(JnO
TEGEMOETKOMING DROOGTESCHADE
HOOFDBESTUUR VERGADERDE
zuidelijke landbouw maatschappij
CO
VRIJDAG 10 SEPTEMBER 1976
64e Jaargang - No.3347
z.l.m
land- en
tuinbouwblad
De vroege graanoogst heeft er o.a. toe geleid, dat de resultaten van de rassenproeven met wintertar
we ook eerder dan in andere jaren bekend zijn, vandaar dat wij nu reeds hierover informatie kunnen
bieden.
Het verschil tussen bak- of voertarwe zal het volgend jaar van wezenlijk belang worden. Het is daar
om gewenst dat nu de juiste rassenkeuze wordt gedaan. Het Consulentschap voor de Akkerbouw te
Goes heeft aan dit onderwerp ruime aandacht besteed, terwijl ook op de bakkwaliteit nader wordt
ingegaan. Het artikel dat hierover geschreven is, kunt u vinden op pagina 7 van dit blad.
ONS KOMMENTAAR
IfONDEN wij de vorige week nog juist een paar op
merkingen maken over de genomen besluiten om
land- en tuinbouw financieel extra bij te staan in verband
met de droogte, deze week willen wij daar nog wat die
per op ingaan.
Bij de beraadslagingen over te nemen financiële maat
regelen heeft bij ons steeds voorop gestaan dat een re
geling vooral diende uit te gaan van de werkelijk geleden
schade.
Daar is met de nu per 20 september ingaande bijzon
dere tegemoetkomingsregeling in het kader van de
Rijksgroepsregeling Zelfstandigen een heel eind aan te
gemoetgekomen.
Immers de basis voor een tegemoetkoming is in de
eerste plaats de extra gemaakte of te maken kosten plus
de gederfde inkomsten ten gevolge van de droogte in
vergelijking met een normaal jaar.
Om voor een bedrijf te kunnen bepalen wat een nor
mal jaar is en wat de droogteschade is dient door de
aanvrager zelf een reeks gegevens te worden verstrekt,
welke met de boekhoudverslagen van de laatste 3 jaar,
voor de rapporteur van de dienst Bedrijfsontwikkeling
de basis vormen waarop de schade kan worden vastge
steld.
Wij zijn het ermee eens dat, hoewel minder doorzich
tig, er toch een bepaling van de schade en daarop geën-
In dit No.:
Hoe werkt de aange
paste R. Z. regeling pag. 5
Rassenkeuze win
tertarwe pag. 7
Knolselderij na de
droogte pag. 9
Oude boerderijen
in Zeeland pag. 10/11
Strijd tegen aaltjes
pag. 11
Tuinbouwklanken
pag. 15
te vergoedingsregeling per bedrijf plaatsvindt. Voor een
globale toeslag of iets dergelijks verschilt immers de
schade van gebied tot gebied en ook van bedrijf tot be
drijf veel te veel.
OMVANG BIJDRAGE
IN principe komen dus alle bedrijven die droogtescha
de hebben in aanmerking.. Wel is de regeling nog
alleen volledig uitgewerkt voor de rundveehouderij. Voor
de in bepaalde gebieden ook ernstig getroffen akker
bouw en zeker ook fruitteelt, boomkwekerij e.d. dient
nog een gedetailleerde uitwerking op schrift gesteld te
worden. De omvang van de bijdrage hangt dus in de eer
ste plaats af van de geleden schade. Daarna van de
eigen vermogenspositie. En wel in die zin dat bij minder
dan 50 eigen vermogen een tegemoetkoming moge
lijk is die de schade volledig dekt. Bij meer dan 50
eigen vermogen wordt als het ware een eigen risico in
gebouwd dat niet voor de vergoedingsregeling in aan
merking komt. Niettemin zullen ook bij een gunstige
eigen vermogenspositie de meeste bedrijven met ernsti
ge droogteschade nog zeker voor een belangrijke ver
goeding in aanmerking kunnen komen. De tegemoetko
ming kan gegeven worden in de vorm van een bedrag
ineens of als een lening die tot 1 januari 1978 renteloos
is met daarna een rente van 5 Voor welke vorm van
tegemoetkoming men in aanmerking komt hangt af van
de inkomens die de laatste jaren normaal zijn verdiend
op het bedrijf. Dit in verband met de vraag of er vol
doende ruimte zal zijn in de toekomst om een lening af
te lossen. In de praktijk zal in vele gevallen ongetwijfeld
sprake zijn van een tegemoetkoming die deels a fonds
perdue en deels als lening wordt verstrekt.
PRAKTIJKERVARING
DELANGRIJK is naar onze mening dat alle bedrijven
die geconfronteerd worden met een droogtescha
de van enige omvang zich in ieder geval aanmelden om
voor deze tegemoetkomingsregeling in aanmerking te
komen. Ook indien men twijfelt is een gesprek met de
sociaal economische voorlichter of medewerkers van de
dienst bedrijfsontwikkeling altijd aan te bevelen.
Slechts indien werkelijk de overgrote meerderheid van
getroffen bedrijven zich aanmeldt, kunnen we immers
konstateren of de regeling ook in de praktijk goed funk-
tioneert.
!v";,t andere woorden of ook werkelijk de getroffen be
drijven goed en snel worden geholpen. Immer? aan de
hand van deze praktijkervaringen zullen we in de komen
de tijd moeten bezien of met deze maatregelen volstaan
kan worden, of dat alsnog de eis voor een geheel bui
ten de R.Z. om vast te stellen tegemoetkomingsregeling
op tafel dient te worden gelegd. Voorts is praktijkerva
ring van groot belang om zonodig de huidige regeling
aan te passen en te verbeteren op die onderdelen waar
zich problemen voordoen.
Van groot belang is tenslotte dat de hele uitvoering
vooral ook in regionaal verband vlot verloopt. De in te
stellen regionaal adviescommissies kunnen daar belang
rijk toe bijdragen. Terwijl voorts de inbreng van de ge
westelijke organisaties, met name ook via de sociaal
economische voorlichtingsdiensten en de secretariaten,
zoals de ervaring in het Zuid-Westen heeft geleerd van
zeer groot belang is.
Dat uiteindelijk een goede samenwerking tussen de
verschillende instanties van overheid en bedrijfsleven,
die zich met de uitvoering bezig houden, van doorslag
gevende betekenis is, zal voor een ieder duidelijk zijn
die zich van de omvang der problematiek en zeker ook
van de ingewikkeldheid der regeling bewust is.
LUTEIJN
JIET Hoofdbestuur van de Zuidelijke Landbouw Maat
schappij (Z.L.M.) heeft zich op een maandag 6 sep
tember j.l. te Goes gehouden speciale vergadering een
nieuwe voorzitter gekozen. Het is de heer A. J. G. Doele-
man te Nieuwerkerk. De stemming geschiedde schrifte
lijk. Alle stemmen werden op de heer Doeleman uitge
bracht. Er waren geen tegenkandidaten. Direkt na de uit
slag van de stemming werd de heer Doeleman tevens
bencemd als Z.L.M.-vertegenwoordiger in het Hoofdbe
stuur van het Koninklijk Nederlands Landbouw Comité.
(Zie verder pag. 3)