A Naar een minimum inkomensregeling voor zelfstandigen z.l.m. VRAAGPUNT 1975/1976 RAPPORTEUR: Ing. J. MARKUSSE mei 1976 12 TEN GELEIDE De inflatie en de werkeloosheid hebben in korte tijd grote vormen aangenomen. Deze ekonomische ontwikkeling heeft grote maatschappe lijke en politieke gevolgen, die de ontwikkeling in de landbouw, op onze bedrijven en in onze gezinnen zal beïnvloeden. Met het huidige markt en prijsbeleid, het struktuurbeleid, het fiscaal- en sociaal beleid is gebleken dat steeds meer bedrijven moesten afhaken en of een inkomen behaalden dat beneden het minimum daalde. Vragen die gesteld mogen worden zijn: „Waar gaan we als zelfstandigen heen met onze groei-ekonomie? Waar gaan we heen met een landbouw beleid dat tot gevolg heeft dat de produktie stijgt, zonder dat daar een koopkrachtige vraag tegenover staat? Waar gaan we heen met de middenbedrijven die, laten we eerlijk zijn, in het werkgebied van de Z.L.M. bij honderden aanwezig zijn? Kunnen zij zichzelf ontwikkelen, is daarbij hulp nodig van overheid en bedrijfsleven? Momenteel wordt de vraag gesteld, nu het marktprijs- en struktuur beleid niet heeft kunnen voorkomen dat het inkomen voor een deel van de zelfstandigen in land- en tuinbouw is gedaald beneden het aanvaard baar minimum, of er voor de zelfstandigen „in plaats van" of „naast" dat gevoerde beleid een minimumfnkomensbeleid moet worden gevoerd die een zelfstandige het recht geeft op een met het minimum vergelijkbaar inkomen. Bij het te voeren beleid is het belangrijk te weten, niet alleen voor de bestuurders van de organisaties, maar ook voor de politieke verantwoor delijken, hoe de boer en zijn vrouw denkt over een minimuminkomens- beleid voor een zelfstandige. In dit kader heeft het Hoofdbestuur van de Z.L.M. dan ook gemeend het vraagpunt van deze winter daaraan te moeten wijden. Het is wederom een genoegen te kunnen konstateren dat zovelen aandacht aan dit vraagpunt hebben besteed. Dat de meningen over de materie niet allemaal gelijk zijn, zal niemand verwonderen. Wij hopen slechts een ding, n.l. dat dit rapport een bijdrage mag leveren aan 'een versterking van de positie van de landbouw in het algemeen en die van de agrarische bedrijven en hun gezinnen in het bijzonder! BELANGSTELLING De belangstelling voor dit vraagpunt was zeer goed. Uit de ingekomen antwoorden blijkt, dat het probleem van het voor en tegen van een minimum inkomensregeling voor zelfstandigen op veel afdelingsverga deringen heeft geleid tot uitvoerige gedachtenwisselingen tussen voor- en tegenstanders. Daarbij kwamen uiteraard niet alleen de maatschap pelijke maar ook de politieke facetten van de betreffende voorstellen aan de orde. Dat van de Agrarische Commissie van de Bond van Platte landsvrouwen eveneens een visie op deze vraagpunten binnenkwam verheugt ons bijzonder. ONTVANGEN RAPPORTEN KRING Schouwen-Duiveland Tholen en St. Philipsland Noord-Beveland Oost Zuid-Beveland West Zuid-Beveland Walcheren West Zeeuws-Vlaanderen Axel Hulst West Brabant Altena Biesbosch Langstraat Oost- en Midden-Brabant Bond van Plattelandsvrouwen 2 VRAAG 1 Acht U het noodzakelijk dat voor de zelfstandige ondernemer wettelijk wordt geregeld dat hem een bepaald minimum inkomen wordt gegarandeerd? Zo ja, waarom wel? Zo neen, waarom niet? AANTAL AANTAL IN% AFDE RAP LINGEN PORTEN 13 11 85 8 8 100 5 5 100 7 4 57 8 7 88 17 14 82 11 7 64 4 3 75 1 1 100 6 1 16 4 2 50 2 0 0 4 2 50 89 65 73 Van 44 afdelingen (67%) blijkt de meerderheid zich uit te spreken tegei een minimum inkomensregeling voor zelfstandigen. 21 afdelingen (33% spreekt zich in meerderheid er vóór uit. De agrarische kommissie var de Bond van Plattelandsvrouwen sprak zich uit tegen een minimiurr inkomensregeling. De 21 afdelingen, die zich voorstander toonden bevonden zich in alle kringen van onze maatschappij. Van de moti veringen van die afdelingen die zich tegen een minimuir inkomensregeling uitspraken kan de volgende samenvatting worder gegeven: De tegenstanders wijzen op de funktie van het vrijt ondernemerschap in ons land en onze westerse maatschappij. Zi wensen deze ondernemingsgewijze produktie te handhaven. Zij strever hiernaar door de kontinuiteit van hun bedrijven via een basis van renta biliteit te bewaren. De ondernemer aanvaardt daarbij risi&)'s er wisselende bedrijfsinkomsten. De overheid, zo zegt men, dient med< voor een dusdanig ondernemersklimaat te zorgen dat tegenslagen uit d< bedrijfsreserves kunnen worden opgevangen, d.m.v. sociale en fiskalt maatregelen. Er dient vanuit Brussel een dusdanig markt- en prijsbeleid gevoerd t< worden dat de landbouw niet naar het minimum inkomen afglijdt. Bi invoering van een minimum inkomensregeling is men bang dat he markt- en prijsbeleid zich steeds meer zal richten op het minimun inkomensbeleid via de zelfstandigen om de konsument tevreden t< stellen. Men vreest dat men ten zeerste afhankelijk wordt van d< politieke meerderheid en zeer afhankelijk van budgettaire problemen De konsument zou in de mening worden versterkt dat de belasting betalenden de zelfstandigen in de landbouw op de been houden. Doo praktisch alle afdelingen werd aangevoerd dat, naar hun mening, d prikkel tot het presenteren en het nemen van initiatieven bij de zeil standige ondernemers zal verdwijnen. De struktuurverbetering, di' voor de toekomst van onze land- en tuinbouw zo hard nodig is, za daardoor ten sterkste worden afgeremd, zo is de mening van velen. Men ziet in het aanvaarden van een minimum inkomensgarantie eei ongewenste vorm van overheidsbemoeiing met op de achtergrond nivel leringsmogelijkheden, die een ondernemer i.v.m. de ondernemingswijz< produktie niet kan aanvaarden. Dit zou leiden tot staatsdirigisme hetgeen men volstrekt afwijst! De voorstanders van de voorgesteld regeling verwijzen naar de grote groep zelfstandigen, die niet aan eei minimum inkomen komen. Veel van deze zelfstandigen hadden d ontwikkelingen in de landbouw willen volgen maar konden dit niet doo diverse omstandigheden. Zij vinden dat het beleid teveel afgestemd i geweest op de grotere bedrijven (subsidies). Het markt- en prijsbeleid dat gevoerd is voor iedere zelfstandige i beneden de maat; de kostenstijgingen kunnen de laatste jaren niet mee worden opgevangen. Men vindt dan ook dat de zelfstandigen, waarvai velen buiten hun schuld in moeilijkheden zijn gekomen, recht hebben o] een minimum inkomen. Waarom, zo vraagt men zich af, moet die zeli standige, die buiten zijn schuld in moeilijkheden raakt, ander behandeld worden dan een loontrekkende? Nu steeds meer blijkt dat het E.E.G. markt- en prijsbeleid voor velei niet kan of wil zorgen voor een redelijke bestaansmogelijkheid is het d plicht van de Nederlandse overheid om naast goede fiskale- en social maatregelen een minimum inkomen te garanderen aan die groej zelfstandigen waarvoor vandaag buiten de landbouw ook geen werk t vinden is. Een organisatie van agrariërs die konstateert dat he Brusselse beleid faalt, moet trachten dit beleid te helpen verbeteren Zolang dit niet, lukt kan zij niet anders dan degenen die door dit belei< en de maatschappelijke ontwikkeling dreigen te worden doodgedrukt t helpen. Door een dergelijke regeling zullen pas beginnend zelfstandigen op levensvatbare bedrijven bij tegenslagen op dez regeling terug kunnen vallen. Hetzelfde geldt bij calamiteiten (water overlast, hagel, nachtvorst, dierziekten e.d.). Dit, zo zijn velen vai mening, omdat het nu gevoerde beleid voor vele bedrijfsgenoten nie toelaat dat er op de bedrijven wordt gereserveerd voor risiko's die d agrarische bedrijfstak, waarbij in de natuur wordt geproduceerd, ni eenmaal heeft. Uit de antwoorden van alle afdelingen die voor eei dergelijke regeling zijn, blijkt overduidelijk dat zij het verschrikkelijl erg vinden positief te moeten reageren ter wille van het inkomen vai velen in de landbouw. VRAAG 2 Dient dit gegarandeerde minimum inkome gerealiseerd te worden als een sociale maatreg< zonder voorwaarden, zoals de regering nu denkt? Zo ja, waarom wel? Zo neen, waarom niet? Door 43% van de afdelingen wordt geantwoord dat indien het gegaran deerd minimum inkomen gerealiseerd zou worden, dit als een social maatregel met voorwaarden gezien zou moeten worden. Dez> voorwaarden worden als volgt omschreven: le. De zelfstandige bedrijfsvoering mag niet worden aangetast. 2e. Het bedrijf moet levensvatbaar zijn. 3e. De ondernemer moet vakbekwaam zijn. 4e. Het eigen vermogen moet worden vrijgelaten. 5e. Door bijzondere omstandigheden of kalamiteiten normaal inkomei niet haalbaar is. 6e. Een termijn instellen dat men maximaal 5 jaar van eei inkomenstoeslag gebruik kan maken, dus een tijdelijk karakter aai deze regeling geven.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 12