Waarop letten bij snijmaisoogst 1976? Wanneer konsumptie-aardappelen doodspuiten? Meeldauw in bieten kan bestreden worden met spuitzwavel 7 Ing. G H. DE HAAN. Ir. B A. TEN HAG Van het Proefstation voor de Akkerbouw ontvingen we een artikel over de toestand rondom het gewas snij- mais. Bij het opstellen van deze publikatie is men uit gegaan van de situatie zoals die was rond eind augustus. Snijmais levert de laatste jaren een belangrijke bij drage aan de ruwvoedervoorzienlng voor de winter. Door de aanhoudende droogte zal deze bijdrage dit jaar, on danks een uitbreiding van het areaal, met name in het zuiden geringer zijn. Voor de uiteindelijke netto-voe- derwaardeopbrengst speelt het juiste tijdstip van oogsten een belangrijke rol Gezien de voederschaarste vraagt o.a. dit aspekt extra aandacht nu de oogst periode voor de deur staat Zo wordt in de praktijk vaak te vroeg geoogst. Door de droge zomer is de stand van de sni> mais zeer verschillend Deze varieert van zeer goed tot zeer slecht. Bovendien zijn de percelen, ook waar de droogteschade beperkt is. qua afrijping vaak onregel matig. Dientengevolge is het bepalen van het juiste oogststadiurn niet eenvoudig, speciaal in gedeeltelijk Verdroogde mais en gewassen zonder kolfvorming. MAISGROEI IN JULI EN AUGUSTUS Reeds ibegin juli was op verschillende percelen sprake van ernstige droogteschade. Om een indruk te 'krijgen van het produktieverloop op dergelijke percelen zijn vanaf 20 juli proefoogsten verricht op percelen met wei nig tot zeer ernstige droogteschade. Op percelen die nauwelijks van droogte hebben geleden blijkt de ds- produktie de laatste maand bijzonder hoog te zijn ge weest. Bij toenemende droogteschade was deze produk- tie duidelijk geringer. Toch heeft ook de 'zeer sterk verdroogde mais, die Vrijwel geen groen blad meer had, nog enige produktie gegeven. Bij normaal ontwikkelde mais afgaan op de korrel - rijping! De hoogste netto-voederwaarde-opbrengst wordt pas dan bereikt wanneer de mais deegrijp tot harddeeg- rijp is (zie tabel 1.). Een praktischer manier voor het vaststellen van dit stadium is de volgende: Breek een paar kolven doormidden en neem enkele korrels op de breukvlakken Als men deze korrels tussen duim en vin ger knijpt mag er geen vocht meer uitkomen. Als dit wel het geval is, dan is het gewas nog onvoldoende rijp WANNEER OOGSTEN? Vaak wordt te veel naar de rijping van het „stro" l.p.v. naar de korrelrijping gekeken. Dit is een duide lijke misvatt'ng waarop men vooral dit jaar, door de vroege bladafsterving t.g.v. de droogte, goed bedacht moet zijn- In de praktijk wbrdt snijrpais meestal te vroeg ge oogst, waardoor aanzienlijke verliezen ontstaan zoals blijkt uit proeven die het Proefstation voor de Akker bouw in 1972 t m 1974 heeft uitgevoerd (Tabel 2.). Te vroeg oogsten betekent enerzijds dat de maximale ZW- opbrengst nog niet is bereikt en anderzijds dat het dro gestofgehalte nog te laag is waardoor grotere inkuilver- liezen optreden. Om deze conserveringsverliezen beperkt te houden moet het ds-gehalte bij de oogst minstens 25 zijn. Tabel 2. Invloed Van het oogsttijdstip op de ds- en ZW- opbrengst van snijmais (gemiddelde van 7 P.A.- proeven in 19721974). 30 dagen te vroeg 87 20 dagen te vroeg 05 10 dagen te vroeg 99 optimale oogsttijd (=100) .15 ton 10 dagen te laat 97 82 92 97 71 84 93 1.405 9.400 kg 8.100 kg 96 98 780 335 95 De optimale oogsttijd (d.w.z. hoogste ZW-opbrengst) varieerde in deze proeven van 5 tot 15 oktober waarbij de mais deeg- tot harddeegrijp was Vooral de netto-ZW- opbrengst (dus na aftrek van de geschatte Konserve- ringsverliezen) daalt sterk bij te vroeg oogsten. Zo gaat bij 20 dagen te vroeg oogsten, d.w.z. als de mais melkrijp is, 1.300 log ZW verloren. Bij een prijs van 60 cent per kg ZW betekent dit een schade van 780. In dit verband kan nog worden opgemerkt dat gezien het belang van het db-gehalte de handel in mais op basis van een prijs per ton vers gewióht wel een uiterst dubieuze zaak is. Ook verdroogde mats niet te vroeg oogsten. Ook op de verdroogde percelen, zolang nog groen blad aanwezig is, vindt nog enige drogestofproduktie plaats. Op de perce len waar geen kolfvorming is opgetreden door de droog te worden de geproduceerde koolhydraten als suiker in de stengel opgeslagen. In de kolfloze mais is momenteel het drogestof-gehalte ondanks het verdorde blad veel lager dan men vaak denkt (nl". =fc2022%). Omdat de opbrengst van dergelijke mais, ook bij aanhoudende droogte, niet achteruit gaat zal men toch voor deze ge wassen nog enige tijd moeten wachten tot het ds-gehal te boven 26 is gestegen om de konserveringsverliezen zoveel mogelijk te 'beperken. In sommige percelen snijmais zijn de planten geheel verdord en heeft er ook geen kolfzetting plaatsgevonden. Bij onregelmatige percelen afgaan op de goede gedeel ten Bij percelen met verdroogde gedeelten zal men bij de bepaling van het juiste oogsttijdstip vooral moeten afgaan op de goede gedeelten. Wel moet men de ver droogde plekken kontroleren op fusariumaantasting, waarop in verdroogde mais eerder kans is. Fusarium kan door verrotting van de stengelbasis leiden tot Vroe ge legering en daarmee tot oogstverliezen. Dit kan men beoordelen, door de onderste stengelleden overlangs door te snijden. Wanneer deze binnenin verbruind en voos zijn is de kans op legering aanwezig en moet men niet te lang wachten met de oogst. Let op de stoppellengte. Uit proeven in 1974 en 1975 (1530 cm) in goede mais per cm hoger stoppelen 0,2 is gebleken dat in het gangbare traject van stoppellengte van de opbrengst d.w.z. bijna 10 per ha blijft staan. Het spreekt vanzelf dat deze Verliezen in korte verdroogde mais groter zijn. Waarnemingen hieromtrent rond 20 augustus tonen dat deze verliezen in verdroogde mais bij een stoppelhoogte van 30 cm tot 50 kunnen bedra gen. Tabel 3. Verliezen aan drogestofopbrengst in afhanke lijkheid van de stoppellengte. verliezen aan drogestof ds-opbrengst per ha 10 cm 20 cm 30 cm proeven 1974—1975 15600 kg 3,5% 6,5% 9% Hengelo I 15.300 3,0 6,0% 8% Maarheeze I 5.700 6,0 12,0% 18% MaarheezeiII 2.700 14,0 30,0% 48% Tabel 1. Maiskolven in diverse rijpingsstadia Stadium Kenmerken 1. Begin korrelzwelling Gezwollen korrel, nog wit, waterige {nhoud. 2 Begin melkrijp Korrel iets gelig, weinig spanning in de korrel, in houd al iets melkachtig. 3. Melkrijp Korrel geel, veel span ning in de korrel, inhoud melkachtig. 4. Zacht deegrijp Korrel geel, gedeeltelijk deegachtig, spuit nog bij indrukken met de nagel. 5. Deegrijp Korrel donkergeel, nog vochtig aan de spilzijde, de rest is al stevig. 6. Hard deegrijp Korrel donkergeel, de hele inhoud is stevig, moeilijk met de nagel in te drukken. Droge-stof- gehalte minder dan 60 7. Volrijp Volledig harde korrel, niet meer met de nagel in te drukken. Droge stofgehalte 60 of meer. Om verliezen zoveel mogelijk te beperken zijn de volgende punten van belang: de loonwerker zou bij de volgorde van oogsten zo veel mogelijk rekening dienen te houden met de natuurlijke verschillen in rijping tussen de percelen. Zo zijn o.a. laat gezaaide percelen later rijp. niet te vroeg starten van de oogstkampagne. In de praktijk wordt meestal te vroeg begonnen. In het algemeen zijn de verliezen bij te laat oogsten kleiner dan bij te vroeg oogsten. van belang is verder dat d.m.v. rassenkeuze meer spreiding in de (vroeg) rijpheid wordt aan gebracht. Wanneer men vroeg wil oogsten zou men ook een vroeg ras moeten kiezen. De voederwaarde van deze stoppels is weinig lager dan van de rest van de stengel. Hieruit blijkt duidelijk dat op de meer verdroogde percelen kort stoppelen zeer belangrijk is. Bij duidelijk mislukte percelen (d.w.z. kolfloze mais die^geen meter lang is) kan dit aanleiding zijn te overwegen om het gewas op een andere wijze te oogsten en voor verse veevoedering te bestemmen. BIJ NATEELT KANS OP ATRAZINSCHADE Wanneer op de mislukte maispercelen een nateelt van snijrogge of rogge/grasmengsel volgt is het gevaar voor Atrazinschade niet uitgesloten Uit een hiervoor rond eind juli aangelegde proef blijkt dat dit risico voor al voor rogge aanwezig is. De voederschaarste noopt ech ter tot het nemen van risico's. Een nateelt van snijrogge- gras kan 'volgend jaar april een aardige voedersnede le veren voor het eind van de stalperiode. Omdat daarna veelal mais zal volgen trekt men wel een wissel op de maisoogst 1977. Zoals dit jaar gebleken is, is de oogstze- kerheid van de mais na deze voorteelt door de latere zaai en de grotere droogte-gevoeligheid duidelijk ge ringer. Oogst vooral niet te vroeg. Let niet teveel op het stro, of op uw buurman, maar bepaal zelf voor uw perceel het juiste oogststacfium. Ir C. D. VAN LOON Proefstation voor de Akkerbouw, Lelystad UET droge warme weer van de afgelopen weken heeft de afsterving van het loof op veel percelen konsumptie-aardappelen sterk versneld. Alleen op zwa re grond worden nog gewassen met de helft en meer groen loof aangetroffen. Het is nu begin september en we willen eigenlijk wel graag zo vlug mogelijk met rooien beginnen. Immers, hoe langer we wachten des te groter de kans, dat er na een weersomslag onder slechte omstandigheden moet worden gerooid. De vraag is echter of het verantwoord is om nu al dood te spuiten, vooral vanwege het gevaar voor het ontstaan van „glas" in doorwaspercelen. In dit artikel willen we hierop nader ingaan, waarbij we duidelijk verschil maken tussen gewassen met geen of weinig resepectievelijk nog veel groen loof. hebben hier percelen op het oog waarbij het loof al voor minstens 80 is afgestorven. Het meren deel van de bladeren is hier reeds verdord. Sommige planten hebben alleen nog een paar groene bladeren in de top. Het gewas is 'hier al zover natuurlijk afgerijpt, dat in doorwaspercelen de 'kans op het ontstaan van „glas" erg klein is. Ons inziens kan men dergelijke percelen nu doodspui ten en na 1 a 2 weken, als de schil voldoende is afgehard, rooien. Doodspuiten lijkt voor sommige percelen niet eens meer nodig, maar is, zolang er nog wat groene de len aanwezig zijn, als regel toch wel zinvol. De afharding van de schil wordt erdoor versneld, waardoor men vlug ger zonder knolbeschadiging kan rooien. Weliswaar bestaat de mogelijkheid als-er inmiddels geen regen van betekenis is gevallen -- dat rooien in ver band met het optreden van teveel beschadiging door har de droge kluiten niet mogelijk is. Toch is het ook dan een goede zaak, dat het perceel „rooiklaar" ligt, zodat na wat regen direct met rooien kan worden begonnen. AP zwaardere gronden staan heel wat percelen nog behoorlijk tot zelfs volledig groen. Om drie rede nen verdient het aanbeveling deze percelen voorlopig nog groen te houden: de kans op het optreden van „glazigheid" in de pri maire knollen is als regel minder groot als de gewas sen natuurlijk afsterven. Al moet hieraan worden toe gevoegd dat ook in nog groene percelen soms reeds „glas" kan worden aangetroffen. de kwaliteit van de als gevolg van doorwas ontstane nieuwe (z.g. sekundaire knollen wordt beter (stijging drogestofgehalte) naarmate de groeiperiode langer is. de totale opbrengst kan nog aanzienlijk toenemen. Tenslotte nog het volgende: Mochten de omstandighe den zodanig wijzigen dat bovenstaand advies moet wor den .aangepast, dan zal dit in dit blad worden gemeld. Voorts wil ik u erop wijzen, dat de Landbouwvoorlich- tingsdienst graag bereid is u in konkrete gevallen te ad viseren. Bietenblad dat aangetast is door echte meeldauw is minder geschikt als veevoer. Door de krappe ruwVoerpositie van dit jaar is de keuze aan voe dermiddelen beperkt. Om deze reden moet getracht worden de kwaL|;eit van het bietenblad zo goed mogelijk te laten zijn. Bestrijding van deze meeldauw is mogelijk, maar er is nog weinig ervaring opgedaan. Er zijn voor dit doel nog geen middelen toegelaten. Onder druk van de omstandigheden is evenwei besloten dit jaar het gebruik van spuitzwavel toch toe te staan. Dit met het oog op de betekenis van het blad als veevoer. In die gevallen, waarin het blad niet voor vee voer zal wCrrden .gébruikt, is bestrijding nutteloos. Spuit dan ook alleen wanneer dit verantwoord is! Indien u regelmatig planten aantreft die met deze meeldauw zijn overdekt kan een bespuiting worden overwogen. De dosering is 5 kg per ha. Voor een betere bevochtiging kan hieraan een uitvloeier worden toegevoegd. De te gebruiken do sering staat vermeld op het etiket van de uitvloei- er. Het verdient de voorkeur om in de namiddag of avond te spuiten. Bij aanhoudende droge om standigheden kan een herhaling van de bespuiting in september verantwoord zijn Er geldt echter een veiligheidstermijn van vier weken tussen toepas sing en oogst.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 7