Ervaringen met zelf-
voedering bij melkvee
Hooibroei: Blijft die brand-
veroorzaker de baas!
Subsidie voor werkgevers met minimumloners
9
C.R.A. - Tilburg
M. A. v. d. VEN
Door de opkomst van de snijmais is de zelfvoedering
n de belangstelling gekomen. Snijmais wordt vlot. en ge
makkelijk opgenomen, terwijl de voerverliezen zeer klein
zijn.
Voor zelfvoedering zijn sleufsilo's noodzakelijk. Vooral
door de gunstige P.C.W.-regeling werden in 1975 een
groot aantal sleufsilo's gebouwd ,al of niet uitgevoerd
voor zelfvoedering. Onderstaand overzicht geeft een
beeld van het aantal sleufsilo's en de verdeling naar
grootteklasse van de bedrijven in het C.R.A.-Tilburg per
1 januari 1976.
Aant. koeien Aantal 'bedrijven met
per bedrijf 1 silo 2 silo's 3 silo's 4 silo's tot.
bedrijven
40
7
0
0
0
7
40— 60
69
17
2
1
89
60'100
44
25
5
1
75
100—150
4
1
0
0
1
150
1
0
0
0
1
Totaal
125
43
7
2
177
Aant. silo's
125
86
21
8
240
Naast het aantal bedrijven met sleufsilo's is nage-
gan hoe de s'.lo's worden leeggemaakt, waarvan onder
staand overzicht een beeld geeft.
UITHAALSYSTEMEN
Aantal Aantal bedrijven, waadbij het voer uit de silo
koeien wordt gehaald d.m v.:
per bedrijf uithalen 1.) gedeeltelijk 2.) geheel zelf 3.)
zelfv.
40 4 2 1
40— 60 36 51 2
60—100 23 39 13
100—150 5 0 0
150 1 0 0
Totaal 69 92 16
1. Met de hand of machinaal uithalen en op de voer-
gang brengen.
2. Meestal zelfvoedering van snijmais en voordroo-g-
gras op de voergang brengen.
3 Een bepaalde periode van de winter wordt alle ruw-
voer in de vorm van zelfvoedering verstrekt.
WAAROM KOZEN DEZE BOEREN
VOOR VOLLEDIGE ZELFVOEDERING
a. Van de CL6 stallen met zelfvoedering zijn 4 bedrij
ven, die enkele jaren geleden een stal tgebouwd
hebben met buitenvoedering. Vanwege de slechte
verkaveling of te weinig grasland aan huis wordt
op deze bedrijven kortere of langere tijd in de zo
mer vers gemaaid 'gras aan het voerhek bijgevoerd,
met als aanvulling zelfvoedering van snijmais.
Ib. Als op een bedrijf zelfvoedering van snijmais wordt
toegepast is de halve investering voor zelfvoedering
reeds gedaan, terwijl de mest toch verwerkt moet
worden. De investering van nog een silo erbij voor
gras is dan niet groot meer, terwijl de mestverwer
king hiervan maar weinig tijd méér vraagt.
c. Uitbreiding van het aantal ligboxen is mogelijk
zonder het -gebouw uit te breiden. De investering
van een zelfvoersilo is dan meestal lager dan een
vergroting van het gebouw.
d. Het werk aan zelfvoedering is behalve het melken
niet aan tijd gebonden Vooral voor de varkens-
fokibedrijven is dit zeer belangrijk. Op de meeste
bedrijven komt een flinke veredelingstak van 40
70 fokzeu-gen voor.
ERVARINGEN MET
ZELFVOEDERING IN DE PRAKTIJK
De boer moet het zelfvoersysteem leren gebruiken.
Er is dan ook een duidelijk verschil in de resultaten tus
sen bedrijven met meerjarige ervaring en de pas be
ginnende bedrijven. De boer moet zorgen voor goed,
dmakelijk, homogeen materiaal. VooVral het goed w*n-
nen en jgoed fkuiülenjvajn voprdibaggTas is fcnbedlijk.
Naast de wisselende weersomstandigheden, is 'het vul
len van de silo een probleem. Gras moet in verschillen-
partijen worden ingekuild, terwijl het praktisch niet
goed mogelijk is de silo in één keer goed te vullen.
Naast elkaar komen 2 methoden voor: dakpansgewijs
öf laagsgewijs over de gehele silo.
Er is geen duidelijk verschil in de resultaten te kon
stateren, terwijl bij de laaggewijze vulling het wel
moeilijk goed te schatten is of-dat de silo wel voldoende
gevuld zal worden. Het voordeel is wel, dat het voer
over de gehele silo homogeen van samenstelling is.
a Lengte van gras. Kort hakselen van gras bevalt min
der goed, terwijl dit hoge kosten met zich 'brengt.
Op praktisch alle bedrijven wordt het gras met de
opraapwagen gesneden op 1014 om lengte. Dit
blijkt het beste te bevallen. Lang materiaal bevalt
niet; het vreetoppervlak wordt te veel losgestoken,
waardoor veel verlies optreedt.
b. Broei in ,de kuil. Vooral bij een hoge drogestofgehal
te komt gemakkelijk broei in de kuil voor. Voor
gras is een vreetsnelheid van 15 cm of meer per dag
noodzakelijk om de broei vdor te blijven. Wanneer
eenmaal broei voorkomt, is dit niet meer te voor
komen; het gras wordt onsmakelijk en re wordt
steeds minder opgenomen
c. Vo-ereetbreete Snijmais wordt vlot opgenomen, ter
wijl de koeien bij gras een langere vreettijd nodig
hebben. Om de voersnelheid te bevorderen zou een
kleinere eetlbreedte een onvoldonde opname tot ge
volg kunnen hebben. Een minimale eetlbreedt van
15 cm per dier is voor gras zeer aan te bevelen,
terwijl voor mais met iets minder volstaan kan
worden.
d. Hoogte van het voer. Vooral bij gras is de bovenste
laag van het voer minder smakelijk. Wanneer
het voer hoog opgestapeld is, kunnen de dieren er
niet goed bij en gaan zij de kuil uithollen. Het
overstekende deel is moeilijk af te steken en gaat
De koeien halen zelf het voer
snel in smakelijkheid achteruit, wat grote voerver
liezen kan betekenen. De max. hoogte van het voer
correleert -met de gewenste drogestof opname per
dag, de eetbreende en de gewenste voersnelheid.
Voor snijmais is een grotere hoogte minder bezwaar
lijk; broei komt minder voor, terwijl het materiaal
gemakkelijk af te steken is De maximum vreethoog-
te ligt voor de meeste dieren rond 1.70 m.
e. Wandihoogte. Afhankelijk van de gewenste verhou-
houding droge-stof opname gras mais is een bere
kening te maken van de gewenste gemiddelde
hoogte van het voer. De wandhoogte moet aan deze
gemjdidetde hoogte worden Aangepast om het zak
ken van het vo-er beneidein de wanlden te voorko
men. Daar een drogestof-opname van 34 kg uit
gras veel voorkomt, blijkt dat de wanden meestal te
hoog zijn. Door aan de gewenste normen te vol
doen wordt de oppervlakte van de silo groter en
daardoor per ton drogestof in verhouding ook
duurder. Gemiddeld zouden de wanden minstens 25
cm lager moeten zijn dan de gemiddelde hoogte,
zodat het voer in het midden van de silo 50 cm hó
ger zit dan de wandhoogte. Vooral met een aange
paste wandhofogte ie te weinig rekening gehouden
zodat de meest wanden voor gras te hoog zijn. Hier
voor 's een berekening te maken waaruit de ge
wenste silo-pfmetingen kunnen worden vastgesteld
Uitgangspunten zijn minimaal 15 cm voersnelheid
per dag, een voerbreedte van 15 cm per dier en een
drogestof-gewicht van 160 kg per m3 voer.
Binnenkort staat de hooioogst weer voor de deur. Het
is bekend, dat de produktie per bedrijf steeds toeneemt,
maar dat het aantal arbeidskrachten voor het winnen
van ruwvoer minder wordt. De in ons klimaat zo spaar
zame goede hooidagcn, geven dikwijls grote problemen.
Met zo weinig mogelijk werk is het thans mechanisch
mogelijk, snel r.ooi te drogen van beste kwaliteit. Bij
het maaien is het vochtgehalte van het gras vaak 80
of hoger, daarna wordt het geleidelijk gedroogd tot
17 is bereikt. Mechanisch hooidrogen door middel
van vent latie is handig en veilig. Men is ook niet af
hankelijk van de zon, terwijl enorm veel werk wordt
bespaard. Met deze droogmethode krijgt men hooi van
optimale kwaliteit.
Houdt hierbij met de volgende punten rekening:
1. Is jde cajia&iteit 'v^n uw ventilator voldoende?
Zijn de opstelling en aansluitingen juist?
Zijn een Ihjygrometer, drukmeter en thermometer
aanwezig?
4. Terstond bij het insdhunen met ventileren beginnen.
5 Is de ventilatiekoker in orde?
6. Zorg /voor een goede af valer van vochtige lucht uit
de schuur!
Niet alleen behoudt hooi zijn voedingswaarde, maar
ook de gevaarlijke hooibroei wordt voorkomen door die
zes aanwijzingen na te volgen.
Hooibroei behoort in ons land tot de veel voorkomen
de brandoorzaken in de agrarische sektor. De schade
hierdoor ontstaan loopt jaarlijks in de miljoenen gul
dens.
Ook bier geldt:
„VOORKOMEN IS BETER DAN BLUSSEN!"
2.
3.
kg.ds./dier/dag
gem. hoogte v. h. voer
voersnelh /dag
max. wandh. silo
1
28 cm
15 cm
0 cm
2
56 cm
15 cm
31 cm
3
83 cm
15 cm
58 cm
4
111 cm
15 cm
86 cm
5
125 cm
17 cm
100 cm
6
125 cm
20 cm
100 cm
7
125 cm
23 cm
100 cm
8
125 cm
27 cm
100 cm
9
125 cm
30 cm
100 cm
10
125 cm
33 cm
100 cm
f. Voerhek. Er is een grote verscheidenheid van voer-
hekken in gebruik. Het beste 'bevalt een voerhek
met vertikale spijlen met een tussenbreedte van 30
om. Op een bedrijf is een diagonaal voerhek in ge
bruik met 30 Cm tussenbreedte, wat ook goed be
valt. Belangrijke maten zijn: onderbuis van boven
kant uit gemeten max. 50 om hoog en de onderkant
van de 'bovenhuis min. 150 cm.
g Afdekking. De meeste silo's zijn afgedekt met 2 la
gen plastic en vastgelegd met autobanden. Op enkele
graskuilen is 1015 cm 'zand aangebracht. Vooral
voor silovoer dat in de zomer gevoerd wordt is een
zandafdekking aan te bevelen,
h. Weersomstandigheden. Het ongunstigste weer is
regen en veel wind; de dieren verblijven dan de
minste tijd buiten. Tijdens de vorstperiode in fe
bruari is nergens gekonstateerd, dat de dieren min
der voer opnamen, maar ministens zoveel als anders.
Ook de melkproduktie bleef zonder verhoging van
de krachtvoer-gift volledig op peil. Met voordroog-
gras zijn nergens moeilijkheden geweest, daar dit
materiaal niet bevriest. 'Snijmais bevriest wel, maar
niet zodanig, dat de dieren hem niet op kunnen ne
men. Uithollen van de kuil kwam voor, waardoor
de rest overdag dooide.
MESTVERWERKING
Tijdens de vorstperiode kon de mest niet worden af
geschoven De mest werd platgelopen, waardoor de
koeien wel moeilijk liepen. Mest heeft een lager vries
punt dan water, zodat b> 0° C. de mest reeds verwer-
baar is. De roostervloeren, mits met een goede spleet-
breedte, zijn nergens dichtgevroren geweest.
Zelfvoedering van melkvee is min of meer een exten
sieve vorm van koeien houden. Het is moeilijk het ge
wonnen ruwvoer optimaal te benutten. Alleen bij volop
en goed smakelijk ruwvoer kan zelfvoedering slagen.
Het is moeilijk om een groepsindeling te maken, zodanig
dat een aangepast ruwvoerrantsoen kan worden ver
strekt terwijl de krac'ntvoer-verstrekking moeilijk is.
Een groot vodrdeel is dat ibij zelfvoedering het werk
niet aan een bepaalde tijd van de dag gebonden is wat
zeer belangrijk is op bedrijven met b.v. fokzeugen. Het
is ook mogelijk om binnen het gebouw een aantal lig
boxen bij te plaatsen wat een goedkope aanpassing kan
betekenen De mecjhanisaltie is zeer gering zodat de to
tale investering t.ovv. alndere .voersystemen het laagst is.
Ook mag men met enige overbezetting >van de stal re-
boer het systeem moet maken en de ervaring de beste
kening houden. Maar voor alles geldt hierbij dat de
leermeester is!
Werkgevers waarbij de betaalde minimumlonen een be
langrijk deel van de totale loonkosten uitmaken kunnen
voor 1976 in aanmerking komen voor overheidssubsidie.
Voorwaarde hiervoor is dat tenminste 10 van de totale
loonsom van het bedrijf aan minimum(jeugd)lonen wordt
betaald. Deze subsidie is vastgesteld op de volgende vaste
jaarbedragen.
570,per minimumlonen (gem. 35 uur of meer per week
werkend)
427,50 per min.jeugdlonen (gem. 35 uur of meer per week
werkend)
285,per part-time min. lonen (minder dan 35 uur, meer
dan 13 uur per week)
213,75 per part-time min. jeugdlonen (minder dan 35 uur
meer dan 13 uur per week en waaronder partieel
leerplichtigen)
Ter bepaling of de vereiste 10 van de loonsom voor
deze categoriën minimumloners wordt bereikt moet voor de
berekening daarvan van de volgende bedragen worden uit
gegaan (dus niet de werkelijk betaalde)
16.800,voor een full-timer
8.400,voor een part-timer
12.600,voor een jeugdige full-timer
6.300,voor een jeugdige part-timer (o.w. partieel leer
plichtigen)
Door het aantal min.(jeugd)loners per categorie te ver
menigvuldigen met de daarbij behorende bedragen wordt een
totaal aan te betalen min.(jeugd)loon verkregen. Door van
de verzamelloonstaat over 1975 (kolom 10) van de totale
loonsom 10 te nemen kan nagegaan worden of de vereiste
10 aan minimum(jeugd)loon wordt bereikt.
De subsidie moet via een formulier o.m. verkrijgbaar bij
de bedrijfsvereniging (A.S.F.) waarbij de werkgever is aan
gesloten. Deze moeten aldaar voor 1 oktober a.s. zijn inge
leverd en worden door de bedrijfsvereniging op de juistheid
gekontroleerd. Het Rijkscomputer Centrum zorgt voor de
uitbetaling op een door de werkgever opgegeven rekening.
De subsidie zal vanaf augustus 1976 worden uitbetaald. Bij
moeilijkheden klachten of geschillen kan men zich
wenden tot een uitvoeringscommissie: adres ministerie van
Sociale Zaken, Directie Arbeidsverhoudingen, Zeestraat 73,
Den Haag.