NIET MÉÉR,
MAAR BETER!
Het zuivelprobleem
en de
veehouder
T
Q. VAN GORP
Bedrijf stakdeskundige
Varkenshouderij C.VJP.
Tillburg
De laatste jaren heeft men het woord „schaalvergro
ting" zeer dikwijls kunnen horen en lezen. Het lijkt er op
dat dit woord de laatste tijd vervangen is door de zin „niet
méér maar beter".
De ondernemers zouden zich af kunnen gaan vragen
of men het dan allemaal verkeerd gedaan heeft.
Schaalvergroting is de laatste jaren nodig geweest
om gebruik te kunnen maken van nieuwe ontwikkelin
gen. Men kan niebbij denken aan de ligboxenstallen,
het tankmslken, steeds verdergaande mechanisatie, be
tere verkaveling, andere voederwinning (snijmais) enz.
In de vere'delingssektor zijn kwantumkortingen en
'kwantumtoeslagen een stimulans geweest voor grotere
eenheden. De schaalvergroting is dus een goede zaak
geweest om het rendement van de bedrijven te vergro
ten. Voor een aantal bedrijven welke nu nog te klein
van omvang zijn, zal' ook voor de toekomst de produk-
tie-omvang neg moeten stijgen.
Voor ieder bedrijf zal daarom nagegaan moeten wor
den of een uitbreiding voor zijn bedrijf onder zijn om
standigheden wel past Een algemene regel is hier niet
voor op te stellen.
WAAROM DAN NU DE KREET: NIET MEER, MAAR
BETER? WAAROM NIET MEER?
1). Het zal iedereen wel duidelijk geworden zijn dat de
prijzen voor landbouwprodukten zeer sterk onderhevig
zijn aan vraag en aanbod. Zodra er kleine overschotten
zijn daalt de prijs zeer sterk en bij kleine tekorten stijgt
de prijs zeer sterk. De grote prijsschommelingen welke
hierdoor ontstaan kunnen soms funest zijn voor bedrij
ven welke ziware lasten hebben. Zolang deze overschot
ten maar tijdelijk zijn zullen er gemiddeld nog wel lo
nende prijzen t'ot stand komen. De zaak wordt echter
anders als er een blijvend overschot komt. In de grote
wereldmarkt is het moeilijk te voorspellen wanneer er
een blijvend overschot is. Men zal er echter wei reke
ning mee moeten houden dat steeds een groot aantal
landen, de eigen economie wil beschermen, waardoor
export-belemmeringen op kunnen treden. Als exporte
rend land zullen wij hier rekening mee moeten houden.
2.) Wij leven in een klein dicht bevolkt landje, waar
in een aantal gevallen rekening gehouden zal moeten
worden met de beperkte ruimte welke er is. Gelukkig
wordt wel vrij algemeen erkend dat de boer het land
schap gemaakt heeft, en men wil daar ook in de toe
komst de nodige aandacht aan blijven besteden. Ieder
een weet echter wel dat de meningen over een verde
ling van de ruimte erg verschillend zijn/^en groot aan
tal zaken worden erg overdreven en in-^hTpubliciteit ge*
bracht door bepaalde bevolkingsgroepen.
Een onbeperkte uitbreiding van zeer grote verdelings-
bedrijven zal voor de toekomst mogelijk problemen ge
ven. Hierbij zullen mestoversc'.-otten en stankhinder in
de overwegingen betrokken moeten worden-
3.) Ziekten. Het is de laatste jaren wel gebleken dat
in zeer intensieve veehouderij gebieden meer ziekten
voorkomen. Besmettingskansen van het ene bedrijf naar
het andere zijn veel groter. Op grotere bedrijven kan de
ziekte dikwijls moeilijker bestreden worden en het ge
vaar dat meerdere ziekten tegelijk op een bedrijf voor
komen is groter.
4.) LiquSditeüt. Vooral in de veredelingslandbouw kun
nen door bovengenoemde faktoren zeer grote verschil
len ontstaan in het inkomen. Om deze risico's op te kun
nen vangen moeten er «bepaalde eisen gesteld worden
aan de eigen zekerheid van het bedrijf De bouwprijzen
zijn de laatste tijd sterk gestegen. Investeringen van
ƒ3100 per, zeug en 550 per mestvarken zijn normaal.
Door het bedrijf steeds maar groter te maken als er
eens wat winst overgebleven is blijft de liquiditeit dik
wijls beneden peil.
Men vraagt zich wel eens ef waarom een aantal onder
nemers welke een goed inkomen hebben toch nog
300.000 tot 400.000 gaan bij investeren om het in
komen te vergroten.
ENKELE VOORBEELDEN
Een bedrijf met 2000 mestvarkens gaat met 1000 uit
breiden. Een ander met 100 zeugen gaat naar 180 uit
breiden. Bedrijf met 140 zeugen gaat voor 50 melkkoeien
bouwen Bedrijf met 10.000 legkippen gaat met 10.000
uitbreiden. Bedrijf met 220 zeugen gaat uitbreiden naar
Op alle onderdelen
moet worden gelet.
440 zeugen. In het algemeen mag gesteld worden dat
dergelijke uitbreidingen ontraden moeten worden zeker
als hiervoor zeer grote bedragen vreemd vermogen aan
getrokken moeten worden.
Er is een zeer groot verschil in de ondernemerscapaci
teit van de ene of de andere boer, maar men moet wel
bedenken dat iemand die per week 1000 tot 2000 aan
rente en aflossing moet betalen, wel capaciteiten moet
hebben.
De organisatie en de leiding van deze bedrijven kan
lang niet iedereen aan.
MOGELIJKHEDEN TOT VERBETERING
Uit de cijfers van de deelboekhoudingen van de laat
ste jaren blijkt, dat er zeer grote verschillen voorkomen
in bedrijfsresultaten. Vergelijking van de 50 beste en 50
slechtste bedrijven geeft verschillen in salo's van meer
dan 100 per mestvarken per jaar en meer dan 500 per
zeug per jaar te zien.
Deze grote verschillen kunnen veroorzaakt zijn door:
a.) onvoldoende bedrijfscontrole; (b.) ziekten bij de die
ren; c.) slechte huisvesting; d.) verkeerde voeding; e.)
slecht fokprogramma.
Verbeteringen jzijn mogelijk Idbor:
a.) In het werkprogramma voldoende tijd opnemen om
goede controles uit te voeren. Het aantal aanwezige die
ren zal in een aantal gevallen zeker niet meer uitge
breid mogen worden en in sommige gevallen zelfs in
gekrompen moeten worden-
De capaciteiten van de ondernemers zijn erg verschil
lend, maar men moet zich zelf niet overschatten. De
boog kan niet altijd gespannen staan, zeker niet als men
wat ouder wordt.
b.) Ziekten voorkomen is beter dan genezen. Neem
daarom voldoende voorzorgsmaatregelen. Een slot op
de deur, een goede ontsmettingSbak bij de stal, laarzen
en stofjas van het bedrijf. Stel het bedrijf onder con
trole van een dierenarts. Neem tijdig maatregelen tegen
besmettelijke ziekten door entingen enz. Koop zo weinig
mogelijk dieren aan van onbekende bedrijven. Als er
ziekten voorkomen laat zo snel mogelijk onderzoeken
wat het is. Laat ook varkensladers niet in de stal!
c.) Zorg voor een goede ventilatie en isolatie in de
stal; tracht de aangevoerde lucht zo gelijk mogelijk bin
nen te krijgen. Voer de inrichting zo uit dat er een
goed overzicht is en zo dat men het hok gemakkelijk kan
reinigen. Een investering in verbetering van de bestaan
de gebouwen kan een hoger rendement geven dan een
investering in nieuwbouw. De verwarming moet vol
doende zijn en goed regelbaar.
d.) De voergift voor mestvarkens moet afgestemd zijn
op het gewicht van de varkens en de groei per dag-
Weeg het voer regelmatig. Voerovergangen moeten zo
geleidelijk mogelijk worden uitgevoerd. Voer de zeugen
niet te veel, bij te vette zeugen komen meer drachtig-
heidspro'blemen voor dan bij normale conditie. Voor
kom dat er voerresten in de trog blijven. Controleer of
alle dieren naar de trog komen.
e.) Het gebruik van F1 zeugen geeft voordelen. Zorg
voor voldoende berèn van goede kwaliteit. Laat de jon
ge zeugen doormeten en gebruik steeds afstammelingen
van bekende goed verervende ouders.
CONCLUSIE
Voor men tot uitbreiding overgaat moet men eerst
onderzoeken of:
de uitbreiding tvel nodig is om vezekerd te zijn van
een goed inkomen.
de liquiditeit van het bedrijf niet in gevaar gebracht
wordt.
de aanwezige dieren wél optimaal worden verzorgd.
er geen problemen zullen komen met mestoverschot.
het gevaar voor ziekten niet te veel wordt vergroot.
het bedrijf niet te veel hinder gaat veroorzaken,
'Waardoor de hinderwetvergunning in gevaar komt.
een eventuele bedrijfsovername nog mogelijk is-
Investeer niet om de belasting voor te blijven of om
dat de buurman grotere aantallen heeft.
Het ligt ver buiten het vermogen van de individuele vee
houder om iets te doen aan de bestrijding van het zuivel-
overschot. Dat is de mening van drs. H. Schelhaas, voorzitter
van het Produktschap voor Zuivel, die sprak op een verga
dering van de Ledenraad van de CMC in Rotterdam. Daar
wél wat aan te doen ligt binnen het bereik van de nationale
en de Europese overheden. Wat de veehouder moet doen
is rustig doorgaan met het zo efficiënt mogelijk produceren
van (veel) melk. Wat de overheden betreft meende Schel
haas dat het veel van een schandaal weg heeft, dat de EEG
zich mede door de aanwezigheid van grote voorraden niet
heeft kunnen inspireren tot een zuivel-voedselhulppolitiek
van enige allure.
KOSTEN ZUIVELBELEID
H£t EG zuivelbeleid dat in 1975 ongeveer ƒ4 miljard
kostte, zal dit jaar ƒ7 miljard gaan vragen. Zorgen
voor de toekomst zag Schelhaas in de mogelijkheid tot een
verdere enorme groei in de melkproduktie. Bedraagt momen
teel in de EG de gemiddelde melkproduktie per koe slechts
3700 kg en worden per bedrijf gemiddeld 11 melkkoeien ge
houden, het is zonder veel moeite mogelijk die gemiddelde
produktie binnen 10 jaar op te voeren tot 4500 kg en het
gemiddeld aantal koeien per bedrijf tot 30. In Nederland
gaat men nog verder. Daar denken deskundigen aan een ge
middelde melkproduktie over 10 jaar van 5500 tot 6000 kg
per koe, terwijl een wat men aanduidt als levensvatbaar be
drijf dan minstens 50 tot 70 melkkoeien zal moeten tellen.
Overigens stoppen in de Gemeenschap jaarlijks 100.000 vee
houders met de melkproduktie. Daarbij valt nog op dat in
de typische weidegebieden het aantal melkkoeien in de Ge
meenschap in 10 jaar met 25 is gestegen terwijl in de
niet specifiek geschikte gebieden het aantal koeien met 20
verminderde. Het huidige overschotprobleem is veroorzaakt
door de vergroting van de technologische mogelijkheden.
BELEID SCHIET TEKORT
£EN verantwoorde zuivelpolitiek zal die stimulans voor
de melkproduktie in de specifieke weidegebieden
moeten versterken en de neiging de melkveehouderij in de
niet-specifieke gebieden op te geven eveneens. In dit op
zicht schiet het beleid tekort, aldus Schelhaas. Hij meende
Wel of geen problemen, maar er aal gemol
ken blijven worden.
dat er nog genoeg ruimte is tot bijsturen. Van de 2,2 miljoen
melkproducenten in de EG hebben er 1 l/2 miljoen minder
dan 10 melkkoeien. Schelhaas meent dat de afvloeiing van
de te kleine en de oudere boeren dient te worden gestimu
leerd. Voorts zou er een premie moeten komen voor het niet
in de handel brengen van melk, een afslachtpremie voor
melkkoeien e.d. met de verplichting om het vrijkomende land
de eerste vijf jaar of langer niet te gebruiken voor de melk
veehouderij. Dat zou de melkproduktie in de EG behoorlijk
omlaag brengen.
GEMEENSCHAP MOET BLIJVEN
|TR wordt teveel gespeeld met die gedachte dat de EG
uiteen zou vallen. Voor de Nederlandse zuivel o.a.,
die 50 van zijn melkproduktie moet uitvoeren, waarvan
naar de partnerlanden zou dit een ramp zijn. Het is daar
om zaak hard te vechten voor het behoud van de EG land
bouwmarkt, ook omdat er in feite geen reëel alternatief is.
Overigens verwaohtte Schelhaas dat de komende jaren ver
moedelijk niet veel vooruitgang met de verdere uitbouw van
de EG geboekt zal worden, mogelijk zal men enkele stappen
terug moeten. Voor de Nederlandse melkveehouderij en de
zuivelindustrie is het zaak positief mee te werken aan een
terugdringen van de zuiveloverschotten, mede door het aan
vaarden van een heffing op de melk. Dit ook al vanwege de
weerstanden tegen de huidige ontwikkelingen in enkele part
nerlanden, waaronder Duitsland en Engeland.
ER ZAL GEMOLKEN BLIJVEN WORDEN
HOE men het ook wendt of keert er zal gemolken 'blijven
worden in Nederland, aldus A. van Leeuwen, voor
zitter van de CMC op de vergadering van de ledenraad van
die organisatie. Privé-economisch zijn we als veehouders
gedwongen om de produktie op te voeren, om ons inkomen
veilig te stellen, aldus Van Leeuwen. Overigens de CMC
leden hebben ongeveer 150 miljoen in hun melkondierne-
ming gestoken. Dat feit ademt een groot vertrouwen maar
heeft tevens duidelijk invloed op de continuïteit van de on
derneming en dus ook de werkgelegenheid. Het drijven in de
richting van het conflict-model, zoals de moderne vakbewe
ging wil, brengt onrust bij de veehouders. Zij zullen zich
gaan afvragen of de grote geldsbedragen die zij in hun on
dernemingen belegd hebben, niet te grote risico's gaan lopen.
Door goede communicatie zal een goed samenspel gehand
haafd kunnen worden.
DERTIG JAAR CMC
HET 30-jarig jubileum van de CMC is onopgemerkt voor
bijgegaan. Enkele interessante cijfers. Na afsluiting
van het eerste boekjaar noteerde de CMC een balanstotaal
van 5,5 miljoen met nagenoeg geen vaste activa. Tien jaar
later was het balanstotaal 30 miljoen, in 1975 375 mil
joen. In 1945/'46 werd begonnen met een melkprijs van 18
cent/kg met 3,24 vet; in 1955 was dat 24 cent per kg met
3,65 vet; in 1965 34 cent/kg met 3,79 vet, thans ruim
51 cent/kg met 3,85 vet.
v. d. W.