VRAAG 5. Vindt U dat door het invoeren van een minimum inkomensgarantie de struktuur van de landbouw wordt aangetast? Denk hierbij aan bedrijfs- vergroting, overschotten e.d. De meningen over de aantasting van de struktuur van de landbouw door de invoering van een minimum inkomensgarantie lopen nogal uiteen. Men denkt dat: - De konkurrentiekracht van de Nederlandse landbouw in de wereld zal afnemen. - De natuurlijke afvoeiing zal worden afgeremd. - De bedrijfsvergroting vertraagd zal worden. - De kans bestaat op minder overschotten van intensieve produkten die veel arbeid, kapitaal en risiko vragen en meer overschotten van extensieve produkten. - De wergelegenheid in de aan de landbouw aanverwante bedrijven zal afnemen. - De overheid de mogelijkheid heeft om beperkingen op de bedrijfs voering in te voeren. - De overheid wellicht geen geld meer beschikbaar zal willen stellen voor struktuurverbeterende maatregelen (ruilverkavelingen). - De overheid minder behoefte zal voelen bedrijfsverbeteringen en nieuwe ontwikkelingen te subsidieëren. - De landbouw zou onderschikt kunnen worden gemaakt aan de politieke stelsels. Diegenen die denken dat de landbouwstruktuur niet aangetast zal worden, hebben daarvoor de volgende argumenten: - De zelfstandige ondernemer neemt geen genoegen met een minimum inkomen; hij zal alles proberen hier bovenuit te komen, daarvoor is hij ondernemer! - Het zou een zegen zijn voor de landbouw, wanneer de jacht naar steeds groter en méér, beëindigd kon worden. - De race naar waanzinnige produktiestijging waartoe de ekonomie ons dwingt, zou er door beëindigd kunnen worden, wat men als positief ervaart. - De roofbouw die nu op het lichaam, en dus de gezondheid in veel gezinnen gepleegd wordt, zou verminderd kunnen worden. - De uitstoot die in de laatste 10 jaar heeft plaats gehad uit de landbouw, heeft in het algemeen geen wezenlijke veranderingen in de struktuur tot gevolg gehad. Alhoewel dit wellicht voor een enkeling wel het geval is geweest, moet dit niet van deze regeling worden verwacht. - Er moet een beleid gevoerd worden dat er geen verdere bedrijfs vergroting nodig is. - overname van ongezpnde bedrijven onmogelijk moet worden gemaakt; - er een volledige dagtaak is in het bedrijf; - er rekening moet worden gehouden met de samenstelling van het gezin; - alleen bij bedrijven waar het bedrijfshoofd ouder is dan 50 a 55 jaar hoeft men geen rekening te houden met de levensvatbaarheid, omdat deze kategorie toch nergens anders in het produktieproces ingezet kan worden; - het bedrijfsvermogen volledig buiten beschouwing moet blijven! Bij de werkeloosheidsuitkering houdt men ook geen rekening met aanwezig vermogen; - reservering op veel bedrijven onmogelijk is en bij kalamiteiten (natuur) ten gevolge van een slecht prijsbeleid niet opgevangen kunnen worden. Indien een zelfstandige buiten zijn schuld in financiële moeilijkheden komt, moet de Rijksgroepsregeling Zelfstandigen mogelijkheden geven om betrokkene hulp te bieden. Voor niet levensvatbare bedrijven dient een goede beeindiglngsregeling te worden gemaakt. VRAAG 6. Indien een gegarandeerd minimum inkomen werkelijkheid zou worden, welke bedrijven en/of zelf standigen dienen dan volgens U in aanmerking te komen? Met welke fakt or en dient men rekening te houden? Naar de mening van zeer veel afdelingen moeten alle zelfstandigen die buiten hun schuld in moeilijkheden zijn geraakt op levensvatbare en gezonde bedrijven geholpen worden. Zij vinden dat daarvoor geen aparte regeling in het leven moet worden geroepen. De rijksgroepsregeling zelfstandigen, waar in 1974 voldoende ervaring mee is opgedaan, kan beter uitgebouwd worden. Alle andere bestaande regelingen dienen op hun waarde beoordeeld te worden en wellicht samengebracht in één of twee goede regelingen, die in de praktijk werken. Voor de niet levensvatbare bedrijven dient een goede beëindigings regeling te worden gemaakt, maar dan wel één die ook in de praktijk werkt. Men heeft de indruk dat de beëindiging op termijn niet werkt en een „papieren" regeling is! Men dient er bij eventuele invoering rekening mee te houden dat: - het hoofdberoep in de landbouw moet zijn gelegen; - men aan moet kunnen tonen, via de boekhouding, dat men het sociaal minimum niet haalt in een werktijd van 40 uur per week; - men het bedrijf op 65-jarige leeftijd moet beeindigen; - getracht moet worden het bedrijf boven het minimum loon uit te brengen. Indien dat na bv. 5 jaar niet lukt dan dient dit bedrijfshoofd af te vloeien; VRAAG 7. Welk beleid dient Uw organisatie te voeren in verband met het gegarandeerd minimum inkomen voor zelfstandigen? 74% van de afdelingen vindt dat de organisaties zich dienen te verzetten tegen een gegarandeerd minimum inkomen. 10% hiervan stelt minder bezwaar te hebben, indien men de verzekering krijgt, als organisatie, dat invoering van dit minimum inkomen geen invloed heeft op alle andere maatregelen die in de landbouw broodnodig zijn. 18% van de afdelingen meent dat de organisatie haar beleid mede kan richten op dit minimum inkomen. Dat zij hierbij de belangen van alle zelfstandigen in het oog moet blijven houden is vanzelfsprekend. 8% van de afdelingen zou, voordat men overgaat tot invoering van dit beleid eens een paar jaar ervaring op willen doen voordat definitieve beslissingen worden genomen. Het beleid dat de afdelingen wensen is: - Onze organisatie dient een zodanig beleid te voeren door er bij Den Haag en Brussel op te blijven aandringen dat er een zodanig prijsbeleid voor de gegarandeerde produkten wordt gevoerd dat men op een gezond- en levensvatbaar bedrijf een redelijk inkomen kan behalen, waarvan men kan leven, kan reserveren en het bedrijf kan kontinueren. - Een verdere uitbouw van de rijksgroepsregeling zelfstandigen en een juiste en goed geregelde afvloeiingsmogelijkheid voor niet levensvatbare bedrijven. - Zich blijven inzetten zowel op E.E.G. als het nationale vlak voor een verantwoord struktuurbeleid, maar dan met een visie op de toekomst en niet alleen op de korte termijn. - Alle pogingen blijven aanwenden om te komen tot een rechtvaardig en billijk fiskaal beleid t.a.v. de ondernemers in de landbouw. - Er rekening mee houden dat er een sociaal beleid wordt gevoerd dat voor de zelfstandigeif betaalbaar blijft - Men vindt dat de top van de organisaties goed moet beseffen (en haar beleid er op moet richten) dat een zelfstandige, en zijn gezin, niet meer bereid is en het ook niet meer aksepteerd voor een karig inkomen te werken. - Laat het beleid echter geen verzameling van lapmiddelen worden, maar laat het gericht zijn op de kontinuiteit en aanpassing van de bedrijven, zodat een gezonde agrarische produktie mogelijk blijft op zelfstandige ondernemingen met een ondernemingsgewijze produktie. - Enige afdelingen vragen de organisatie zich te verdiepen in de grond problematiek, die voor de kontinuiteit van de bedrijven van grote betekenis is. Op ekonomische gronden kan men geen boer worden met deze grondprijzen! - De organisaties dienen mede hun beleid te richten op de zwakkeren die door tegenslag, rampen, financiëringsmoeilijkheden bij jongeren e.d. in een moeilijke positie komen en hen bij te staan en te helpen zoveel in haar vermogen ligt. - De agrarische sektor zal haar kracht moeten tonen door zelf een eigentijdse toekomstvisie te ontwikkelen en er aan te werken dat die visie gerealiseerd wordt!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 14