Toepassing dierlijke organische mest in IJsselmeerpolders VEEHOUDERIJ Wat kost een melkstal 12 De intensivering van het grondgebruik in de IJsselmeer polders is volop in ontwikkeling. In de N.O.P. (kleinere be drijven) bestaat het bouwplan op verschillende bedrijven (3 zelfs geheel al uit rooivruchten en op een kwart van de landbouwbedrijven ligt dit percentage boven de 70 Onder rooivruchten wordt in dit geval verstaan: aardappelen, suikerbieten, uien, bloembollen, wortelen en witlof. Vooral bij intensief grondgebruik is het van veel belang dat veel aandacht wordt besteed aan het instandhouden van een goe de bodemvruchtbaarheid. De indruk bestaat dat veel boeren deze gedachte onderschrijven en er naar handelen. Het zeer hoge benuttingspercentage (80100 bij de teelt van groenbemestingsgewassen wijst daarop. Daarnaast is de laatste jaren een duidelijk stijgende be langstelling te konstateren voor toepassing van dierlijke organisische mest. In de zomer van 1975 is een enquête ge houden over het hoe en waarom van de toepassing daarvan. Ing. J. Mulder van het C.A.R. - IJsselmeerpolders te Emmel- oord vat de daaruit verkregen gegevens als volgt samen: I PXTRA organische stof, bodemstruktuurverbetenng, op brengstverhoging en besparing op kunstmest zijn be langrijke faktoren waarom men dierlijke mest toepast, Mo menteel zijn rundveestalmest en rundveedrijfmest de twee mestsoorten die het meest worden toegepast. De aanvoer van dierlijke mest uit de „mestoverschotge- bieden" naar de Noordoostpolder is spectaculair toegeno men. Op de akkerbouwbedrijven wordt vooral op suiker bieten, maar ook op consumptieaardappelen en pootaard- appelen, dierlijke mest toegepast. In een aantal situaties blijkt bij drie bouwplannen de af braak van organische stof niet gekompenseerd te worden door de aanvoer via plantaardig materiaal van het eigen bedrijf. Gemiddelde aanvoer effektieve organische stof in kg per ha per jaar bij drie verschillende bouwplannen in de IJssel meerpolders. hoofd- groen- Bouwplan gewassen bemesters totaal A (1 op 4 consumptie aardappelen) B (1 op 3 pootaardappelen) C (1 op 3 consumptie aardappelen Ontleend aan „Bedrijfsontwikkeling' april 1976 Relatieve opbrengsten bij gebruik van wel en geen dierlijke organische mest in verschillende hoeveelheden en soorten op proefvelden in de IJsselmeerpolders bij optimale stikstof voorziening. Een extra aanvoer o.a. door dierlijke mest is in die geval len wenselijk. gewasopbrengsten worden in het eerste jaar na toe passing van dierlijke mest niet of in geringe mate verhoogd. Bij een blijvende toepassing kunnen met name bij consumptie-aardappelen gemiddeld hogere gewasopbreng sten verkregen worden. Bij de toepassing van dierlijke mest kunnen de hoeveel heden fosfaat en kalium in de mest voor honderd procent in rekening worden gebracht. Bij de toediening van stikstof-kunstmest op consumptie aardappelen hoeft in het algemeen geen rekening te worden gehouden met de stikstof uit dierlijke mest wanneer die mest lagere stikstofgehalten heeft. Met de stikstof uit o.a. de vaste pluimveemesten moet wél rekening worden gehou den. Op verscheidene bedrijven wordt bij de toepassing van dierlijke mest niet bezuinigd op kunstmest-fosfaat en kalium. Bij een verdere uitbreiding van het verbruik zal vooral aandacht besteed moeten worden aan de stankbestrijding, opslagvoorziening voor dunne mest en transportkwesties. Na oplossing van deze knelpunten zal naar verwachting het verbruik van dierlijke mest op de akkerbouwbedrijven in de IJsselmeerpolder verder toenemen. Proef Polder Soort mest Oogst jaar Gewas af- slibbaar Hoeveelh. mest Relatieve opbrengst KL 217 N.O.P. vaste 1975 poot- 10 geen 100 kippe- aardap mest pelen 15 ton/ha 100 KL 129 O. Fl. rund- 1973 con- 55 geen 100 vee- sumptie- drijf- aard- mest appelen 50 ton/ha 100 100 ton/ha 101 150 ton/ha 100 KL 129 O. Fl. kippe- 1973 con- 55 geen 100 drijf- sumptie- mest aard- appelen 20 ton/ha 100 40 ton/ha 102 60 ton/ha 104 Lov. 2c N.O.P. vaste 1959 con- 30 geen 100 stal sumptie- mest aard- appelen 1963 20 ton/ha 116 1967 1971 Jfc- - j»' i ui 1163 459 1621 1015 578 1593 1015 203 1218 De kosten die gemoeid zijn met de exploitatie van een melkstal zijn opgebouwd uit arbeidskosten en kosten voort vloeiende uit aanschaf en gebruik in de melkinstallatie en de gebouwen. Wanneer een verkeerde keuze wordt gemaakt zal dat niet alleen tot uiting komen ;n verschillen bij de aanschaf van de apparatuur maar ook ir; het gebruik ervan. Juist de ver schillen in exploitatiekosten, gekapitaliseerd over een aan tal jaren, kunnen tot een groot bedrag aanzwellen. Het is daarom uiterst belangrijk zowel de investeringen als exploi tatiekosten tegen elkaar af te wegen om tot een juiste keuze te komen, aldus J. Hop - Consulentschap in Algemene Dienst voor Boerderijbouw en -Inrichting te Wageningen. Om de kosten van de arbeid te kunnen vaststellen is het nodig te weten hoe groot de arbeidsbehoefte is bij verschil lende systemen van machinaal melken. In de volgende ver gelijkingen zal daarbij worden uitgegaan van: de achtstands visgraatstal; de twaalfstands visgraatstal met automatische afneem- apparatuur; de zestienstands visgraatstal met automatische afneem- apparatuur en automatische bediening van de meetgla- zen; de achtstands draaistal; de twaalfstands draaistal met automatische afneemappa- ratuur; de vijftienstands draaistal met automatische afneemap- paratuur en automatische bediening van de meetglazen. DE ARBEIDSBEHOEFTE VOOR HET MELKEN OP JAARBASIS Voor de bepaling van de arbeidsbehoefte op jaarbasis wordt uitgegaan van een lactatie van 10 maanden of ruim 300 melkdagen. Dit betekent dat er gemiddeld ruim 80 melkgevende koeien zijn. Voorts wordt uitgegaan van één- mansmelkmethoden met voor de genoemde melkstallen de volgende uurcapaciteiten bij het eigenlijke melken: de achtstands visgraatstal: 48 koeien, de twaalfstands visgraatstal: 66 koeien, de zestienstands visgraatstal: 80 koeien, de achtstands draaistal: 66 koeien, de twaalfstands draaistal: 85 koeien, de vijftienst&nds draaistal: 100 koeien. Door omrekening van deze capaciteiten op jaarbasis ko men hieruit de arbeidsbehoeften als gegeven in de tabellen 1 en 2. DE ARBEIDSKOSTEN Voor de arbeidskosten wordt uitgegaan van berekende kosten h f 15,per manuur. Door deze te vermenigvuldigen met de arbeidsbehoeften zoals gegeven in de tabellen 1 en 2 worden de arbeidskosten voor het melken op jaarbasis verkregen. Deze kosten moeten nog worden verhoogd met de arbeidskosten van de bijkomende werkzaamheden. Uitgaande van een constante arbeidsbehoefte voor deze bijkomende werkzaamheden van 1 uur per melkbeurt levert dit op jaarbasis nog eens 730 manuur op. DE KOSTEN VAN DE GEBOUWEN Het melkstalgebouw maakt bij de behandeling vrijwel altijd deel uit van de totale bouwsom. De kosten toegere kend aan het melkstalgebouw kunnen daardoor nogal va riëren. Bovendien spelen de omstandigheden waaronder ge bouwd moet worden een belangrijke rol, vooral met betrek king tot de grondsoort. Hiermede houdt ook nauw verband het vraagstuk van het ingebouwde of uitgebouwde melk huis. In het algemeen liggen de bouwkosten van het uitge bouwde melkhuis wat hoger dan van het ingebouwde. De meerkosten zijn echter niet van dien aard dat bij het maken van bouwplannen het uitbouwen van het melkhuis niet in de overwegingen zou moeten worden betrokken. Vooral tegen de achtergrond van uitbreidingen biedt de uitgebouw- de melkstal veel perspectief. Bij de gebouwenkosten als hierna aangegeven moet gebruik worden gemaakt van richt getallen. Als richtgetal voor de bouwkosten van de melkstal wordt gerekend met een gedrag van 300,per m2. Naar mate de melkstal groter wordt vraagt deze meer vierkante meters en stijgen dus de bouwkosten. Als nodige ruimte voor de eigenlijke melkstal worden de volgende vierkante meters aangehouden: achtstands visgraat: twaalfstands visgraat: zestienstands visgraat: achtstands draaistal: twaalfstands draaistal (rechte standen): twaalfstands draaistal met schuine standen: vijftienstands draaistal (rechte standen): vijftienstands draaistal met schuine standen: Bij de visgraatstallen hebben de grootste getallen betrek king op een melkstal met terugloopgang. Bij de kostenver- gelijking zullen deze als uitgangspunt dienen. Het aantal vierkante meters maal de bouwsom van 300,per m2 levert het investeringsbedrag. Over dit investeringsbedrag wordt 14 per jaar als kos ten in rekening gebracht. DE KOSTEN VAN DE MELKMACHINE-INSTALLATIE De kosten van de installatie kunnen ook worden benaderd. Als kosten worden opgevoerd afschrijving, berekende rente en onderhoud met de volgende percentages: 39/43 m2 50/57 m2 62/72 m2 80 m2 145 m2 75 m2 200 m2 100 m2 Visgr.-stal Draaistal afschrijving 10 12,5 gemiddelde rente 6 6 onderhoud 5 5 Totaal kosten 21 23,5 Voor de berekening van de kosten is uitgegaan van de gemiddelde investeringen die voor de verschillende instal laties nodig zijn, afgerond op duizendtallen. Deze investe ringsbedragen zijn met die van de melkstalgebouwen samen gevat in tabel 3. De investeringsbedragen in gebouwen en installaties ver tonen grote verschillen. In verband met de financiering be palen ze mede de keuze van de melkstal. DE KOSTEN VAN DE ARBEID, GEBOUWEN EN INSTALLATIES Met behulp van de berekende arbeidsbehoeften, de inves teringen in gebouwen en installaties en de daaruit voort-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 12