In gesprek met de heer AJ. P. Doeleman te Nieuwerkerk WIE IS DE HEER DOELEMAN? Omdat een beetje te weten te komen, hebben we een gesprek met hem gehad. Maar we moeten er wel bij zeggen dat de heer Doeleman nogal gereserveerd tegenover dat gesprek stond. Want zo zei hij, er kan nog van alles gebeuren, een voordracht tot voorzitter is nog geen - benoeming. Maar omdat ik ook wel van mening ben dat de leden recht hebben om wat meer over mijn persoon te weten, kan ik zo'n gesprek toch ook niet afwijzen. EEN FRAAI LANDSCHAP ZONDER KONFLIKTEN. Wie tegenwoordig Schouwen-Duiveland wil bezoeken kan verschillende routes nemen. De tijd is al weer allang voorbij dat men er alleen maar per veerpont kon komen. Schouwen-Duiveland is een gebied dat heel veel van de watersnoodramp van 1953 heeft geleden, en de plaats Nieuwerkerk waar de heer Doeleman woont heeft ook hadr portie gehad. Toen na de ramp het water weer was weggetrokken, bleek o.a. dat al het groen in de vorm van bomen en struiken dood was gegaan. Het was een kaal eiland geworden. Gelukkig heeft men t toen met voortvarendheid deze zaak weer aangepakt. En dat is ondermeer zo duidelijk te zien op het bedrijf van de heer Doeleman. Uit niets heeft hij nu zijn bedrijf weer prachtig in het groen gezet. En voorwaar, men heeft helemaal niet het idee in een kleiakkerbouwgebied te zijn wanneer men gezeten is in een gemakkelijke stoel en vanuit de woonkamer naar buiten kijkt. Het lijkt veeleer een park. Alles rond het huis en de schuur is begroeid en ligt beschut. Een rode beukenhaag siert de oprijlaan. Het is mijn trots, zegt, Doeleman glimlachend. Ook in de tuin is er verder veel leven, eenden, krielkippen, een marmot, en wat verderop een aantal herten en Drentse heideschapen. Die beplantingen, en dat groen dat waren we hier op Schouwen gewend, en het sprak vanzelf dat we na de ramp van alles hebben gedaan om het landschap weer gestoffeerd te krijgen. Maar ik vind dat een boer, een taak heeft om daar iets aan te doen. We hebben dat altijd al gedaan en we moeten daarin gewoon verder gaan. Voor mij is dat helemaal geen punt. Je begrijpt, ik ben dus sterk voor een fraai landschap, maar ik kan soms wel mij bedenkingen hebben tegen bepaalde zogenaamde beheersovereenkomsten in verband met de veelbe sproken landschapsparken. Als zulke maatregelen er toe leiden dat een ondernemer niet meer naar behoren zijn bedrijf kan voeren dan vind ik het sociaal niet verantwoord. Laat dan het economisch gedeelte van deze zaak volledig gekompenseerd worden, dan nog is het voor een ondernemer in hart en nieren ei£ frusterend om door allerlei beperkingen niet optimaal te kunnen boeren. Je kunt niet zo maar zeggen, hier heb je zoveel geld, en blijf nu maar boeren zoals wij het wensen. En wanneer er in bepaalde gebieden stukken land zijn die met alle geweld behouden moeten worden voor het landschappelijk schoon, dan kan men, als zo'n geval zich voordoet, in een ruilverkavelingsge- bied, altijd nog trachten om die landbouwer te kompenseren met een ander stuk grond. Het probleem in die ruilverkavelingsgebieden of andere streken waar men van allerlei zijden veel belangstelling voor heeft is dat de meningen van de landbouw en milieu en aktiegroepen vaak zo scherp tegen over elkaar komen te staan. Dan vervaagt na een poosje alle redelijkheid tegenover elkaar, dan verharden de standpunten zich, en komen de onderhandelingen over een bepaald gebied soms muurvast te zitten. Soms zelfs met het gevaar dat een ruilverkaveling langdurig vertraging ondervindt. Maar wannneer men allemaal een beetje meer begrip voor elkaar zou hebben, dan zou ik bijvoorbeeld niet zoals jaren geleden een kreek, hier vlak bij het bedrijf, van zeven ha., laten dempen. Ofschoon toen natuurlijk die inspraak en aandacht voor het landschap van niet landbouwerskringen, lang zo sterk niet aanwezig was. Die kreek was landschappelijk zeer fraai. Ik heb er nu zeven ha. bouwland. Maar ik heb er spijt van dat zo'n fraai stukje natuur verdwenen is. Als ze mij destijds een paar ha. andere grond elders hadden aangeboden, dan had ik met genoegen dat stukje kreek gelaten voor wat het was. En zulke gevallen zouden er waarschijnlijk ook nu zijn, wanneer men^ maar wat minder fel vanuit de niet landbouwkant redeneerde. Wat redelijker, wat gematigder, dan hoefde het niet altijd te botsen. Maar toch we moeten trachten dat de boer zo min mogelijk gehinderd wordt in het boer zijn. Het is o.a. een taak van de landbouworganisatie! We moeten voortdurend ook aandacht hebben voor de randverschijnselen rond de landbouw en daaraan ook tegenspel kunnen geven. SAMENWERKING IN Z. WESTEN KAN NOG BETER. De heer Doeleman heeft voor Nederlandse begrippen een flink akkerbouwbedrijf. Maar het zijn niet alleen de 63 ha. van het bedrijf op Schouwen waaraan hij zijn aandacht moet schenken. Ook beheert hij nog een bedrijf op St. Philipsland, waarbij hij daar ook nog 12 ha. fruitteelt heeft. Het een en ander vereist een goede organisatie. Maar daar heeft hij geen moeite mee. Voorts is de heer Doeleman een sterk voorstander van samenwerking. Met buurman R. J. Visser heeft hij al jarenlang een uitstekende samenwerkingsvorm opgebouwd. Ik vind dat samenwerking in het Zuid-Westen over het algemeen nog wel een stuk beter zou kunnen. Je moet er natuurlijk ook geschikt voor zijn, want samenwerken is niét alleen werken, en daarmee is alles gezegd. Maar er zijn verschillende vormen van samenwerking en een ieder kan er uit kiezen wat voor hem het beste past. En ook moeten we de belangrijke rol van werktuigencoöperaties en loonwerker niet vergeten. Oorspronkelijk is de heer Doeleman geboren op St. Philipsland,' en daar heeft hij de eerste tien jaren van zijn leven doorgebracht. Daarna stierf zijn vader, en verhuisde zijn moeder terug naar Schouwen. Daar kocht ze later een bedrijf, waar nu de heer Doeleman op woont. Na zijn lager schooljaren bezocht hij de Mulo, en voltooide in '44/'45 na de evakuatie 3-jarige H.B.S. opleiding te Rotterdam en vervolgens ging hij naar de M.L.S. Maar ik zag ook het nut van een kijkje buiten het eigen bedrijf en de eigen sfeer heel duidelijk in. En dat resulteerde weer in een praktijkperiode in Groningen, de Haarlemmermeer, en tot slot een uitgebreid bezoek aan de Verenigde Staten. Ik vind dat z8 o'n praktijktijd voor iedere jonge boer nodig is. Minstens een jaar zou iedere jonge ondernemer eens op een ander bedrijf moeten werken. Gelukkig gebeurt het al veel meer dan, vroeger. En ik weet wel, dat moet van twee kanten komen. Als de zoon het graag wil, dan moet de vader natuurlijk ook willen. En als de zoon er niet aan denkt, dan is het de taak van de vader om er iets aan te doen. Trouwens heel die opleiding van een toekomstige boer, is belangrijk. Ik ben er erg voor om hem eerst een algemene opleiding te laten volgen, waarmee men nog alle kanten uit kan. Daarmee kan men dan beslissen over de beroepsopleiding. Het hele onderwijsgebeuren gaat me nog al aan het hart. En wanneer ik naar mezelf kijk, dan zeg ik, jammer dat ik, toen die kansen er waren, er niet beter gebruik van hebt gemaakt. LANDBOUWER MET BREDE BELANGSTELLING. Een jaar voor de watersnoodramp in 1952 ben ik begonnen op dit bedrijf. Een gemakkelijk begin was dat natuurlijk niet. We zijn het gelukkig allemaal te boven gekomen. We hebben nu drie kinderen, twee dochters, een van achttien en een van vijftien jaar, en de jongste een zoon, die nu elf jaar oud is. Of hij mijn opvolger wordt dat weet ik nog niet. Het is nog veel te vroeg om daar iets van te zeggen. Maar aanwijzingen zijn er wel, want hij is één en al belangstelling voor het bedrijf. In de vakantie is hij van de vroege morgen tot de late avond bij mij. Het is alweer een paar jaar geleden, toen ik vijf en veertig werd, en ik voor de grap tegen hem zei: „Nou is het tijd voor papa om er mee op te houden om te werken", toen vond hij het helemaal niet leuk. De gedachte om een vader te hebben die niet meer werkte benauwde hem, en snel moest ik duidelijk maken dat het echt maar een grapje was. bij zeggen, dat wij nooit een gebied zijn geweest, dat ook al was het een eiland, zonder diensten verkeerde. Zierikzee heeft altijd duidelijk als streekcentrum gefungeerd. Er waren daar allerlei onderwijsmogelijkheden. En dit is waarschijnlijk een reden, dat er hier minder bedrijfsverdeling is geweest. De onderwijsmogelijkheden waren er, zodat meer jongeren gemakkelijker een algemene opleiding konden volgen. Maar natuurlijk zijn we veel minder geisoleerd dan vroeger. Als je nu alleen al de afvoer van stro bekijkt. Dat zou voorheen nooit denkbaar zijn geweest zonder die vaste oververbindingen. Het is wel drukker geworden, maar we waren altijd al een toeristisch gebied, dus dat is ook niet anders geworden. Wel heeft het Deltaplan ons nog niet de mogelijkheid van zoet water in de omgeving gebracht. Tot voor kort was er nog geen zekerheid omtrent de Oosterschelde. Nu die er wel is, en we door de open pijlerdam geen zoet water in de Ooster-Schelde kunnen verwachten, vind ik het wel tijd dat nu opnieuw aandacht wordt besteed aan de mogelijkheden om zoet water uit de Grevelingen te krijgen. Die Grevelingen is zoet te maken, maar als we niet oppassen dan lopen we de kans dat het ons toch door de vingers zal glippen. En juist ook dit jaar hebben we gezien wat zoet water kan betekenen. Ik denk dan niet onmiddellijk aan bevloeien, maar gewoon om water in te laten in je sloten, en ook te gebruiken om te infiltreren. ONDERNEMEN IS INITIATIEF TONEN. Het kunnen beschikken over zoetwater is een van de dingen die het voor de ondernemer wat gemakkelijker maken om zijn bedrijf efficiënt te voeren. En toen ben ik niet zo tevreden over de ondernemer. En dan bedoel ik het initiatief van de ondernemer zelf. Dus los van alles wat er eventueel van hogerhand wordt beslist. Ik bedoel, de beslissingen van bedrijfsvoering, die iedereen in eigen hand heeft. Ik konstateer een mate van stilstand. De laatste jaren is er een tendens dat de prijzen iets beter zijn, en daardoor zijn de bedrijfsresultaten wat gunstiger geworden, en meteen krijg ik de indruk dat wij minder initiatief nemen om de bedrijfsvoering te verbeteren. We moeten gewoon meer doen aan struktuur bevorderende teelten, zoals groenbemesters. De grond gaat achteruit in sommige streken. Ik heb de indruk dat wij daar soms te lichtvaardig over denken. We hebben in het Zuid-Westen altijd een vooraanstaande rol gespeeld in de landbouw. En die vooraanstaande plaats nebben we nog, maar we moeten wel heel erg goed oppassen om deze niet kwijt te raken. Als je voorop wilt blijven zul je voortdurend initiatief moeten tonen. Menig Groninger heeft een goed ondernemerschap getoond. Jaren heeft men het daar moeilijk gehad. Maar juist de moeilijkheid is dan de prikkel tot het nemen van nieuwe beslissingen, wat ook slachtoffers heeft gekost. Zo'n prikkel tot het nemen van initiatieven, en het uitwerken van nieuwe ideeën hebben wij hier na de ramp op Schouwen bijvoorbeeld erg sterk gehad. Ik moet er overigens niet aan denken om niets te doen. Ik ben veel meer een doener dan een denker. Heel veel dingen voer ik zelf ujt op het bedrijf. Wanneer er een trekker uit elkaar moet, dan ben ik daar helemaal niet bang van. Sleutelen aan machines of motoren is één van mijn grootste liefhebberijen. Ik ben in de omgeving, of liever gezegd op Schouwen beter bekend in een overal dan in andere kleding. Overigens ben ik niet zo, dat ik tevreden ben met boer zijn alleen. Integendeel. Ik moet er het een en ander naast hebben. Ik zou bijvoorbeeld beslist niet zo maar een hele week thuis kunnen zitten. Dan zou op mijn zenuwen gaan werken. Vandaar ook mijn grote belangstelling voor de landbouworganisatie en bestuurlijke funkties. Zo ben ik twee jaar provinciaal voorzitter geweest van de toenmalige Zeeuwse Plattelands Jongerenorganisatie. Ook ben ik voorzitter geweest van de Vereniging van Bedrijfsvoorlichting. In ieder geval blijkt wel duidelijk genoeg, dat ik echt meer om handen moet hebben dan alleen maar mijn akkerbouwbedrijf. HANDEL EN COÖPERATIE ZORGEN VOOR EVENWICHT. De coöperatie in de landbouw heeft ook alle aandacht van de heer Doeleman. Hij is bestuurslid van Cebeco-Zuidwest. Ik vind de coöperatie erg belangrijk. Maar ik ben wel zo, dat het van mij ook echt niet voor honderd procent coöperatief behoeft te zijn. Ik vind het een erg goede ontwikkeling dat er ook een aantal sterke particuliere bedrijven zijn die zaken doen met de landbouw. Waar ik wel een hekel aan heb, zijn mensen die van twee walletjes willen eten. Die zijn nog het een, nog het ander. Dat ik zelf voor de coöperatie heb gekozen, houdt dus helemaal niet in dat ik tegen het partikuliere bedrijfsleven zou zijn. Ik ben van mening dat de coöperatie in dit opzicht ook voor een evenwicht kan zorgen, en ik wil er met nadruk op wijzen, dat het beslist geen tegenwicht behoeft te zijn", aldus de heer Doeleman. ZOETWATERMOGELIJKHEDEN NIET LATEN ONTGLIPPEN. Het Deltaplan heeft ook voor Schouwen gevolgen gehad. Maar deze zijn bijna allemaal gunstig geweest. Wel moet ik er Woonhuis en bedrijf liggen beschut en verscholen in het groen. BOER STOFFEERD LAND MET GROEN. V roeger kon de landbouw ongestoord doen wat ze wilde op het platteland. Tegenwoordig wordt er van allerlei kanten door milieugroepen meegepraat en meegedacht over de rol van het platteland in de toekomst. Op zich zelf heb ik er geen moeite mee wanneer men probeert ook hier inspraak te hebben. Maar het moet wel gebeuren met wederzijds begrip voor eikaars standpunten. Het bezwaar bij sommige groepen vind ik dat men vaak veel te veel en te snel de zaak polariseert. En dat niet alleen, maar soms ook volledig onootdeelkundig zijn mening ten beste geeft. Dan zijn de gevolgen vaak niet te overzien. En tot slot ben ik van mening dat de boer zijn hele leven in de natuur doorbrengt, en er heel vaak het beste van weet te maken. Kijk overal maar eens rond, hoeveel bedrijven liggen niet mooi verscholen in het hout. Landschapsstoffering van de eerste orde. En daartoe heeft nooit iemand de boer moeten dwingen. Hij deed het uit zichzelf. Ten eerste beschermt het zijn bedrijfs gebouwen, en ten tweede vindt hij het zelf ook mooi. DE MANSHOLT GEDACHTE IS ACHTERHAALD. De landbouworganisaties, en daaronder natuurlijk ook de Z.LM. kunnen ook in de huidige tijd wel degelijk invloed uitoefenen op het te bepalen landbouwbeleid. Maar wanneer eenmaal dat beleid in grote lijnen is vastgesteld, dan zal het vaak toch moeilijk zijn om de inbreng van b.v. de Z.L.M. daarin precies helemaal terug te vinden. Want het bepalen van een beleid, dat is een inbreng van een heleboel meningen, die dan samen worden gevoegd. Dat zijn meningen uit eigen land, maar ook meningen uit andere landen. Dan is het zo, dat men nooit iedereen altijd en overal helemaal tevreden kan stellen. Maar ik zie een duidelijke en belangrijk taak voor de landbouw organisatie^ om mede dat landbouwbeleid een bepaalde richting in te sturen. Nog duidelijker, ze zijn daarbij onmisbaar. De Z.L.M, als organisatie vind ik een hechte organisatie, met een hele goede ledenbinding. En in de eerste plaats is het haar taak om de belangen van de leden te behartigen en te vertegenwoordigen bij het bepalen van het landbouwbeleid.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 8