IN 'T KORT
ENKELE
BELANGRIJKE
PUNTEN
ROND HET PLANTEN
VAN KNOLSELDERIJ
Zesrijige plantmachine. Duidelijk zijn de schijven te zien, waar de planten tus
sen gelegd moeten worden.
Het aandrukken van de planten gebeurt door het gewicht van de planter. De
aandrukrollen moeten daarom goed op de grond rusten
wortelbaar zijn d.w.z. weinig weerstand biedien aan de wor
tels. Hoe dieper een plant met de wortels in de grond komt,
hoe beter hij bestand is tegen ongunstige omstandigheden
zoals droogte e.d. In dit opzicht is het uitgangspunt dit voor
jaar totaal anders dan in 1975, omdat nu de grond tot op
grote diepte een goede structuur heeft.
De bewerking van de grond moet er op gericht zijn, om
het kleine plantje een goede kans te geven om aan de groei
te raken. De grond moet daarvoor vochthoudend en fijn ver-
kuimeld zijn.
Om goed met de plantmachine te kunnen werken, moet
de grond 8 10 cm diep losgemaakt zijn. Als de losse laag
te klein is, of als de grond niet overal even diep los is, is de
kans groot dat het plantelement onregelmatig loopt. Er kan
dan niet goed geplant worden. De grond moet ook vlak lig
gen. Te diep los maken kan ook ongunstig zijn, omdat dan
de machine niet stabiel loopt.
In de maand mei kan het dikwijls erg droog zijn. De kans
is daarom groot, dat als gevolg van het los maken, de grond
sterk uitdroogt. De plant krijgt dan moeilijkheden om aan
te slaan. Om de vochthoudendheid van de grond te bevor
deren is het daarom goed om de grondbewerking minstens
enkele weken vóór het planten uit te voeren. De grond
krijgt dan gelegenheid om te hezakken en weer vocht op
te nemen uit de ondergrond.
BEMESTING
Een gewas knolselderij vraagt een stevige gift van stik
stof en kali en heeft een nuttige behoefte aan fosfaat.
De totale gift aan stikstof is 200 k 250 kg N/ha. Hiervan
wordt 80 k 100 kg voor het planten gegeven. De rest als
overbemesting, meestal in twee keer in augustus en sep
tember.
De hoeveelheid fosfaat en kali die gegeven moet worden,
kan afgelezen worden volgens tabel 1. Omdat knolselderij
niet gevoelig is voor chloor, kan kalizout of een chloorhou-
dende mengmest gebruikt worden.
De beste planttijd is doorgaans van 20 mei tot 1 juni.
In 1975 zijn veel percelen pas geplant na 1 juni. Vroeger
dan half mei planten moet men alleen doen, als de planten
voldoende groot en goed beworteld zijn.
De kwaliteit van de planten speelt ook een grote rol. Een
goede plant moet aan de wortelhals 3 a 4 mm dik zijn. De
lengte van het blad zegt niets over de kwaliteit. Lang blad
is meestal een teken dat de planten te dik hebben gestaan.
Zulke planten zijn te herkennen aan de kleine hoeveelheid
wortels. Een goede plant moet juist een goed ontwikkeld
wortelgestel hebben om vlot aan de groei te kunnen raken.
HET PLANTEN
i
De meest gebruikte rijafstand is 50 cm. Dit is aangepast
aan de bietenteelt, omdat meestal met bietenrooiers geoogst
wordt.
Voor de industrieteelt wordt algemeen het ras Roem van
Zwijndrecht gebruikt. Bij dit ras moet men 40.000 planten
per ha hebben. Dit komt neer op een afstand van 50 cm in
de rij. In enkele gevallen worden nog wel eens andere ras
sen gebruikt, zoals Bronskogel, José of Iram. Om verschil
lende redenen moeten deze wat nauwer geplant worden,
dus 40 k 45 cm in de rij.
Het planten zelf moet zeer nauwkeurig plaats vinden. Een
knolselderijplant heeft praktisch geen stengel. Het hart van
de plant ligt maar net boven de wortels. Als het hart van
de plant onder de grond komt wordt de groei zeer geremd.
Vooral als het veel regent na het planten is de kans groot
dat de plant het dan niet redt.
De wortels moeten echter wel goed in de grond terecht
komen om voldoende aanraking met het vocht te kunnen
krijgen. De speling in plantdiepte is dus maar zeer gering.
De routine en de handigheid van de planters zijn hierbij
zeer belangrijk.
De plantmachine moet zodanig afgesteld' zijn, dat de plan
ten goed aangedrukt worden. Daarom is het nodig, dat de
Onkruiden zoals melde en nachtschade kan men ook na
het planten nog goed bestrijden.
De chemische onkruidbestrijding wordt uitgevoerd na het
planten als de planten goed aan de groei zijn. Hiervoor zijn
de volgende middelen beschikbaar:
linuron (AAlinuron of Afalon)
chloorbromuron (Maloran)
1—2 kg/ha
23 kg/ha
Deze middelen zijn vrijwel gelijkwaardig. Ze werken als
bodemherbicide en als verbrandingsmiddel. De werking als
bodemherbicide valt dikwijls tegen, omdat het in juni vaak
te droog is.
Men moet het resultaat daarom het meest verwachten
van de verbrandende werking. Daarom moet men wachten
tot er voldoende onkruid boven komt, voordat men gaat
spuiten. Dit wachten is wel eens moeilijk als er veel opslag
kcmt, maar het is toch de beste methode.
Na het spuiten moet het enige tijd droog zijn, omdat het
middel anders te gauw van de planten spoelt.
VERZORGING
Knolselderij heeft graag een open grond. Het is daarom
goed om de sporen na het planten los te schoffelen. Even
tueel bovenstaand onkruid wordt dan tevens bestreden. Ook
als later de grond door veel regen dicht slaat, is het goed
cm de grond weer los te maken als deze voldoende opge
droogd is.
Vlak na het planten kunnen er soms veel bladluizen in de
jonge plantjes zitten. Deze kunnen daar ernstig door ge
remd worden. Deze luizen zitten dan verscholen in de klei
ne hartblaadjes, zodat ze moeilijk te vinden zijn.
Het is belangrijk, om hierop te letten. Een bestrijding van
deze bladluizen kan uitgevoerd worden met parathion of
dimethoaat.
F. VADER,
C.T. - Goes.
De tijd nadert weer, dat de knolselderij geplant moet
worden. De ervaring heeft geleerd, dat de omstandig
heden tijdens het planten van doorslaggevende betekenis
zijn voor de groei en daardoor ook voor de opbrengst van
het gewas. Dit is in 1975 wel zeer duidelijk gebleken.
Door een combinatie van ongunstige factoren, zoals
slechte structuur van de grond, laat tijdstip van planten^
tekort aan goede planten was op veel percelen de start zo
slecht, dat een lage opbrengst is behaald. In dit artikel
willen we nagaan welke omstandigheden een rol spelen
en wat we er aan kunnen doen om deze zo goed mogelijk
te beïnvloeden.
GRONDBEWERKING
Knolselderij is een gewas, dat veel wortels maakt, maar de
wortels hebben niet het vermogen om door een vaste laag
in de grond heen te breken. De grond moet dus goed be-
Tabel 1. Adviezen fosfaat en kaligiften aan de hand van de
uitkomsten van grondonderzoek.
Bemesting in kg per ha
Waardering
fosfaat of kaligehalte
P205
K2O
150
300
125
250
100
200
75
150
50
100
Voor het welslagen van de teelt van knolselderij is
een goed start zeer belangrijk. Een probleem is dik
wijls dat men voor veel dingen afhankelijk van ande
ren, zoals de plantenkweker, de loonwerker en het
personeel van de plantmachine. Maak zo mogelijk
tijdig goede afspraken.
Belangrijke factoren zijn: de ligging van de grond,
de kwaliteit van de planten en de planttijd. Ook het
planten zelf moet met de nodige zorg uitgevoerd wor
den. Hopelijk kunnen de in dit artikel genoemde ad
viezen bijdragen tot het slagen van de teelt.
laag
vrij laag
goed
vrij hoog
hoog
PLANTMATERIAAL
De planttijd is zeer belangrijk. In 1975 is op veel percelen
te laat geplant. Dit heeft in het algemeen geresulteerd in
een lage opbrengst.
Het probleem is echter, dat men voor het planten afhan
kelijk is van diverse omstandigheden, waarop men geen in
vloed heeft, zoals: het weer, de beschikbaarheid van plan
ten, en een plantmachine en vooral ook mensen op de plant
machine. Zoals de zaken er nu voor staan, lijkt het er op,
dat dit jaar de planten vroeger beschikbaar zijn.
grond voldoende los is, zodat het plantelement vrij kan
lopen.
De planten moeten gezet worden in koele, vochthoudende
grond. Om dit te kunnen bereiken is een goede, aangepaste
grondbewerking een zeer belangrijk punt.
Als de omstandigheden gunstig zijn, d.w.z. de ondergrond
is goed los en vochthoudend, de planten zijn goed en de ma
chine is goed afgesteld, moet men het planten niet uitstellen
cmdat het te droog weer is. Als het na het planten gaat
regenen, zit men goed. Regent het niet, dan worden de kan
sen van slagen alleen maar kleiner. Hoe verder men in mei
en eventueel juni komt, hoe warmer en droger het meestal
wordt.
De laatste jaren wordt veel met zesrijige bietenrooimachi-
nes geoogst. Om hiermee goed) te kunnen werken moet er
ook met een zesrijige plantmachine geplant worden. Als dit
niet goed op elkaar is afgestemd, is de kans groot op veel
beschadiging bij het rooien.
Een van de grote problemen bij het planten is dikwijls
de organisatie om voldoende mensen bij elkaar te kunnen
krijgen. Bij een zesrijige machine moeten 6 planters, 2 aan
gevers en 1 trekkerchauffeur beschikbaar zijn. Meestal
wordt dit opgelost door onderlinge samenwerking. Maak
hiervoor tijdig goede afspraken.
ONKRUIDBESTRIJDING
Als de grondbewerking vroeg is uitgevoerd, kan er voor
dat men gaat planten reeds opslag van onkruid voorkomen.
Om deze kwijt te raken kan men voor het planten een lichte
grondbewerking toepassen. Dit is vooral aan te raden als
het moeilijk onkruiden betreft zoals kamille, varkensgras
of tuintjesgras.