PROBLEEM - ONKRUIDEN? pak ze aan in de stoppel... ROUNDUP AAGRUNOL Oogvlekkenziekte van wintertarwe U I n de jaren 1972, 1973 en 1974 is door het Proefstation voor de Akkerbouw en het Instituut voor Plantenziektekundig Onder zoek met medewerking van regionale Konsulentschappen een onderzoek uitgevoerd naar hét optreden en de betekenis van voetziekten in wintertarwe. Het zwaartepunt van het onderzoek lag in Groningen en Zeeland. Daar werden per gebied jaarlijks op ca. 50 percelen in mei, juni en juli waarnemingen verricht betreffende de aard en mate van vöetziekte- aantasting in de wintertarwe. c Maar dan wel met het nieuwe systemische herbicide Het onovertroffen middel Roundup® wordt gespoten op on gestoorde, - (dus niet stoppelploegen of cultivateren na de oogst) - goed ontwikkelde onkruidplanten. Roundup® wordt opgenomen door de groene delen van de onkruiden en daarna vervoerd naar de wortels, wortelstokken en uitlopers. Hoe groter het volume aan bovengrondse delen, hoe groter de opnamekapaciteit en des te beter het resultaat. Roundup® rekent af met een zeer breed spektrum aan zowel eenjarige zaadonkruiden als overblijvende wortelonkruiden. Dosering: 4 liter Roundup® per ha tegen b.v. kweek- en fioringras; zaadonkruiden en opslag. 6 liter Roundup® per ha als ook kleinhoefblad, veenwortel, akkermunt en distelsoorten, enz. voorkomen. Maak kennis met deze nieuwe mogelijkheid. Zij, die Roundup® reeds gebruikten zijn enthousiast over de resultaten. Roundup® houdt een razzia onder de onkruiden! 13 J ROUNDUP^ - geregistreerd handelsmerk van Monsanto Company. AAGRUNOL BV - GRONINGEN -TEL 050-139333 '"'s Bestrijding oogvlekkenziekte. Uit meer incidentele waarnemingen in andere gebieden is ge bleken dat de resultaten van Groningen en Zeeland ook over draagbaar zijn naar andere klei-, löss- en zavelgronden. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in een onlangs verschenen PA-rapport no. 32 van mei 1976. Bij het intensiveren van de teelt van wintertarwe kunnen aan tastingen door vruchtwisselings gebonden ziekten en plagen van toenemende betekenis worden. Alhoewel in het verleden al het nodige onderzoek daarover is verritht, werd nieuwe informatie dienaangaande gewenst geacht. Gebleken is dat oogvlekkenziekte in ons land verreweg de be langrijkste bodemgebonden ziekte is bij wintertarwe op zavel- en kleigronden. De tarwehalmdoder is alleen van betekenis in incidentele gevallen wanneer voor de tweede tot vijfde achte reenvolgende maal tarwe of gerst wordt verbouwd of wanneer nevenwaardplanten zoals kweek op het veld aanwezig zijn. Aantasting door Fusarium - voetrot of scherpe oogvlekkenziek- ten zijn op zavel- en kleigronden van weinig betekenis. Op zand en veenkoloniale gronden komen aantastingen door deze schimmels geregeld voor zonder echter in de jaren '72 - '74 merkbare opbrengstvermindering tot gevolg gehad te hebben. De oogvlekkenziekte in wintertarwe. B ehalve de intensiteit van de graanteelt (bij een rotatie van 1 op 2 hogere aantasting dan bij een 1 op 3 rotatie) blijken ook andere faktoren een rol bij de spreiding in aantasting van de oogvlekkenziekte te spelen. - Uit de in het onderzoek verkregen aantastingscijfers blijkt een relatie tussen de hoogte van de aantasting door oogvlekken ziekte en de graanpauze (periode waarin geen vatbaar graan is verbouwd) te bestaan. - Veel grassoorten zijn waard-planten voor het virus van de oogvlekkenziekte, al is de geschiktheid daarvoor minder groot dan die van granen. Ook verteren graszaadstoppels sneller dan die van granen. De teelt van graszaad zal e.e.a. waarschijnlijk dan ook minder sterk beïnvloeden dan het verbouwen van granen. In mindere mate geldt dit echter voor grasachtige onkruiden als kweek, duist en windhalm (nevenwaard planten) omdat deze meer kontinu aanwezig zijn. De bezetting van grasachtige onkruiden, zoals duist, kan dus een rol spelen bij het instand houden van een hoog besmettingsni veau op een perceel. Een invloed die niet is los te koppelen van de intensiteit van de graanteelt omdat vooral op percelen waar vaak granen worden verbouwd veelal een hoge duisbezetting voorkomt. - Ook het tijdstip van zaaien heeft invloed op de mate van aantasting door oogvlekkenziekte. Het verschil in gemiddeld aantastingsniveau tussen percelen ingezaaid in oktober of no vember was gering. Pas wanneer na half november was ingezaaid kon een lagere gem. aantasting worden gekonstateerd. Omdat laat zaaien echter vaak lagere opbrengsten tot gevolg heeft komt lagere oogvlekkenziekte aantasting niet in een betere opbrengst tot uiting. - De weersomstandigheden na opkomst bepalen het aantas tingsverloop en afhankelijk van de hoeveelheid aanwezige virus het uiteindelijke aantastingsniveau. Doordat de tijd tussen bes metting en optreden van de oogvlekkenziekte ca. twee maanden is. kan worden aangenomen dat het aantastingsniveau in mei in sterke mate afhankelijk is van de weersomstandigheden in maart. Uitbreiding van de aantasting vanaf mei wordt beinvloed van het weer in maart, april en mei. - Uit de gegevens omtrent het aantastingsverloop en bijbeho rende weersomstandigheden in 1972 en 1973 werd voor 1974 een verwachting opgesteld bij welke aantasting in mei - de weersomstandigheden in winter en voorjaar in aanmerking ne mende - een zware aantasting in juli zou kunnen optreden. Een en ander als basis voor de advisering van een chemische be strijding tegen oogvlekkenziekte. Gezien de resultaten van de bestrijdingsproeven is het toepassen van een systemisch fungi cide pas rendabel in mei, wanneer een zware eindaantasting (meer dan 70% stengelaantasting) zou ontstaan. Bestrijding van oogvlekkenziekte kan vrij gericht gebeuren. Het is gebleken dat deze ziekte verreweg de belangrijkste bodemgebonden ziekte bij wintertarwe is. it de proeven blijkt wel dat oogvlekkenziekte aanmerkelijke opbrengstderving kan veroorzaken terwijl bij legering ook oogstmoeilijkheden ontstaan. In 1975 zijn ter bestrijding ervan verschillende kombinatiemogelijkheden van CCC en Benomyl alsmede van twee doseringen van Benomyl vergeleken. Bespui ting met Benomyl heeft de uiteindelijke aantasting duidelijk beperkt en resulteerde in een opbrengstverhoging. Voor* 1975 was dit slechts 3% door de geringe aantasting in dat jaar. In 1974 kwam naar voren dat het opbrengsteffekt toeneemt naarmate de aantasting in mei hoger is. Toen gaf Benomyl in de proeven waarin legering voorkwam 14% opbrengstverhoging en 7% in proeven zonder legering. Behalve Benomyl zijn voor dit doel ook andere systemische fungiciden met eenzelfde werking mo gelijk. Over het algemeen blijkt uit de resultaten van de proeven dat de bestrijding van de oogvlekkenziekte vrij gericht kan gebeuren. Afgegaan dient te worden op de aantasting omstreeks begin mei. waarbij een bestrijding pas zinvol is als dan meer dan 15% van de spruiten, oogvlekkenverschijnselen voorkomen. Het tijdstip van bestrijding ligt tussen einde uitstoeling (stadium 5) en begin schieten (stadium 7) met een voorkeur voor stadium 7. Bij zware aantasting, vooral wanneer daarbij legering op treedt, wordt met Benomyl in kombinatie met CCC een beter resultaat bereikt. Behandeling Eindaantasting %-legering Opbrengst A B A. B A B Onbehandeld 77 82 4 ƒ5 6250 5930 CCC 73 81 0 7 103 113 Benomyl 38 41 0 8 107 114 CCC benomyl 38 41 0 109 121 Gemiddeld effect van CCC benomyl (stadium 5 7) in 4 proeven zonder (A) en 5 proeven met legering (B) in 1972 -1974 Voetziektebestrij Eindaantasting Legering Opbrengst 1 000-korrel- dingsobjecten (index) gewicht F0 F1 F0 F1 F0 F1 F0 F1 Onbehandeld 82 77 26 -33 6310 6510 43,9 44,4 CCC stad. 5 78 74 0 1 108 107 43,3 44.9 CCC stad. 7 77 74 3 3 105 106 43,7 44,9 Benomyl stad. 5 47 42 3 6 108 108 45,2 45,7 Benomyl stad. 7 50 41 5 5 109 108 45,1 45,6 CCC benomyl stad. 5 39 38 0 0 112 112 44,6 45,7 CCC benomyl stad. 7 49 44 1 1 112 112 44,4 44,9 Invloed van een bespuiting met CCC en Benomyl in stadium 5 en 7 op de oogvlekkenziekteaantasting, legering, opbrengst en 1000-korrelgewicht bij wel en geen afrijpingsziektenbestrijding (Fl= 4 kg. Bavistin M in staium 10.5.1). (Gemiddelde van 5 proeven in 1973 en 1974). Het onderzoek wordt dit jaar afgesloten. In enkele proeven is daarbij nog aandacht besteed aan de kombinatiemogelijkheden van CCC en Benomyl en de mogelijkheid tot verlaging van de dosering met het fungicide. Bovendien wordt in een ander kader het optreden van voetziekten in relatie met zaaitijd, zaaidiepte en zaaidichtheid gevolgd, zodat ook dienaangaande nadere ge gevens bekend zullen worden. BI.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 13