1
geluid
^oor de
^Ürcuw
Schouwburg is ver weg
Rondgang langs de ZLM scholen voor
Huishoud- en Nijverheidsonderwijs
Stadsvrouw in het dorp
15
Redaktie:
KEES SCHIPPER
WAT IS ER NU EIGENLIJK PRECIES AAN DE HAND
MET C.R.M., ,T NOK-RAPPORT, HET EFFEKTIVITEITS-
ONDERZOEK EN DE PJZ??
Wel, Nok en CRM: twee handen op één bulk
Of beter nog: „de N.O.K." is een prothese van C.R.M.", zoals
iemand het onlangs uitdrukte.
De Nederlandse Organisatie Kring (N.O.K.), een organisatie-
onderzoekburo dat zich met name beweegt op welzijnsterrein,
heeft onlangs rapport uitgebracht over de manier waarop het
plaatselijk jeugd- en jongerenwerk (o.a.) gesubsidieerd zou
moeten worden.
Decentralisatie" is het toverwoord voor een subsidiebeleid
waarbij de gemeentelijke overheid het voor het zeggen krijgt,
d.w.z. binnen door de rijksoverheid bepaalde grenzen. Een
toverwoord is iets anders dan een logische konklusie op basis
van een onderzoek en inderdaad heeft het er alle schijn van dat
de N.O.K. zich als echoput van C.R.M.-wensen ontpopt.
Overigens geeft de N.O.K. dat zelf toe, waar in het rapport
gesproken wordt over een zekere „vooringenomenheid" t.a.v. de
keuze voor decentralisatie.
Het hele optreden van de N.O.K. wordt hiermee tot een zeer
bedenkelijke affaire, omdat de onafhankelijkheid van de
N.O.K. t.o.v. C.R.M. in het geding is, om nog maar niet te
spreken van een „wetenschappelijk verantwoorde aanpak".
Dat mogen vooral ook vrijwilligersorganisaties goed in hun oren
knopen op het moment dat al of niet medewerking wordt toe
gezegd aan het effektiviteitsonderzoek dat door dezelfde N.O.K.
in opdracht van dezelfde staatssekretaris van C.R.M. waar
schijnlijk in september a.s. zal worden gestart, zoals in het
rapport van het pas afgeronde vooronderzoek staat.
Begeleiding door eigen funktionarissen wordt in dit opzicht dus
praktisch ondoenlijk, tenzij meer samenwerking ontstaat met
andere vrijwilligersorganisaties.
Regionale afdelingen
De woon-en werksituatie van PJZ-afdelingen overschrijdt echter
vaak één of meer gemeentegrenzen. Een gemeentelijk beleid is
daarom - maar ook om bijvoorbeeld het gevaar van een
bekrompen dorpspolitiek - te kleinschalig. Het is nog onduide
lijk wat in het N.O.K.-rapport wordt verstaan onder „regio's";
dat zijn nl. nog geen bestuurlijke eenheden.
In de huidige situatie zou het daarom wenselijk zijn dat voor
plattelandsgemeenten gesubsidieerd wordt op provinciaal nivo.
De inspraak bij het maken van plannen kan via plaatselijke,
regionale en provinciale jeugdraden verlopen.
Decentralisatie herschikking bezuiniging
De keuze voor een gedecentraliseerd beleid en het streven naar
„een evenwichtige spreiding van sociaal-culturele voorzienin
gen" vereist meer overheidsgeld dan voorhanden is. Daarom
praat C.R.M. over „herschikking van mankracht en (financiële)
middelen" en daarom wil C.R.M. een effektiviteitsonderzoek
instellen bij 10 landelijke vrijwilligersorganisaties. („Dit
effektiviteitsonderzoek zal in het bijzonder gericht zijn op de
verhouding tussen de aangewende geldmiddelen en mankracht
enerzijds en de bereikte resultaten naar omvang en kwaliteit
anderzijds", aldus de brief van C.R.M.-staatssekretaris Wim
Meyer). Want wat ligt er - zeker vanuit de organisaties gezien -
meer voor de hand dan dat C.R.M. nu aan de N.O.K. zou
opdragen om, in het verlengde van het nu uitgebrachte rapport
t.b.v. het plaatselijke nivo, een soortgelijk onderzoek in te
stellen t.b.v. de provinciale en landelijke nivo's?
Rijstebrijberg.
Maar voor het zover is, krijgt het
welzijnswereldje „gelegenheid tot
inspraak": tussen
aanhalingstekens, want de in
spraaktermijnen zijn krap, het
seizoen loopt ten einde, vrijwilli
gers en beroepskrachten hebben
weinig zin om nog even snel 2
dikke rapporten door te werken,
waarvan bovendien het
taalgebruik vaak zo ingewikkeld
en zo gezwollen is dat menigeen
bij voorbaat alle lust vergaat.
Decentralisatie
Wat gebeurt er als elke gemeente moet gaan bepalen hoeveel
beroepskrachten worden aangesteld, welke gebouwen nodig zijn
en hoeveel geld uitgekeerd wordt voor aktiviteiten en projekten?
Dat zal per gemeente of regio verschillen en juist daarom is een
gedecentraliseerde aanpak op zichzelf een goede zaak, mits aan
een aantal voorwaarden is voldaan.
Een van de belangrijkste voorwaarden is dat plaatselijke en
regionale verenigingen en instanties niet zonder meer worden
overgeleverd aan de „willekeur" van gemeentebesturen; er moet
een wettelijke regeling komen waarin het recht op een minimum
aan welzijnsvoorzieningen is gegarandeerd. Daarover rept de
N.O.K. helaas niet.
Burokratisering
Voor P.J.Z.-afdelingen die gebruik willen maken van de toe
komstige subsidieregeling rijzen er - en dat geldt ook voor
andere plaatselijke en regionale groepen zonder direkte bege
leiding - de nodige problemen. Komen veel afdelingsbesturen
nu al niet toe aan het indienen van subsidie-aanvragen, vanwege
de „hoge drempels iri de gemeentehuisdeuren" of omdat ze met
„die papieren rompslomp" niet goed raad weten, in de nu voor
gestelde opzet is de hulp van een beroepskracht, die de situatie
ter plaatse kent, nodig om een aanvraag in te kunnen dienen die
aan alle eisen voldoet.
Het is al vaker gezegd en geschreven: de N.O.K. moet C.R.M.
de nodige alibi's leveren om een beleid te maken: decentrali
seren en professionaliseren.
Dat wetende wordt meewerken aan een effektiviteitsonderzoek
een hachelijke onderneming. Zeker als de N.O.K. er al bij
voorbaat van uitgaat dat „een minimum-inzet aan beroeps
krachten voor het vrijwilligers jeugd- en jongerenwerk na
strevenswaard is". Hier wordt een oude koe van stal gehaald die
groot onrecht doet aan de ontwikkelingen binnen de
vrijwilligersorganisaties, maar ook dat zal wel één van de
„deskundigheden" van de N.O.K. zijn.
„Bedacht moet worden", vindt de N.O.K. verder, „dat de over
heid in oorsprong geen andere bemoeienis met vrijwilligers
organisaties neeft dan het zeker stellen van het demokratisch
recht op vrijheid van vereniging..."
Voorwaarden
Zonder meer akkoord gaan met en dus meewerken aan het
effektiviteitsonderzoek is een sprong in het duister. Er moeten
voorwaarden gesteld worden, zoals bijvoorbeeld:
1. Staatssekretaris Meyer moet nog ,es opnieuw formuleren wat
,ie met het effektiviteitsonderzoek wil bereiken.
2. Het effektiviteitsonderzoek moet van naam en karakter ver
anderen, omdat het in relatie gezien moet worden met het
„decentralisatie-onderzoek"; d.w.z.: in de eerste plaats moeten
kriteria en normen voor subsidiëring van provinciaal en lande
lijk nivo worden ontwikkeld, die aansluiten op een in zekere
mate gedecentraliseerd beleid. Effektiviteit en doelmatigheid
zijn facetten die daarbij aandacht verdienen, maar als het
daarom hoofdzakelijk gaat, dan is kennelijk bezuiniging bij
voorbaat het hoofdmotief.
Een onderzoek dat een dergelijke momentopname (foto) moet
opleveren („op basis waarvan ik mijn beleid in de naaste
toekomst zal bepalen", aldus Meyer) is dus onaanvaardbaar. En
een onderzoekburo dat zich daarvoor leent, is onbetrouwbaar.
(Overgenomen uit: „Ons Jonge Platteland")
De Reg. Agrarische Kommissie Noord- en Zuid-Beveland
organiseert op donderdag 29 juli 1976 een ekskursie naar de
Wilhelminapolder. Aanvang: 19.00 uur. Plaats: bij ,t
Wilhelminahuis te Wilhelminadorp.
onder redaktie van de RodaktJecommlssie
Bond van Plattelandsvrouwen voor Zeeland
en Brabant
Redaktieadres Mevr. A W de Jonge-Jansen,
Kamperlandpolder 3, Wissenkerke,
tel 011076'0
Gedurende een periode van eind maart tot eind april heeft
de nieuwe voorzitter van de Onderwijskommissie der Z.L.M. de
heer Oggel in gezelschap van mejuffrouw van der Leeden en de
heer Anderson alle scholen van de Z.L.M. voor Huishoud- en
Nijverheidsonderwijs bezocht. Aanleiding daartoe vormde,
naast kennismaking, de reorganisatie van de plaatselijke
kommissies - voortaan kommissie van beheer genoemd - en de
daaraan gekoppelde andere opzet van de centrale onderwijs
kommissie van de Z.L.M.-Het spreekt bijna vanzelf dat een
ontmoeting met de beheerskommissies voorop stond. Een
aantal as pekten van de nieuwe kommissie zijn de volgende:
le. De ouders kunnen óf als lid van de commissie, óf als
vertegenwoordigers van de ouderkommissie op bepaalde zaken
mede invloed uitoefenen.
2e. Bij benoemingen worden naast de konsulente en de direktie
ook één der docenten en de voorzitter/ster van de beheers-
kommissie ingeschakeld.
3e. De voorzitters/sters van de plaatselijke kommissie zijn uit
dien hoofde lid van de centrale onderwijskommissie.
Zoveel scholen - zoveel kommissies - maar ook zoveel nuance
verschillen. In enkele gevallen werd de bestaande kommissie
opgeheven en een geheel nieuwe ingesteld; andere scholen
gingen uit van het bestaande en pasten zich zo goed mogelijk
aan.
In Schoondijke en Sprang-Kapelle wordt op grond van bepaalde
afspraken in het verleden een ander reglement gehanteerd,
maar de heer Oggel drong hier wel aan op enige harmonisatie.
Een geleidelijke aanpassing is hierbij natuurlijk gewenst.
Mejuffrouw van der Leeden en de heer Anderson kregen
gelegenheid hun werkzaamheden met betrekking tot de onder
wijszaken nader toe te lichten. Eerstgenoemde omschreef haar
taak als adviserend, stimulerend, coördinerend en
organiserend.
De heer Anderson is als hoofd van de administratie ondermeer
belast met de zorg voor de financiën.
Hierbij kwam vooral de besteding van de gelden van de z.g.n.
huishoudpot - ter sprake.
Nu het onderhoud van de gebouwen uit de gewone expoloitatie
dient te worden bekostigd, is dit een punt van bijzondere zorg.
In de praktijk leidt een en ander soms tot grote moeilijkheden,
vooral bij oudere gebouwen, die allerlei gebreken kunnen gaan
vertonen.
Met het beheer van de scholen is plm. 5.000.000,per jaar
gemoeid.
De direktrices en direkteuren spraken over de aanmelding van
leerlingen voor het nieuwe schooljaar. In enkele gevallen
minder, maar in de meeste gevallen meer dan in vergelijking
met het vorig jaar. Explosief is de aangifte in Terneuzen, als
gevolg van de start van het L.E.A.O. per 1 augustus en de
uitbreiding met de Inas-opleiding.
Dat dit konsekwenties heeft ten aanzien van de huisvesting
is het logische gevolg. Hoewel de huisvesting - met uitzondering
van de houten noodschool in Oost-Kapelle - redelijk tot goed te
noemen is, is dit punt samen met het op peil houden van de
inventaris een bron van aanhoudende zorg. Het duurt maanden,
in een enkel geval jaren, voor bepaalde aanvragen, hoe
nauwkeurig ook voorbereid, worden afgehandeld. Het lied is
eentonig; altijd gebrek aan de nodige financiële middelen. Voor
Oost-Kapelle zijn de vooruitzichten gunstig omdat de school is
geplaatst op het scholenbouwplan, waarin aangegeven is dat in
1978 mag worden begonnen met de voorbereidingen voor
nieuwbouw en in 1979 mag worden gebouwd.
Dat betekent wel dat we nog een aantal jaren geduld moeten
hebben en intussen moeten proberen de moeilijke situatie zo
goed mogelijk het hoofd te bieden.
In Terneuzen dienen voor de aanvang van het nieuwe schooljaar
2 houten lokalen - voorheen in gebruik bij de M.T.S. - overge
plaatst te worden naar het terrein dat onmiddellijk grenst aan
dat van de school. Een houten noodgymnastieklokaal wordt
aangevraagd, terwijl voor de aanvang van het schooljaar 1977-
1978 nog eens twee lokalen aan het bestaande areaal zullen
moeten worden toegevoegd.
Dat gekozen wordt voor een tijdelijke huisvesting vindt zijn
oorzaak in de tijdwinst en de onzekerheid omtrent de
ontwikkelingen in het onderwijs. Wanneer het middelbaar huis
houd- en nijverheidsonderwijs (Inas en Vormingsklas) in
Terneuzen een grote vlucht gaat nemen, zal in de toekomst een
splitsing plaats vinden tussen Lager- en Middelbaar Beroeps
onderwijs en zullen beide onderwijsvormen in afzonderlijke
gebouwen worden ondergebracht.
Nieuwbouw staat dan weer voor de deur, maar wanneer?
Intussen hebben zich met betrekking tot het lesgeven in de
vakken zorgvoeding-, woning- en kleding- (huiskunde) allerlei
ontwikkelingen voorgedaan die een „herverkaveling" van de
bestaande lokalen noodzakelijk maken.
In Kruiningen is deze „herverkaveling" volop aan de gang en na
de vakantie hoopt men daar een vernieuwde school te kunnen
betrekken.
In Sprang-Kapelle worden plannen gemaakt voor een grondige
interne verbouwing.
Tenslotte werd het punt: „Samenwerking" met andere
scholen Voortgezet Onderwijs aangeroerd, dit in het kader van
de plannen van de Minister neergelegd in zijn z.g.n.
Contourennota en voorts gezien vanuit de harmonisatie van het
Lager Beroepsonderwijs.
Dit laatste heeft te maken met de opvatting dat het Lager
Beroepsonderwijs in eerste instantie algemeen vormend behoort
te zijn en hoogstens „beroepsoriënterend", maar beslist geen
opleiding behoort te geven voor een bepaald beroep. De
beroepsopleiding behoort thuis in het Middelbaar Beroeps
onderwijs of in de verschillende Leerlingstelsels.
Het gesprek met andere scholen is in sommige gevallen nog niet,
in andere aarzelend op gang, terwijl men m Tholen het verst
gevorderd is op deze weg. Hier bestudeert een z.g.n. „stuur
groep", samengesteld uit vertegenwoordigers van besturen,
direkties en docenten, onder voorzitterschap van de wethouder
van Onderwijs een mogelijke vorm van samenwerking tussen de
L.T.S. in St. Maartensdijk en het L.H.N.O. in Tholen.
„Ik wist niet, dat er bij het onderwijs zoveel problemen waren",
verzuchtte de heer Oggel na afloop van de rondgang.
Over de oplossing van de problemen wordt verder gepraat en
gedacht op 24 augustus, wanneer de centrale
onderwijskommissie voor de eerste keer bijeen zal komen.
A. v.d. Leeden.
Wij zijn natuurlijk niet jong genoeg in het dorp komen
wonen. Op een leeftijd van half vijftig jaar maak je niet
makkelijk meer nieuwe vrienden, wel veel kontakten, daar
heb ik niet zo veel moeite mee. De bereidheid om met
allerlei dingen mee te leven is er en je doet dat ook. Maar
toch voetje ergens, dat je er niet helemaal bij hoort, je blijft
een vreemde eend in de bijt. Vervolgens 'ga je dan weer wat
meer familie- en vrienden bezoeken afleggen en ontvangert,
met alle vermoeiende gevolgen van dien. De afstand is groot
en het openbaar vervoer langdurig en omslachtig, voor ons,
maar ook voor onze gasten. Het is duur en erg druk! Nu we
nog auto rijden, gaat het. hoewel je iedere keer met enige
angst het steeds drukker wordende verkeer ingaat. Er is
echter meer. je denkt ook wel eens aan ziek worden of
ziekenhuis en dan kunnen de problemen helemaal komen zo
zonder familie of kinderen in de buurt, dan raak je
misschien afhankelijk van betrekkelijk vreemden. Doktoren
in een toeristisch dorp. zoals bij ons. zijn overbelast en ,s
middags in de rij staan om je recept op te halen ook geen
lolletje. Waarom geen apotheek die de hele dag open is?
Lekker winkelen kan niet goed. als je twee maal langs komt
om zo maar eens wat rond te neuzen zie je ze denken, daar
heb je haar ook weer! Het inkopen doen is trouwens veel en
veel duurder dan in de steden en niet- niet-toeristische
plaatsen, waarom toch? De meeste vakantiegangers willen
die grote en duur makende winkels helemaal niet graag,
want je bent niet vlugger klaar dan vroeger, met de
ouderwetse gezelligheid. Waar is die gezelligheid? Bedolven
onder een véél te groot aangetrokken stroom toeristen. Veel
eig n dorpelingen moeten echter de schoorsteen laten roken
van deze vakantieweken, de wereld verandert overal dus ook
hier. Met oktober, nadat de vermoeide winkeliers en andere
werkers, wat zijn bijgekomen, leeft het normale dorpsleven
weer op. maar dan heb ik zét genoeg van het zogenaamde
buiten wonen, dan wil ik naar de schouwburg, een concert
of museum of zo maar wat slenteren langs de grachten. Een
deel van de winter en het voorjaar vind ik heerlijk, maar
alles overpeinzende is er voor mij de volgende conclusie: het
oude dorpsleven is weg - het nieuwe onpersoonlijker - het is
minder prettig dan ik verwacht had. mede door het
toerisme, dat mij zelf hier gebracht heeft! Blijf ik altijd? Ik
weet het nog niet zeker.
J. F. Doornekamp-Rommerts, Renesse.