Ak
9,t 1*1*
100 jaar
onderwijs,
voorlichting
en onderzoek
herdacht
Geen kijkdag
op demonstratieperceel
zaaibedbereiding
te Oud-Vossemeer
4
Na de reeks van artikeltjes over de pacht nu wéét-
eens een ander onderwerp van meer algemene aard: de
inhoud van een kontrakt. De inhoud van een kontrakt
wordt niet altijd bepaald door wat er concreet instaat.
Het is ook mogelijk dat er andere dingen meespelen die
in het geheel niet in het kontrakt vermeld worden. Er
zijn n.l. 5 faktoren die de inhoud van een kontrakt be
palen: 1. de dwingende wetsbepalingen; 2. de uitdruk
kelijke wil van de partijen; 3. de aanvullende wetsbepa
lingen; 4. het gebruik of de gewoonte; 5. de billijkheid.
Met name de gewoonte wordt wel eens niet in het
kontrakt opgenomen. Voor het ontstaan van gewoonte
recht is het (slechts) nodig dat een bepaalde gedraging
zich gedurende enige tijd herhaalt. Deze gewoonte kan
met name voortkomen uit het z.g. bestendig gebruikelijk
beding. Dat is een beding bepaling) dat dezelfde
personen regelmatig in hun overeenkomsten opnemen.
In het kader van de herdenking 100 jaar onderwijs,
voorlichting en onderzoek, die reeds landelijk aandacht
heeft gekregen, heeft de Provinciale Raad voor de Be
drijfsontwikkeling in de Landbouw in Zeeland gemeend
dat ook in de provincie dit feit niet ongemerkt kon voor
bij gaan.
Dankzij een groepje enthousiaste funktionarissen uit
de kringen van voornoemde sectoren heeft een Zeeuwse
bijdrage aan deze herdenking gestalte gekregen- Op
diverse land- en tuinbouwbedrijven en andere agrari
sche instellingen zullen in de komende maanden open
dagen voor belangstellenden worden gefiouden.
Ook werd onlangs een herdenkingsbijeenkomst ge
houden, die onder leiding stond van de vertegenwoor
diger van de Provinciale Raad, de heer J. Nieuwenhuy-
se. Voorts werd het woord gevoerd door de heer P. C.
Muntjewerf, adjunkt-direkteur AkkerbouwTuinbouw,
uit Den Haag. Hij gaf een overzicht van het ontstaan,
de groei en de uitbouw van de afgelopen 100 jaar. Maar
ook in de toekomst zal onderwijs en voorlichting van
belang blijven. Het is zaak dat voortdurend aandacht
wordt besteed aan de jongste ontwikkelingen. H\j dacht
in dit verband aan bijscholing, korte kursussen, bege-
In bepaalde branches, met name de kontraktfeelt, wordt
veel met dergelijke bepalingen gewerkt. Het is echter niet
noodzakelijk dat deze gewoontebepalingen" steeds
schriftelijk worden vastgelegd: maar ze gelden dan wel
degelijk.
Zo'n bestendig gebruikelijk beding wordt óók dan,
wanneer het helemaal niét ter sprake is gekomen, ge
acht onderdeel van het kontrakt uit te maken. Sterker
nog: het gaat vóór de aanvullende wetsbepalingen. De
Hoge Raad bepaalde dit laatste reeds in 1932 (HR 7 april
1932, NJ 1932, 1613). De casus was als volgt: A had aan
B een drachtige koe verkocht. Afgesproken werd dat de
levering na het kalveren zou plaatsvinden. De koe kalf
de, maar werd "ziek. Volgens het (aanvullend) -recht
moest de koper B toch de koe accepteren en de volle
dige prijs betalen. In de veehandel is er echter een be
stendig gebruikelijk beding dat zegt dat een koe die
tussen verkoop en levering kalft en ziek wordt voor re
kening van de verkoper blijft. De koper hoeft volgens
deze gewoonte niet te accepteren en ook niet te beta
len. Bij de koopovereenkomst was hierover in het geheel
niet gesproken. De koper beriep zich op dit beding en
hij kreeg gelijk!
De Hoge Raad maakt echter wel degelijk onderscheid
tussen a) het bestendig gebruikelijk beding en b) het ge
bruik. Op zich is dat een vreemde zaak, omdat het ge
bruik voortkomt uit het bestendig gebruikelijk beding.
Toch gaat bij „het gebruik" de aanvullende wetsbepa
ling volgens de Hoge Raad wèl voor. Het hoe en waar
om daarvan moeten de (theoretische) juristen maar uit
zoeken. Voor ons is slechts van belang dat we er bij
het afsluiten van kontrakten rekening mee houden dat
bepalingen van gewoonterecht een (belangrijke) rol kun
nen spelen in de uitleg van de overeenkomst.
OGGEL
leiding bij nieuwe teelten en aan studieclubs! Het we
tenschappelijk landlbouwer zijn vereist een nog nauwer
aanhalen van de banden tussen voorlichting, onderzoek
en .praktijk.
De voorlichting moet voor wetenschappelijke bedrijfs
voering van kwalitatief hoog niveau zijn. Daarom, zo
zei de heer Muntjewerf, is het nodig, dat de consulent
schappen over voldoende mankracht blijven beschik
ken. Alleen dan kan men komen tot gespecialiseerde
voorlichting. Ook moet de struktuur van voorlichtings-
aktiviteiten overzichtelijk blijven. De agrarische onder
nemer moet weten wie er voor hem op diverse proef
stations en dergelijke werken.
VOORLICHTER MOET HET BEDRUF KENNEN
Vervolgens werd het woord gevoerd door de Leer
Goud. Hij prees de uitstekende doorstroming van het
onderzoek, voorlichting en onderwijs naar de praktijk,
in het verleden- Mede daardoor heeft de Nederlandse
tuinbouw toen (eten /voorsprong op weten te bouwen t.o.z.
Van zijn buurlanden. Wanneer we de situatie van het
moment nader bezien dan kunnen we ons niet aan de
indruk onttrekken dat er thans sprake is van een rela
tieverzwakking. Ook de nieuwe onderwijs-struktuur is
dermate omgebouwd, dat onderlinge contacten tussen de
scholen en het onderzoek en de voorlichting eerder ver
slappen dan verstevigen, dit is op zich een verarming.
Wellicht meer dan ooit tevoren, is het noodzakelijk dat
er een goed samenspel blijft bestaan, immers opleiding
is ook vooral nodig voor vertaling van onderzoek
resultaten.
Met de meeste nadruk willen we stellen, dat we de
mensen in het veld willen behouden. Men kan nu een
maal geien voorlicfiting bedrijven op afstand. Naast
collectieve en groepsvoorlichting blijven de persoon
lijke contacten doorslaggevend. Hieraan zal ook in de
toekomst behoefte blijven bestaan, zeker gelet op de
middengroepen. Wanneer de voorlichting zich wil rich
ten op het totale bedrijfsgebouwen, dan zal de man als
voorlichter het bedrijf moeten kennen. Het géven van
vertrouwen en het erkennen van deskundigheid zonder
commerciële achtergronden zal gemakkelijker leiden tot
goed samenspel tussen ondernemer en voorlichter. Van
dit samenspel zullen we het ook in de komende periode
moeten hebben.
We willen de klok niet terugdraaien, en we hebben
begrip voor ihet werken in grotere eenheden, maar dit
mag niet ten koste gaan van de effektieve werking van
het voorliahtingsapparaat, aldus de heer Goud.
REORGANISATIE MAG NIET
LEIDEN TOT UITHOLLING
Daarna werd nog het woord gevoerd door de heer S. J
de Regt, die als akkerbouwer, zoals hij zei, de vijftig
jaar al was gepasseerd, veel goede ervaring heeft ge
had met onderwijs, voorlichting en onderzoek. Het
landbouwonderwijs, zit weer in de lift, mogelijk omdat
er weer wat meer opvolgers komen. Voor een deel komt
het ook door recessie in andere beroepen en voor een
ander deel door het modeverschijnsel en het vraagstuk;
„Milieu en Groen". De taak van het landbouwonderwijs
is hierdoor breder geworden; men leidt als het ware op
tot meerdere beroepen. Voor de groep bedrijfsopvolgers
zijn twee zaken van essentieel belang:
1. Vakonderwijs dat „up to date" is, zowel voor de be
drijfsonderdelen als voor de gehele bedrijfsvoering.
2. Vorming in die zin, dat voorkómen wordt dat men
teveel een eigen leven gaat leiden als kleine groep
(boeren.
Het gevaar om als kleine groep (landbouw is slechts
6 a 7 van de beroepsbevolking) apart te staan, wordt
vergroot door de vele éénmandbedrijven. De bedrijfs-
gëbondenheid is in het algemeen te groot en dat werkt
het sociale samenleven met andere groepen tegen! Het
onderwijs kan dit niet voorkómen, maar het kan wel
een bepaalde algemene vorming meegeven, die een ze
ker tegeneffekt zou moeten, geven. Een bredere belang
stelling, het zich leren bewegen onder en het kunnen
discussiëren met andere groepen van de bevolking
zijn heel hard nodig.
Over het mogelijk samenvoegen van consulentschap
pen zei de .heer De Regt: Nu is er weer sprake van
reorganisatie en samenvoeging van de consulentschap
pen Goes Zevenbergen Barendrecht. De overheid
doet dit natuurlijk alleen vanwege de kostenbesparing.
Daarin kunnen we wel meedenken als Zuid-Westelijke
Akkerbouw. Wanneer het door een fusie mogelijk wordt
de administratie en het beheer efficiënter te regelen,
omdat het centraal is, dan. zeggen we: akkoord! Gaat
men echter de buitendiensten inkrimpen dan gaan we
bezwaren maken; we zeggen dan: hol nu die buiten
diensten niet nog verder uit, want dan wordt het 'n leeg
apparaat. Bovendien valt er dan in de akkerbouw een
terrein open voor de particuliere voorlichting door fir
ma's- Voor de teelttechniek en de gewassenbescherming
in de akkerbouw komen de firma's dan zeker meer naar
voren. Hierdoor komt het element objectiviteit dan zeker
in gevaar.
JONGE AGRARIËR EN ZIJN OPLEIDING
Tot slot sprak de iheer Kodde: Hij zag de opleiding
voor 'n jonge agrariër het beste verwezenlijkt door eerst
een basis M.A.V.O of H.A.VXD. te kiezen. Dergelijke op
leiding geeft een goede algemene vormende grondslag,
waarna men nog de vrijheid heeft om tot een specifiek
beroepskeuze-opleiding te komen. Wanneer men dan
eien opleiding verkiest in de agrarische sektor, is de
MAS. of H.AS een geschikte keuze. Maar daarna ver
dient het aanbeveling om zich verder te specialiseren
door b.v. het volgen van een kursus EkonomisChe Vor
ming Toekomstige Ondernemer.
Voorts vroeg spreker zich af of niet te veel jonge
'boeren de middelbaar agrarische opleiding als een eind
punt zien en of op dit soort scholen in 2ieeland de vee
houderij wel voldoende de aandacht krijgt.
4
Ing. T. T. MIEDEMA
C.A.R. - Goes Specialist Landbouwwerktuigen
Tijdens de demonstratie met werktuigen voor de zaaibed
bereiding voor bieten op 6 april te Oud-Vossemeer té in het
vooruitzicht gesteld, dat, als er interessante gegevens te
voorschijn kwamen, er een kijkdag zou worden gehouden
na opkomst van het gewas. Na opkomst zijn tellingen ver
richt in de verschillende veldjes en de uitkomst was van
dien aard, dat er is besloten, om geen kijkdag te houden.
Uiteraard waren er tussen de verschillende veldjes verschil
len in opkomst. Ze waren meestal klein. De verschillen
in opkomst vertoonden geen overeenkomst met de verschil
len in beoordeling na de bewerking. Naar een verklaring
hiervoor kan men gissen.
De opkomst van alle gewassen, dus ook van bieten wordt
door een aantal factoren bepaald. De uitgangstoestand van
het zaaibed is belangrijk. De omstandigheden wat betreft
vochtvoorziening en temperatuur in en op de grond zijn van
groot belang. Deze waren voor alle veldjes gelijk. Voor de
vochtvoorziening is de aansluiting van de niet verstoorde
ondergrond met het zaad zeer belangrijk. Op ieder veldje
is de werkdiepte ingesteld naar het inzicht van de demon
strerende firma.' Er zijn verschillen in werkdiepte geconsta
teerd.
Het zaaien is in één keer gebeurd overdwars over alle
veldjes. Het was niet mogelijk, voor ieder veldje apart de
zaaidiepte aan te passen bij de bewerkingsdiepte. Dit kan
een bron zijn voor verschillen.
Een ander punt, met name in een droog voorjaar als het
afgelopene, is het vast samendrukken van de bovengrond,
om verdampen tegen te gaan, erg belangrijk. Men kan zich
voorstellen, dat door-met hogere of lagere snelheid te rijden
met verkruimelrollen of dergelijke apparatuur, een verschil
in de vastligging van de toplaag ontstaat. De constructie van
verkruimelrollen met dunne of dikke staven of strippen zou
ook een verschil kunnen betekenen.
Samenvattend is beslist niet alleen de kwaliteit van de
bewerking verantwoordelijk voor verschillen in opkomst.
Hierin moet dan ook de reden worden gezocht van de beslis
sing om geen kijkdag te organiseren. Anderzijds moet ook
aan de beoordeling van _het geleverde werk niet te veel
waarde worden toegekend. Dit toont immers slechts, of een
werktuig in staat is, een gewenste hoedanigheid van een
zaaibed te, leveren. Het gaat om, de werkdiepte, verkruime
ling en egalisatie. Het is beslist niet zeker, dat het vlakste,
fijnst verkruimelde en meest gelijkmatig diep bewerkte veld
ook de beste opkomst geeft. Als de werktuigen in groepen
worden gesplitst van aangedreven, combinatiewerktuigen
en overige, en de opkomstpercentages worden vergeleken,
blijkt, dat er tussen de groepen een groter verschil in op
komst is dan tussen de verschillende merken binnen één
groep.
Bij de beoordeling van het geleverde werk was dit niet
het geval, daar werd zowel door aangedreven als combina
tiewerktuigen bij enkele merken uitstekend werk geleverd,
terwijl er ook in beide categoriën slecht werk werd ge
maakt. De groejJ combinatiewerktuigen met de drie, overige
werktuigen behaalden een betere opkomst dan gemiddelds,
BESTRIJDING SCHIETERS IN SUIKERBIETEN
INSTITUUT VOOR RATIONELE SUIKERPRODUKTIE
BERGEN OP ZOOM
Een belangrijke reden om schieters onschadelijk te
maken is de vorminig van kiemkrachtig zaad. Dit zaad
kan 't begin zijn van een steeds erger wordendde veront
reiniging van het perceel met „onkruidbietem1". Vooral
de vroege schieters zijn gevaarlijk, wat ook de oorsprong
is. Wij adviseren dan ook nadrukkelijk om zo eniigszins
mogelijk de vroege schieters te vernietigen zo, dat geen
kiemkrachtig zaad kan worden gevormd. Dit betekent
dat in elk geval alle schieters die zich vóór half juli ver
tonen zó moeten worden behandeld dat zij niet (b.v. na
afmaaien) van onderen weer kunnen uitlopen en ook
niet (ib.v. na uittrekken en tussen de rijen leggen) na
wat regen ter plaatse verder kunnen groeien. De beste
bestrijding lis dan o>ok in ide grond afsteken of uittrekken
en Tervolgens de wortel afsteken.
Er worden interessante vorderingen gemaakt met het
machinaal bestrijden van schieters, maar de resultaten
zijn nag niet zodanig dat zij bedrijfszeker genoemd
kunnen worden.
de groep aangedreven werktuigen een mindere opkomst dan
gemiddeld. Ook binnen beide groepen kan niet worden ge
sproken van een overeenkomst van opkomst met de beoor
deling na de bewerking. Al met al is het niet eenvoudig een
keuze van een werktuig te doen. De gewenste bewerking
hangt gedeeltelijk af van de weersomstandigheden na de
bewerking. Fundamenteel onderzoek naar de effecten van
de bewerking voor een grotere opkomstzekerheid is zeker
gewenst.