Tips aan de veehouders
i.v.m.
droogteschade j
RUNDVEEHOUDERIJ
j SNUMA1S.
9
C.R.A.-N.Brabant.
I
Grasland dat na de regenval herstel- 1
lende is van zware droogteschade, moet 1
een paar weken rust krijgen.
Als er geen mogelijkheden zijn het vee
er af te houden, dan slechts een beperkt
gedeelte laten belopen en de rest van het
grasland vrij houden.
Wanneer er na de laatstè stikstof- 1
bemesting op grasland weinig regen
meer is gevallen, is de stikstofgift niet
uitgewerkt. Vooral op percelen waar bij I
erg jong gras wordt ingeschaard, dan j
geen stikstof geven. Te jong eiwitrijk
gras kan gezondheidsstoornissen geven. j
Voorzichtig zijn met het uitrijden van
drijfmest op grasland. Bij weinig j
regenval lijdt de zode extra. Als de put
vol zit de drijfmest brengen op te j
scheuren of vrijkomende bouwland-
percelen. Ook dan de gift beperken tot
ca. 20 m3 drijfmest per ha vanwege j
gevaar voor te hoge Nitraatgehalten in
stoppelgewas of het jonge gras.
Het zal niet meer mogelijk zijn de
kalveren op voorgemaaid land te
weiden. Om een zware wormbesmetting
te voorkomen moeten zij dan ook
worden opgestald.
Kiem- en bodemschimmels kunnen bij
stoppelknollen, bladkool en graszaad
veel schade doen en een te holle stand
geven.
Daarom verdient het aanbeveling het
zaaizaad te behandelen met 3 gr.
thiram per kg. zaad. Voor graszaad is 5
gr/kg nodig.
- óf het winnen van veevoer.
Beide laatstgenoemde mogelijkheden kunnen
worden gecombineerd.
ONKRUÏDBESTRIJDING IN DE STOPPEL
Tot voor kort werd om een efficiënte
bestrijding van wortelonkruiden te bereiken
de grond meestal veelvuldig mechanisch
bewerkt, eventueel gecombineerd met de
aanwending van een chemisch middel. Dus
door de grond zwart te houden. Door de
komst van nieuwe middelen en een beter
inzicht in de toepassing lijkt deze werkwijze
niet voor alle gevallen de beste te zijn. Zo kan
bij een sterke kweekbezetting overwogen
worden eerst te spuiten en aanvullend de
grond te bewerken. De kweek laten opgroeien
tot een lengte van 15-20 cm* en dan het middel
Roundup tegen 4-6 liter per ha. aanwenden.
Hoe meer groene massa, hoe beter het effect.
Een volgende grondbewerking mag pas 3 4
weken na de bespuiting worden uitgevoerd. Na
zes weken kan er weer een gewas worden
ingezaaid.
Voor verbetering of het op peil houden van de
bodemvruchtbaarheid komen diverse
gewassen voor gr oenbemesting of voeder-
winnirrg in aanmerking. Dit zijn o.a. Italiaans-
en Westerwolds raaigras, voederwikken,
Alexandrijnse klaver en bladramenas. Van de
laatste is de smaak als veevoer maar matig.
Vooral nu er veel behoefte is aan veevoer,
verdient het zeker te overwegen om een
voedergewas te telen.
De teelt van een stoppelgewas is gunstig voor
de bodem doordat:
a. de grond in het najaar bedekt is en dus
beschermt tegen ongunstige weersinvloeden;
geen verslemping.
b. de grond wordt doorworteld, wat gunstig is
voor de structuur van de grond.
c. de aanvoer van organisch materiaal ook een
gunstige invloed heeft op de hoedanigheid van
de grond in de bouwvoor.
Bij het afvoeren van bovengrondse
plantendelen van de stoppelgewassen blijven
wortels en stoppel.s nog over.
Bij verkoop van een gewas voor veevoer
worden de kosten van de teelt geheel of
gedeeltelijk vergoed. Bij de niet vlinder
bloemigen bestaan de directe kosten uit zaai
zaad een stikstofbemesting.
Om vervuiling vanuit graskanten tegen te
gaan, is het aan te bevelen bij de teelt van
stoppelgewassen de kanten van de percelen
niet in te zaaien. Deze kunnen dan door
mechanische bewerkingen of het aanwenden
van chemische middelen, zoveel mogelijk
onkruidvij worden gehouden.
Voor verdere gegevens betreffende het effect
van groenbemestingsgewassen, willen we
wijzen op hetgeen hierover vermeld is in de
brochure „bodemvruchtbaarheid" van
januari 1976. Verder zal er nog een artikel
verschijnen betreffende de onkruidbestrijding
in de stoppel.
Wie had dit voorjaar kunnen dromen dat we
in juli in de misère zouden zitten. Dank zij de
nog aanwezige voorraad ruwvoer van
oogstjaar 1975 kon op vele bedrijven het
gr'astekort worden opgevangen door bij te
voeren. Hierdoor is de melkpróduktie nog
redelijk op peil gebleven. Deze produktie is
echter met een hoge krachtvoergift verkregen.
Het gevolg is dat de kostprijs van de
zomermelk veel hoger geworden is dan
normaal. Over winst moet dan ook maar niet
worden gesproken.
Op bijna alle bedrijven is een tekort aan
ruwvoer. Het gaat er om nog zoveel mogelijk
stoppelgewassen uit te zaaien. Heeft men
hiertoe zelf niet de gelegenheid dan zal een
afspraak met een akkerbouwer nodig zijn. Een
uitwisseling van het stoppelgewas of bieten
koppen en -blad tegen mest zou zowel voor de
veehouder als de akkerbouw bevredigend
kunnen verlopen.
Kopen van ruwvoer voor prijzen die de prijs
van krachtvoer overtreffen is niet
aantrekkelijk. Beter is dan om de koeien een
rantsoen te geven met een minimale
hoeveelheid structuurgevend ruwvoer,
aangevuld met krachtvoer.
GRASLAND EN VOEDERWINNING~
De meeste rundveehouders hebben ondanks
de droogte toch stikstof gestrooid. Deze is dan
ook voldoende aanwezig voor een vlotte groei
bij voldoende regenval. Het is aan te raden om
bij hergroei van het gras de doorgeschoten
grassprieten af te maaien. Hierdoor zullen de
grasplanten beter gaan uitlopen.
Als stoppelgewas, met als doel voederwinning,
komen in aanmerking: Italiaans raaigras,
Westerwolds raai.gras, stoppelknollen,
bladkool, zomerkoolzaad, mergkool,
voederwikken, Alexandrijnse klaver en gele
voederlupine.
Al deze gewassen kunnen nog een 2 a 3000 kg.
droge stof/ha. opbrengen bij najaarsoogst.
Voor zaaizaad hoeveelheid rijenafstand en
bemesting zie de volgende tabel.
Teelttabel van voedergewassen als
stoppelgewas.
Italiaans en Westerwolds raaigras geven naast
een goede voederopbrengst ook een flinke
hoeveelheid organische stof in de grond.
Westerwolds raaigras kan vrij snel
doorschieten, wat later weer opslag kan geven.
Stoppelknollen zijn geschikt om als
stoppelgewas te telen op lichtere gronden. Op
klei is het aankleven van grond bij de oogst een
bezwaar.
Een hoge en laat gegeven stikstofbemesting
kan vooral bij late zaai of vroege oogst
aanleiding geven tot een hoog nitraatgehalte.
Het verdient aanbeveling om vroeg gezaaide
stoppelknollen meer stikstof te geven dan laat
gezaaide.
Er komen vrij grote rasverschillen voor, zoals
vroege, midden late en late rassen. Bladkool
brengt in het algemeen minder op dan
stoppelknollen. Bladkool wordt vrij goed
opgenomen door het vee. Het vraagt een flinke
bemesting met stikstof. Ook in bladkool kan
een te hoog nitraatgehalte voorkomen.
Zomerkoolzaad komt hoofdzakelijk voor op
zand- en dalgronden. Het gewas ontwikkelt
zich sneller dan bladkool. Bij vroege zaai is er
kans op doorschieten. Een flinke stikstofbe
mesting is gewenst.
Kruisbloemigen zoals bladkool en
zomerkoolzaad kunnen een besmetting met
bietencystenaaltjes in stand houden.
Voederwikken vragen een niet te lage Ph. en
hebben bij droogte een minder goede aanslag
en beginontwikkeling.
De zaaizaadhoeveelheid bedraagt op lichte
klei 90-140 kg. en op zware klei en zand 100-
125 kg.
Voederwikken leveren goed veevoer, dat
evenwel soms een bittere' smaak aan de melk
geeft.
Alexandrijnse klaver is een wat op luzerne
lijkende klaver. Een vroege uitzaai is.gewenst,
liefst voor 5 augustus.
Het ras Tabor (éénsnedig) heeft een vlotte
beginontwikkeling en kan een goede opbrengst
geven aan groenvoer.
Gele voederlupinen wordt alleen op
zandgrond geteeld en stelt weinig eisen aan de
grond. Voor de kieming is veel vocht nodig.
Het kan een goede opbrengst geven mits tijdig
gezaaid (voor 10 augustus).
Bron: 51e Beschrijvende Rassenlijst voor
landbouwgewassen 1976.
KU1LHOPEJN
De rundveehouders die gras ingekuild hebben
wordt aangeraden om deze kuilhopen extra te
controleren.
Door de hoge temperaturen en de felle
zonneschijn kunhen scheuren in het plastic
komen of kan het plastic zelfs zijn gesmolten.
De elasticiteit van het plastic is afgenomen,
zodat een afdekking met een laagje grond in
ieder geval is aan te raden.
Verder kunnen er droogscheuren rond en
onder de kuil zijn ontstaan, waardoor lucht in
de kuil kan komen en broei kan ontstaan. Bij
het constateren van droogscheuren onder en
rond de kuil is aan te raden om extra zand en
water rond de kuil te brengen. Voorkom
verliezen van het schaarse ruwvoer door
onachtzaamheid.
HERINZAAI VAN GRASLAND
Het zal voor de veehouder niet gemakkelijk
zijn dit jaar een besluit te nemen over gras
landvernieuwing. Elk groen sprietje dat
momenteel nog in het grasland staat is
welkom. Op de meeste bedrijven zal het plan
om dit jaar een perceel grasland te vernieuwen
niet uitgevoerd worden. Is het grasland echter
volkomen dood, dan zal men opnieuw moeten
inzaaien met zo weinig mogelijk
grondbewerking. De grond is droog en zonder
vrij grote hoeveelheid regen zal het gezaaide
gras niet aanslaan. Men zal dus i\iet moeten
beginnen voordat de grond goed vochtig is.
Het zal verleidelijk zijn om erg vroeg groene
snijmaïs te gaan bijvoeren. Dit is echter niet
aan te raden. De opbrengst is dan niet
maximaal en men zal minder wintervoer
hebben. De maïs groeit nog steeds. Is er tekort
aan ruwvoer dan kan beter wat anders worden
bijgevoerd.
Vooral nu de behoefte aan veevoer groot is, kan uitgekeken worden naar een geschikte stoppel
om er een stoppelgewas in te zaaien met als doel voederwinning. Hiervoor komen o.a. in
aanmerking Italiaans raaigras, Westerwolds raaigras, stoppelknollen en Alexandrtynse klaver,
die nog 2000 3000 kg. droge stof per ha. kunnen opbrengen.
Uien die tot na januari bewaard zullen worden, moeten bespoten worden met een antispruit-
middel. Het beste tijdstip is wanneer het gewas begint te striken. By vroegtijdig afsterven mag
echter weinig of geen effect worden verwacht.
Italiaans raaigras
Westerwolds raaigras
Stoppelknollen
Bladkool
Zomerkoolzaad
Voederwikken
Alexandrijnse klaver
Gele voederlupinen
zaaizaad in kg./ha.
rijafstand
bemesting
25- 40
40- 50
1- 2,5
8- 12
8- 12
90-125
30- 40
150-170
10-12
10-12
25-40
20-30
15-25
15-25
15-25
15-25
100-125 kg. N
100-125 kg. N
75-100 kg. N
95-120 kg. N
100-120 kg. N
mm.
Indien het grasbestand totaal verdord is, doet men er het beste toe opnieuw In te zaaien op
een tijdstip dat de grond goed vochtig is.
- mm