijslag wordt genoten, zoals
voor het eerste en tweede kind van zelfstandigen.
AANPASSING BELASTINGVRIJE BEDRAGEN. Ver
schillende belastingvrije bedragen zullen verhoogd wor
den, onder meer met betrekking tot de belastingheffing
van de in het bedrijf van de man medewerkende vrouw
en de doteringen aan de fiscale oudedagsreserve.
PROEFSTATION VOOR DE RUNDVEEHOUDERIJ
UET Proefstation voor de Rundveehouderij heeft in de
jaren 19721974 onderzoek verricht op het gebied
van bijvoeding van melkvee in de weide. Bij dag en nacht
weidegang is het effect van een bepaalde hoeveelheid bij
voer op de melkproduktie nagegaan en door middel van
stalvoedering is het effect van bijvoeding op de grasopname
onderzocht. De dieren hadden steeds voldoende gras van
goede kwaliteit ter beschikking. De proeven werden uitge
voerd op vier proefboerderijen. De resultaten zijn vastge
legd in een publikatie die onlangs van de perjJ kwam.x)
In 1972 zijn op Wielzicht 3 groepen koeien bijgevoerd vol
gens onderstaand schema.
Groep 10,5 kg krachtvoer als lokvoer per dier per dag.
Groep IIgemiddeld 4,0 kg krachtvoer per dier per dag in
de voorzomer, aflopend naar gemiddeld 1,0 kg
in de herfst.
Groep III: gemiddeld 1,0 kg krachtvoer per dier per dag in
de voorzomer, oplopend naar gemiddeld 4,0 kg
in de herfst.
Op de C. R. Waiboerhoeve werd het onderzoek uitge
voerd met groep I (1,0 kg lokvoer) ei( groep II (van gemid
deld 4,0 kg naar gemiddeld 1,5 kg krachtvoer). In 1973 kreeg
Extra krachtvoer kg Extra melk in kg
Groep totale hoogproduk- totale hoogproduk-
groep
tieve koeien
groep
tieve koeien
1972 Wielzicht II
1,7
2,1
0,3
0,8
1972 Wielzicht III
1.8
2,0
- 0,8
1,5
Waiboerhoeve II
1,9
2,6
—0.1
0,4
1973 Wielzicht II
2,5
2,8
—0,1
—0,4
Het grootste effect van bijvoeding op de melkproduktie
is verkregen in 1972 bij de proef waarbij de hoeveelheid
krachtvoer toenam naarmate de weideperiode vorderde. Bij
de hoogproduktieve dieren was het effect in het algemeen
groter dan, het gemiddelde van de totale groep.
Bij de proef in 1973 op Wielzicht had bijvoeding in het
geheel geen effect, zelfs niet bij de hoogproduktieve dieren.
Waarschijnlijk is door de opgenomen hoeveelheid droge stof
uit krachtvoer de droge-stofopname uit gras verlaagd. Bij
geen van de onderzoekingen heeft de extra bijvoeding dui
delijk invloed gehad op het vetgehalte van de melk en op
de conditie van de dieren.
Op de proefboerderijen De Waag (Noordoostpolder) en
De Vlierd (Bruchem) werd respectievelijk in 1973 en 1974
op basis van stalvoedering het verdringingseffect van
krachtvoer op de grasopname nagegaan in proeven met 6 kg,
3 kg en 0 kg krachtvoer. Door de toediening van kracht
voer nam de totale voeropname toe maar daalde de gras-
opname. Per kg opgenomen droge stof uit krachtvoer werd
0,4 tol 0,8 droge stof uit gras minder opgenomen.
In het begin van de lactatie was de verdringing minder
groot dan later. Tevens was de tendens aanwezig dat de
verdringing van droge stof uit gras door droge stof uit
krachtvoer toenam naarmate meer krachtvoer werd bijge
voerd. Ook uit deze proeven kwam naar voren dat het effect
van bijvoeding op de melkproduktie vrij gering was terwijl
bij een hoge krachtvoeropname hier het vetgehalte van de
melk wel een tëhdens tot dalen vertoonde.
i) Bijvoeding van melkvee in de weide, door ing. TJ. Boxem.
Verkrijgbaar door storting van 10,op giro 2307421
van het Proefstation voor de Rundveehouderij te Lely
stad met vermelding van: Zend mij publikatie nr. 6.
Het onderzoek heeft uitgewezen dat op veel bedrijven te
royaal wordt omgesprongen met krachtvoer. Maar al te vaak
is de compensatie voor de hoge krachtvoerrekening niet
terug te vinden op het melkbriefje.
Tabel Bijvoeding van krachtvoer en extra melkproduktie
gemiddeld per groep en bij hoogproduktieve koeien
uit elke groep ten opzichte van groep I in 1972 en
1973
op Wielzicht groep I gemiddeld 0,5 kg lokvoer per dier per
dag en groep II gedurende het hele weideseizoen gemiddeld
3,0 kg krachtvoer per dier per dag. Het effect van de bij
voeding is weergegeven in de tabel.
De bronsttijd bij het schaap loopt van half september
tot begin februari. In deze periode worden de ooien ge
middeld om de 17 dagen bronstig. Sommige ooien heb
ben cyclus, die 1 of 2 dagen korter is, terwijl deze bij
andere weer 1 of 2 dagen langer is. Ook de duur van de
tochtigheid kan sterk wisselen. Gemiddeld bedraagt deze
ongeveer 25 uur en schommelt meestal tussen de 20 en
40 uur, doch ook kortere perioden komen voor. De oude
ooien zijn meestal langer bronstig dan de jonge ooien.
In de maanden oktober en november wordt het hoogte
punt van de bronst bereikt. Met het oog op de dektijd
moet dus juist in die maanden de grootste aandacht aan
de dieren worden besteed.
Naast de erfelijke aanleg wordt de vruchtbaarheid
bepaald door:
het tijdstip van de dekking. De vruchtbaarheid is het
grootst op het hoogtepunt van het dekseizoen (okto
bernovember)
de voedingstoestand van de ooien. De zwaarste ooien
brengen over het algemeen de meeste lammeren. Het
is daarom zaak te zorgen, dat de ooien in een prima
voedingstoestand verkeren voordat de ram wordt
toegelaten. Laat de ooien daarom ruim voor het be
gin van de dektijd in een weide met jong eiwitrijk
gras.
Voor het verkrijgen van goede resultaten, dient de
nodige zorg te worden besteed aan de ram. Deze mag
niet te vet zijn. Vette rammen zijn vaak lui en leveren
minder goed zaad. Betreft het een aangekochte fokram
dan moeten, met het oog op het gevaar van rotkreupel,
de klauwtjes worden besneden en ontsmet. Ook doet u
er goed aan het dier met een insektendodende vloeistof
tegen schurft en luizen te wassen vóór toelating bij de
ooien.
Het aantal ooien, dat door één ram wordt gedekt is
natuurlijk ook van invloed op de resultaten De volgen
de punten zijn hierbij van belang:
geef een jonge ram liefst niet meer dan 30 ooien.
overjarige rammen kunnen per seizoen 4050 ooien
dekken.
één ram kan 60 ooien dekken bij toepassing van het
zogenaamde dekken uit de hand (dit is het dagelijks
met de ram aan de lijn naar de ooien gaan, zoals vroe
ger op Texel werd gedaan).
om de bronst bij de ooien goed op te wekken zet men
de ram gedurende twee weken op een aangrenzende
weide. Hierdoor worden meerdere schapen in een kor
tere tijd bronstig en meestal wordt ook de duur voor
de lammert ij d bekort.
Vaak keren ooien, die op de eerste dag van het sei
zoen worden gedekt na 1617 uur terug. De oorzaak
hiervan is, dat het eerste zaad bij een overigens goed
bevruchtende ram na een lange rustperiode minder
vruchtbaar kan zijn.
DE MERKING
Het gemak, dat men heeft van het merken bij het
werpen, met name in grote koppels, weegt ruimschoots
op tegen het extra werk ervan. Zodra men ongeveer op
de hoogte is van de werpdatum, wordt het toezicht ver
eenvoudigd. De eerstwerpende ooien van het koppel
kunnen worden afgezonderd en eerder extra worden
bijgevoerd. De merking van de ooien kan gebeuren door
de borst van de ram te bestrijken met rode kleurstof.
Wanneer men daarna de gedekte ooien iedere week een
ander merk geeft, dan kan men naderhand zien welke
ooien werden gedekt in de le, 2e en 3e week. Aanzien
lijk moderner gaat men te werk met een rammendek-
tuig met kleurstofblok. Ook kan men de ooien van een
goed uit de verte leesbaar nummer voorzien, dat kan
worden aangebracht met een speciale voor wol onscha
delijke verf. Op deze wijze kan voor elk schaap de
juiste dekdatum worden genoteerd Dektuigen en spe
ciale wolverf zijn verkrijgbaar bij de Nederlandse Wol
federatie, Helderseweg 32 te Alkmaar.