Welke
mogelijkheden
biedt de
Rijksgroepsregeling
Zelfstandigen?
-OVERWEEG EN SCHROOM NIET!
De laatste weken wordt weer het een en ander ge
schreven over de Rijksgroepsregeling Zelfstandigen.
Sommigen doen het voorkomen als zou deze regeling
een schadevergoedingsinstrument zijn dat nu voor de
gevolgen van de droogte weer eens van stal wordt ge
haald.
WAT IS DE WERKELIJKHEID?
CR bestaat al jaren een dergelijke regeling. Deze heeft
voor de financiële problemen waar alle bedrijven
als gevolg van wateroverlast, nachtvorstschade, inschor-
ting van varkensprijzen e.d. mee te kampen hadden, in
de afgelopen jaren grote bekendheid gekregen in ons
werkgebied. De regeling heeft toen vele malen in situa
ties waarin financiële moeilijkheden van tijdelijke aard
het voortbestaan van het bedrijf in gevaar brachten uit
komst gebracht.
Om voor deze hulp in aanmerking te kunnen komen
moet men niet op andere wijze door de bank geholpen
kunnen worden in de financiële moeilijkheden. Dit bete
kent dat de bank op een verantwoorde wijze geld moet
kunnen verstrekken en ervoor dienen te zorgen dat de
financiële belasting voor het bedrijf niet zo hoog gaat
worden dat er geen voldoende verteerbaar inkomen
overblijft voor dit gezin. In een dergelijk geval kan er
nog wel ruimte zijn bij de bank maar is de agrariër niet
geholpen. We hebben wel meegemaakt dat familieleden
hielpen met een lening met een lage rente. Hoewel op
zichzelf toe te juichen, willen wij hier wel stellen eerst
de R.Z. en dan pas hulp van familie en niet omgekeerd.
WIE KOMEN IN AANMERKING?
IN de Rijksgroepsregeling Zelfstandigen staat het vol-
gende: Iedere zelfstandige, jonger dan 65 jaar,
kan financiële hulp worden toegekend, indien hij in een
situatie is geraakt of dreigt te geraken dat hij niet over
de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van
zijn bestaan te voorzien. De financiële moeilijkheden
moeten dus niet op andere wijze zijn op te lossen. Dit
betekent dat:
a. de hulp nodig moet zijn
b. de moeilijkheden tijdelijk moeten zijn m.a.w. de ver
wachting moet bestaan dat na de hulpverlening het
bedrijf voldoende inkomen voor de ondernemer en
zijn gezin op zal leveren.
c. de hulp verantwoord moet zijn waaronder wordt ver
staan dat het bedrijf .levensvatbaar" moet zijn.
WELKE HULP KAN WORDEN GEBODEN?
1 Er kan een bedrijfskapitaal worden verstrekt.
Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen drie
vormen n.l.:
a. een rentedragende lening (tegen een laag percen
tage)
b. een renteloze lening
c. een bedrag om niet.
Onze ervaring is dat een bedrag „om niet" sïechts in
zeer bijzondere gevallen wordt uitgekeerd. Of een le
ning rentedragend wordt gegeven en dan vaak tegen een
verlaagd percentage wordt beoordeeld naar gelang het
bedrijf deze lasten op kan brengen en of na de bijge
sloten lening een voldoende verteerbaar inkomen over
blijft en voldoende inkomen voor herinvesteringen. Soms
wordt de rente op 5% of lager bepaald. Wanneer zou
blijken dat de rentelasten te zwaar zouden worden voor
het bedrijf kan de lening renteloos worden verstrekt.
Ook komt het voor dat pas na een jaar vastgesteld wordt
welke rente betaald moet worden. Ook de aflossings
termijn wordt bekeken naar gelang de mogelijkheden
van het bedrijf en het gezin zijn wat het inkomen betreft.
Als men te lang wacht met om hulp te vragen, doet
men zijn gezin tekort.
O Er kan een periodieke uitkering voor levensonder-
houd worden verstrekt.
In de meeste gevallen begint deze uitkering met 26
weken. Na deze 26 weken wordt de zaak opnieuw be
keken. De hoogte van deze uitkering voor levensonder
houd bedraagt voor het gezinshoofd 350,
f 435,per week. In dit bedrag zijn de kosten voor zie
kenfondspremie, arbeidsongeschiktheidspremie en de
kinderbijslag niet begrepen.
J Er kan een overbruggingskrediet worden verstrekt.
Indien uit de vermogenspositie van het bedrijf
blijkt dat het verkrijgen van bankleningen redelijkerwijs
niet mogelijk is, en het duidelijk is dat de extra voeruit-
gaven op gemengde en veebedrijven het inkomen te zeer
zullen drukken zal voor de aankoop van veevoer een
overbruggingskrediet in de vorm van bedrijfskapitaal
kunnen worden verstrekt. Dit overbruggingskrediet is
renteloos tot 1 januari 1977. Indien mogelijk (op te bren
gen voor het bedrijf) zal daarna de rente 5 bedragen
en zal de lening in 5 jaar moeten worden afgelost. Het
definitieve bedrag, de vorm van de bijstand, de rente en
de aflossingsverplichtingen zal echter individueel worden
vastgesteld aan de hand van een in het najaar op te stel
len rapport van het bedrijf. Dan immers zal meer inzicht
bestaan omtrent de financiële gevolgen van de droogte.
WAT KUNT U DOEN?
JJEEM kontakt op met uw voorlichters van de Z.LM.
Zij kunnen U behulpzaam zijn bij de aanvraag en
samen met U vaststellen welke bedragen nodig zijn. De
adressen zijn voor Brabant:
R. HOITING, Julianaplantsoen 20 te Zevenbergen, tel.:
01680—24008, tel. kantoor 01680—23730.
A. LINDENBERGH, Galgenweg 23 te Zevenbergen, tel.
kantoor 016802373a
Voor Zeeland:
J. MARKUSSE, Hertogenhof 5 te Goes, tel.: 01100
16838, kantoor 01100—15010.
M. J. M. BOONMAN, Hoofdweg 38 te Rilland, tel.: 01135
—285, kantoor 01100—15010.
A. VAN OOSTEN, Wemeldingseweg 10 te Kapelle, tel.:
01102—2110, kantoor Q1100—15010.
WAAR MOET DE AANVRAAG WORDEN
INGEDIEND?
aanvraag moet worden ingediend bij de DBH of
bij de gemeente waarin de aanvrager woonachtig
Is. Bij de aanvraag dienen de boekhoudverslagen over
de laatste 3 jaar te worden meegezonden.
De gemeente stuurt de aanvraag om advies naar de
Provinciale Direktie voor de Bedrijfsontwikkeling in de
Provincie Noord-Brabant dan wel Zeeland. Deze advise
ren de gemeente schriftelijk nadat een zgn. bedrijfsrap-
porteur U persoonlijk heeft bezocht en een rapport over
uw bedrijf heeft opgesteld.
Daarna wordt het rapport behandeld in een gemeen
telijke kommissie, meestal bestaande uit een wethouder
als voorzitter, iemand van de afdeling sociale zaken van
de gemeente, een vertegenwoordiger van CRM, de be-
drijfsrapporteur en (in sommige gemeenten) uw sociaal
ekonomisch voorlichter. De uiteindelijke beslissing over
de hulp wordt genomen door B. en W.
HOOP
is ons bekend dat er veehouders zijn vooral in
Noord-Brabant, maar ook in Zeeland, die in een
moeilijke positie komen te verkeren door de droogte,
maar ook akkerbouwers op droogtegevoelige gronden,
kleinfruittelers, fruittelers en tuinders. Een volle schuur
met vee, en hiervoor te weinig voedsel voor a.s. winter
brengt voor de veehouder zeer grote zorgen mee. Hope
lijk zal in de nazomer nog veel goed gemaakt kunnen
worden door het inzaaien van voedergewassen op de
akkerbouwbedrijven. Voor vele zal de morele steun door
dat te doen groter zijn dan de financiële via de Rijks
groepsregeling.
Een agrariër, een zelfstandige dopt graag zijn eigen
boontjes en we weten uit ervaring dat een grote katego-
rie niet graag om hulp vraagt. Bedenk wel, dat indien
U buiten uw schuld in moeilijkheden komt, U niet moet
schromen om hulp in te roepen krachtens de hierboven
uiteengezette regeling. U bent het, indien nodig, ver
plicht terwille van uw gezin en uw bedrijf. Hulp in een
vroeg stadium kan effektief zijn en veel leed voorkomen.
OVERWEEG EN SCHROOM NIET!
Wij hebben in het verleden ervaren, dat mensen
die financiële steun nodig hadden om diverse rede
nen geen hulp vroegen, omdat ze niet met andere
over hun moeilijkheden wilden of konden praten.
Indien men hier te lang mee wacht doet men zich
zelf en zijn gezin te kort. Het minst wat U kunt
doen is kontakt opnemen met de sociaal ekonomi-
sche voorlichter van uw organisatie. Die wil U
helpen zoveel in zijn vermogen ligt!
Indien noodzakelijk voor uw bedrijf en uw gezin,
onderzoek welke mogelijkheden de Rijksgroeps
regeling Zelfstandigen U kan bieden!
J. MARKUSSE.
I
rpERUG van weggeweest, nu de vakantie weer achter
de rug is, beginnen ook wij weer met het schrij
ven voor de rubriek „over geld en goed". Als men de
stapel stukken ziet, die men na ongeveer drie weken
op zijn bureau aantreft dan verwondert men zich toch
weer even over de papiermassa, die in een korte perio
de en op een beperkt gebied, wordt geproduceerd. Ar
resten, nota's, jaarverslagen en enkele min of meer dikke
boekwerken, bieden voor langere tijd leesvoer.
Het is echter zo, dat de stroom aan blijft zwellen, al
zijn de zomermaanden ook in dit opzicht wat minder
druk, dan de wintermaanden. Zodoende heeft men toch
gelegenheid om weer uit de stukken te halen wat van
belang kan zijn.
Het zijn echter niet alleen de schriftelijke stukken die
stof tot nadenken bieden. De droogte die het land teis1-
tert, brengt weer eens in gedachten hoe kunstmatig onze
winstberekening is. Wij berekenen de ondernemings
resultaten telkens over een jaar. Praktisch is dit niet
anders te doen. In een goed jaar reserveren wij bij die
berekeningen niet voor de risico's die het ondernemen
in de loop van de tijd zal opleveren. Fiscaal is dit ook
niet toegestaan. Maar tekens blijkt dat de risoco's van
mogelijkheid tot werkelijkheid worden. Of men als on
dernemer winst heeft gemaakt, weet men dan ook pas,
als men zijn bedrijf heeft gestaakt.
WAN de vele theorieën over de vraag wat nu eigen-
lijk de aard van de winst is, spreekt ons die, waar
bij men winst ziet, als vergoeding voor het lopen van
risico het meest aan. Daaruit volgt dan ook dat pas als
men geen risico's meer loopt, men weet wat in werke
lijkheid het „verteerbaar inkomen" is geweest.
Wij willen hier niet mee zeggen dat ook voor de prak
tijk van de winstberekening die theorie zonder meer door
te voeren is. Men moet praktisch de winst wel per jaar
berekenen. Of men dat nu over een kalenderjaar of een
van het kalenderjaar afwijkend boekjaar doet, is daar
bij niet van belang. Het hangt onder andere van de aard
van het bedrijf af, wat het beste is. Fiscaal is de aard
van het bedrijf ook het kriterium om te beoordelen of
men al dan niet een over een z.g. gebroken boekjaar de
winst mag berekenen.
Wel zou bij de heffing van de belasting, naar onze me
ning, de risicofaktor, die tot uitdrukking komt in de
sterk wisselende resultaten van een onderneming, nog
meer gewicht moeten hebben dan nu het geval is.
Bij de middelingsregeling zou de bepaling, dat er
altijd een marge van drie procent van de herrekende be
lasting blijft, geschrapt moeten worden. Wij weten ech
ter dat dit niet zal gebeuren. De uitspraken die daar
over door de staatssecretaris van Financiën zijn gedaan,
laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Bevredi
gend kunnen wij dit echter niet vinden.
EEN fiskale maatregel die op 9 juni is genomen is
de wijziging xan de investeringsaftrek. Voor ge
bouwen is die weer gebracht op 2 x 12 eenmaal in
het jaar van investering en dan nog in het daaropvol
gende jaar. Voor de overige produktiemiddelen wordt
ze tweemaal acht procent.
Deze verhogingen zijn aangekondigd als overgangs
maatregelen. Men wil komen tot een geheel nieuw
systeem van investeringsbevordering. Daarover zijn een
aantal mededelingen gedaan in een nota die op 10 juni
aan de Tweede Kamer is aangeboden. De plannen moe
ten worden uitgewerkt en in wetsvoorstellen gegoten.
Dan moeten de Tweede en Eerste Kamer er over beslis
sen. Voor het zover is, zal er nog wel het een en ander
over die plannen gepubliceerd worden. Ook in deze ru
briek, maar niet meer deze week! AAUWE