Rassenkeuze in wintertarwe 1977 G b C.A.R. Zuidwestelijk kleigebied-proefstation voor de akkerbouw eheel in tegenstelling tot de vorige oogst kon de wintertarwe tijdig en onder gunstige omstandigheden worden gezaaid. Na de overwegend droge winter en de korte groei vertraging door vorst, kwam de tarwe al spoedig goed tot ontwikkeling. Ook de uitstoeling had mede door de goede structuur van de grond een normaal tot zelfs goed verloop. Door het lage vochtgehalte en de vrij hoge temperatuur van de grond was er een goede mineralisatie van bodemstikstof. Over het algemeen heeft de droogte voor een rem op de opname van de gegeven stikstof gezorgd. Het gewas bleef mede daardoor vrij kort en van eem te vlotte groei was geen sprake. Legering kwam niet voor. Ziekten traden slechts in geringe mate of in het geheel niet op en tot half juni had het gewas een zodanige stand dat een top opbrengst verwacht kon worden. Deze topopbrengst is niet bereikt. De aanhoudende droogte en de hoge temperatuur hebben overal de afrijping versneld en op de minder vochthoudende gronden heeft het zelfs tot noodrijpheid aanleiding gegeven. De onderteelten van klaver en voor een belangrijk deel ook die van de grassen mislukten, mede door de lange werking van de in de herfst toegepaste onkruidbestrijding. Voor oogst 1976 werden in het Zuidwesten vijf rassenproefvelden met wintertarwe inge zaaid. Hiervan zijn er vier geoogst. Deze proefvelden lagen op de proefboerderijen "Westmaas" en "Rusthoeve" en vervolgens bij de heer J. Stoop te De Heen en de heer Aug. Perdaen te Ossenisse. O p alle proeven zijn de rassen onder drie omstandigheden vergeleken: I. Normale op het grondonderzoek afgestemde hoeveelheid stikstof en verder geen ziekte- bestrijdingen. II. Als I, doch hier met bestrijding van afrijpingsziekten. III. Als I 30 kg. N/ha. bestrijding van afrijpingsziekten en het gebruik van 2 V4 liter CCC/ha. in stadium 6 (volgens Feekesschaal). Opbrengsten in wintertarwe-rassenproefvelden in het Zuidwestelijk kleigebied 1976. Rassen Gemiddelde van 4 proefvelden in 1976 Gemiddelde I II III 1971 t/m 1976 I 11 III Caribo 91 96 101 98 Lely 95 97 102 100 Manella 98 95 101 96 Clement 102 102 108 112 Anouska 94 98 102 102 Cyrano 85 87 88 95 Adamant 91 97 99 95 Norda 96 99 100 99 Okapi 99 99 103 102 Nautica 97 98 101 102 Arminda 95 101 104 103 100 68,9 kg. are 64,2 kg. are Op de proefvelden te Westmaas, Rusthoeve, De Heen en Ossenisse gaf in 1976 de extra stikstofgift in combinatie met een CCC-bespuiting en de bestrijding van de afrijpingsziek ten (III) gemiddeld 390 kg. meer graan per ha. dan normaal stikstof zonder ziektebestrij ding (I). Alhoewel verwacht mocht worden dat de rassen op grond van hun resistentie tegen af rijpingsziekten verschillend op een bestrijding zouden reageren, geeft dit uiteraard toch beperkte onderzoek nog teveel tegenstrijdigheden om de rassen afzonderlijk te kunnen waarderen. Globaal is dit in overeenstemming met uitkomsten in voorgaande jaren. Zie in dit verband de tabel "Overzicht van enkele belangrijke raseigenschappen" elders in dit artikel. Rassenbeschrijvingen. GOED EN VRIJ GOED WINTERVASTE RASSEN. Caribo heeft zich als een goed bedrijfszekere tarwe leren kennen, die ook op de wat minder goede tarwegronden goede opbrengsten kan geven. Onder gunstige omstandigheden maakt Caribo veel blad, hetgeen dan de strostevigheid, maar ook de ondervrucht in gevaar kan brengen. Men kan met een aanvankelijk niet te hoge, gedeelde stikstofgift en gebruik van CCC wel een en ander bijsturen. Dit ras is gevoelig voor meeldauw en bruine roest, doch in mindere mate voor afrijpingsziekten. De korrel is tamelijk gevoelig voor schot. Lely is zeer vatbaar voor meeldauw en afrijpingsziekten en reageert daarop door een lagere opbrengst. Daarentegen geeft een gezond gewas Lely op de goede tarwegronden goede opbrengsten. Bestrijding van vooral de afrijpingsziekten kan hier niet gemist worden. Door het vrij korte en stevige stro en de matige bladgroei kan Lely een vrij hoge stikstofbemesting verdragen en is deze tarwe ook goed geschikt als dekvrucht. De korrel is iets gevoelig voor schot. Dit ras is gevoelig voor de duistbestrijdingsmiddelen Dicuran en Dosanex. Manella stelt voor een maximale opbrengst hogere eisen aan de grond dan Caribo en Lely, doch ook dan wordt deze tar4 veelal door andere rassen in opbrengst overtroffen. Manella is weinig gevoelig voor gele roest, doch wel vatbaar voor meeldauw en bruine roest. Ook Manella verdraagt de duistbestrijdingsmiddelen Dicuran en Dosanex niet. Clement is als een gezond gewas zeer produktief. In 1975 werd dit ras in sterke mate door gele roest aangetast, waardoor de opbrengst sterk tegen viel. In 1976 trad geen gele roest op. Ook is Clement gevoelig geworden voor meeldauw, bruine roest en afrijpingsziekten. Het ras heeft kort, stevig stro met weinig blad. Mede om de vroegrijpheid is het ras een goede dekvrucht. De schotresistentie is goed. Anouska geeft goede tot zeer goede opbrengsten. Werd weinig door gele roest aangetast, is nogal vatbaar voor meeldauw en iets vatbaar voor bruine roest en afrijpingsziekten. Het stro is kort en stevig. De korrel heeft een goede schotresistentie. Anouska is gevoelig voor de duistbestrijdingsmiddelen Dicuran en Dosanex. Middelmatig wintervaste rassen. Cvrano voelt zich het beste thuis op de normale goede tarwegronden. Gemiddeld wordt dit ras door andere in opbrengst overtroffen. Dit geldt zeker voor 1976. Het ras rijpt zeer vroeg. Het stro is kort en stevig. De grote kans op korreluitval beperkt de waarde van dit ras als dekvrucht voor grassen die voor de zaadteelt worden ingezaaid. Werd in de praktijk nog vrij weinig door gele roest aangetast. De vatbaarheid voor bruine roest en afrijpingsziekten is vrij gering, doch die voor meeldauw is groot. Cyrano is weinig gevoelig voor schot. Adamant wordt eveneens door verschillende rassen in opbrengst overtroffen. Het ras is zeer vatbaar voor meeldauw en afrijpingsziekten. Werd in 1974 en 1975 op de proefvelden aangetast door gele roest en in 1976 ook door bruine roest. Adamant heeft zeer kort en stevig tro en de schotresistentie is zeer goed. Ondanks de wat latere rijping is het ras een goede dekvrucht. Matig wintervaste rassen. Norda heeft bij een bestrijding van de afrijpingsziekten zijn goede produktiviteit bij her haling bevestigd. Bestrijding van deze ziekten is voor Norda meestal een normale teelt- voorwaarde. Het ras is geschikt voor late zaai. Het stro is kort en stevig en als zodanig een goede basis voor het slagen van een onderteelt. Norda is vrij weinig gevoelig voor schot en korreluitval. Overzicht van enkele belangrijke raseigenschappen. rassen winter vastheid stro resistentie tegen geschikt heid als dekvrucht blad rijk heid lengte stevig heid korrel uitval gele roest af rij pings- ziekten Caribo 8 5 7h 7 7 7 7 6 Lely 8 4 8 9 9 4 7 Manella 8 7 7 "5 8 6 8 Clement -i 62 7 4 5 8 Anouska 7 TI 7 8 0 7 Cyrano 6 4 4 6 n 9 Adamant 6 8 5 9 6 5 4 7 Norda 5è 7è 8 5 Konklusie en adviezen. Een van de meest geldende redenen om bij de rassenkeuze tot een besluit te komen is de bedrijfszekerheid van het ras. Deze bedrijfszekerheid berust op een aantal eigenschappen dat een ras al of niet bezit en die uiteindelijk een aanpassing moeten hebben aan de omstan digheden waaronder de teelt plaatsvindt. Alleen dan als een ras zich "thuis" voelt is het in staat aan de verwachtingen te voldoen. Zo zal op een vruchtbare grond een matige stro-ontwikkeling van een ras opbrengstbepalend kunnen zijn, of voor de teelt van een ondervrucht de strolengte, bladrijkdom en vroegheid van rijpen een belangrijke rol kunnen spelen. Voor de ondervrucht gras voor zaadteelt komt daarnaast de gevoeligheid voor korreluitval op de voorgrond. Schotresistentie en strostevigheid verhogen de bedrijfszekerheid bij slecht weer tijdens de oogst. Daarnaast is de laatste jaren duidelijk gebleken wat resistentie tegen ziekten betekent en wat de gevolgen kunnen zijn voor deze ziekten, als een bepaald ras een overwegende oppervlakte gaat innemen. Rassenspreiding blijft mede om deze reden een aangelegenheid die de aandacht moet hebben. Ook de wintervastheid van een ras zal in een winter met vorst zijn waarde tonen. Goede opbrengsten zijn te verwachten met Lely, Caribo, Anouska en Norda. Reeds eerder werd gewezen op de noodzaak in verband met de afrijpingsziekten bij Lely en Norda extra aandacht te schenken aan de bestrijding daarvan. Onder wat minder gunstige bodemom- standigheden verdient Norda de voorkeur. Anouska zal om zijn goede produktiviteit en ziektenresis.entie, alsook om het korte en stevige stro ongetwijfeld zijn plaats vinden. Lely en Anouska zijn beter wintervast dan Norda. Caribo is op de normale- niet te stikstofrijke gronden een aanbevelenswaardig ras dat goede opbrengsten geeft. Het was te voorzien dat Clement in een jaar als 1976 waarin het gewas gezond bleef zijn opbrengstvermogen zou tonen. Toch zal het gezien het risico van een gele roestaantasting bij een teelt van voldoende omvang aanbeveling verdienen dit ras geen grote verbreiding te geven. Adamant, Manella en Cyrano kunnen in opbrengst niet voldoende meekomen. Van de in beproeving zijnde rassen verdienen Arminda, Nautica en Okapi de aandacht. Voor een meer volledige informatie wordt verwezen naar de Beschrijvende Rassenlijst voor Landbouwgewassen 1976. Tot nu toe is niet ingegaan op de geschiktheid van de tarwerassen voor de broodbereiding. Omdat het een rol kan spelen bij de rassenkeuze, willen wij uw aandacht hierop vestigen. Naast de keuze van het ras is de hoedanigheid van het zaaizaad een belangrijk gegeven! GESCHIKTHEID TARWERASSEN VOOR BROODBEREIDING. Over de verschillen in geschiktheid van tarwe voor de broodbereiding is het afgelo pen jaar veel gesproken. Door de E.E.G. zijn inmiddels maatregelen getrojjen waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen de broodtarwe en niet-broodtai-we. Beslo ten is de "interventie" prijs voor tarwe aj te stemmen op de voederwaarde. Eenvoudig gesteld komt het in de praktijk hierop neer dat alleen in het geval van interventie (dus inname van tarwe door de interventiebu reaus) deze maatregelen van invloed kun nen zijn op de prijs van de tarwe die de boer ontvangt. Nu speelt dit niet. Op dit moment is bekend dat als maatstaf voor het bepalen van de kwaliteit van een partij tarwe zal gelden: "de geschiktheid van deeg voor machinale verwerking kortweg verwerkbaarheid deeg"genoemd. Om bij de inzaai van wintertarwe rekening te kunnen houden met de eigenschap "ver werkbaarheid deeg van het ras moet men de waardering kennen. Het is om deze re den dat van de gangbare rassen de cijfers vermeld wordenzoals die vermoedelijk in de Rassenlijst 1977 zullen worden opgeno men. Rasnaam Caribo Lely Manella Clement A nouska Cvrano A damant Norda Verwerkbaarheid deeg 8l 6 8 4 4 8 6 6 Vam bovengenoemde rassen zijn de ver schillen in geschiktheid voor machinale verwerking van het deeg niet in volle om vang aangegeven. Daarnaast spelen facto ren zoals bodem, klimaat en stikstof- bemesting een rol. Hiermee is aangegeven dat de uittevoeren teeltmaatregelen ook van invloed zijn. Hierop zal te zijner tijd nader ingegaan worden. Niet te voorspellen is oj door de genoemde E.E.G. maatregelen in 1977 prijs verschillen tussen partijen tarwe kunnen ontstaan. Wil men er op voorhanddus bij de rassenkeuze, wel rekening mee houden dan kan het raadplegen van de cijfers nuttig zijn. 1) een hoog cijfer duidt op een gunstige waardering van de eigenschap.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 7