Congres
over de
landbouwvoorlichting
11
De vertegenwoordigers van de overheid zijn de hoofd
ingenieur-directeur en de consulenten, waaraan toege
voegd deskundigen op het gebied van landinrichting,
arbeidsvoorziening, landbouwonderwijs, veterinaire
aangelegenheden en als daar behoefte aan bestaat
andere functionarissen De hoofdingenieur-directeur voor
de bedrijfontwikkeling is secretaris van de raad. De
raad komt maandelijks bijeen. De provinciale raad heeft
tot taak een gezonde bedrijfsontwikkeling in de land
bouw te bevorderen. Eén van de middelen daartoe is de
zorg voor een goede coördinatie en samenwerking op het
gebied van de voorlichting in de provincie. Hiertoe is
overleg nodig ten aanzien van het te voeren beleid in
de voorlichting, alsmede over de voorlichtingsprogram
ma's van de diensten van overheid en bedrijfsleven.
Consulentschappen In algemene dienst
De consulentschappen in algemene dienst hebben een
landelijke taak. Elk van deze diensten bestaat uit een
consulent en slechts enkele medewerkers. Er zijn 24
van deze consulentschappen. De consulenten ressorte
ren rechtstreeks onder het ministerie in Den Haag. Elk
van hen is deskundig op een onderdeel van bet bedrijf
(vergelijk de vakspecialisten in de regionale consulent-
schappen) of deskundig wat betreft een bepaalde tak
van agrarische produktie (vergelijk de bedrijfstakdes
kundigen en de bedrijfsvoorlichters in de regionale con-
sulentsohappen)
De consulenten in algemene dienst volgen van nabü
het onderzoek en de ontwikkelingen op hun vakgebied
in binnen, en buitenland. Zij hebben een belangrijke
brugfunctie voor de overdracht van kennis naar de re
gionale consulentschappen. Omgekeerd worden zij door
de regionale consulentschappen, als gevolg van de in
tensieve contacten, voortdurend op de hoogte gehou
den van nieuwe ontwikkelingen en problemen in de
praktijk. De consulenten in algemene dienst hebben
bovendien tot taak de directie in Den Haag te adviseren
omtrent de vraagstukken waarop zij, uit hoofde van
hun functie, deskundig zijn. De volgende 11 consulent
schappen zijn deskundig op een bepaald gebied van
agrarische produktie, waarbij alle aspecten van die be
drijven, zowel de technische als de economische, betrok
ken zijnVarkenshouderij Pluimveehouderij Rund
veehouderij Akkerbouw Groenteteelt ander glas
Groenteteelt in de volle grond Bloembollenteelt
Bloementeelt Boomteelt 'Fruitteelt Champignon
teelt.
Vervolgens zijn er een 13-tal consulentschappen in al
gemene dienst die gespecialiseerd zijn in een onderdeel
van de bedrijven. Het gaat hier om de volgende vak
gebieden:
Bedrijfsuitrusting en arbeidsmethoden in de tuin
bouw;
Landbouwwerktuigen en arbeid in akkerbouw en
veehouderij;
Boerderijbouw en boerderij-inrichting in akkerbouw
en veehouderij;
Bodem, bemesting en waterhuishouding in akker
bouw en veehouderij;
Bodem, bemesting en waterhuishouding in de tuin
bouw;
Pianteziekten en onkruidbestrijding in de akker- en
weidebouw;
Pianteziekten en onkruidbestrijding in de tuinbouw;
Veevoeding;
Rundveeverbetering;,
- Melkwinning en melkhygiëne;
Zuivering van agrarisch afvalwater;
Bijenteelt, en
Tuinaanleg en tuinonderhoud.
Al deze 24 cönsulentschappen zijn onmisbare steun
punten waarop veelvuldig een 'beroep wordt gedaan.
Zg zyn een deskundige vraagbaak voor velen, zowel
naar beneden gericht (de diensten in de provincie) als
naar boven ('het ministerie in Den Haag).
Landelijke Raad voor de Bedrijfsontwikkeling
Het ministerie van landbouw hecht grote waarde aan
een goed samenspel en overleg met het agrarische be
drijfsleven. In het voorgaande werd al gewezen op het
bestaan van provinciale raden voor de bedrijfsontwik
keling. Zo is er ook een landelijke raad voor de be
drijfsontwikkeling die tot taak heeft zich te beraden
over mogelijkheden ter bevordering van een goed be
drijfsontwikkeling in de landbouw en daaromtrent voor
stellen te doen. De raad kan werkgroepen instellen ter
bestudering van problemen op het gebied van de be-
in land- en tuinbouw, worden op deze wijze vooraf in de
raad besproken. De raad, die gewoonlijk één keer per
maand bijeenkomt, bestaat uit 23 leden, waarvan 16
vertegenwoordigers van het agrarische bedrijfsleven en
7 vertegenwoordigers van de overheid.
Sociaal-economische voorlichting door de landbouw
organisaties
In de land- en tuinbouw zijn snelle ontwikkelingen
gaande. Aan de ene kant een aanhoudende bedrijfsbe
ëindiging, al of niet samengaand met beroepsovergang,
aan de andere kant een steeds verder gaande vergro
ting van de blijvende bedrijven. Al die veranderingen
grijpen niet alleen diep in in de bedrijven; ze hebben
ook grote gevolgen voor het boerengezin en het land
arbeidersgezin. De landbouworganisaties van werkge
vers en werknemers hebben speciale voorlichters in
LANDBOUWTENTOONSTELLING
IN OPENLUCHTMUSEUM
Op woensdag 12 mei a.s., 's namiddags om 16.30
uur zal ir C. S. Knottnerus, oudj-voorzitter van het
Landbouwschap, in aanwezigheid van minister mr.
A. van der Stee (landbouw en visserij) de opening
verrichten van een tentoonstelling over het boe
renleven, getiteld „Des Gerusten Lantmans?", in
het Rijksmuseum voor Volkskunde (Openlucht
museum) te Arnhem,
Deze tentoonstelling is tot stand gekomen in
samenwerking tussen de Directie Voorlidhiting en
Externe Betrekkingen van het ministerie van
landbouw en visserij en het Openluchtmuseum.
Geplaatst tegen de achtergrond van de ontwik
kelingen van de landbouw in de laatste eeuwen,
geeft de expositie o.a. een beeld van de invloed
van de landbouw op landschap, milieu, plattelands-
recreatie, alsmede volkskunst en hun uitmonding
in de huidige maatschappelijke struktuur.
De tentoonstelling is te bezichtigen tot 1 no
vember dit jaar.
dienst om de mensen te heipen deze struciUifcitt omwen
teling door te komen. Deze voorlichting, waarbij plm
21'5 personen zijn betrokken, wordt door de overheid
gesubsidieerd en is van sociale en sociaal-economische
aard. Ter illustratie een aantal zaken waaraan bij deze
vorm van voorlichting aandacht wordt besteed: schooi
en beroepskeuze, bedrijfsbeëindiging, beroepsovergang
en omscholing, bedrijfsovername, samenwerkingsvor
men, financiële regelingen in het gezin, fiscale en socia
le wetgeving, de relatie tussen bedrijfsresultaten en ge
zinsuitgaven.
De technisch-economische voorlichting van de over
heid richt zich vooral op de belangen van de bedrijven;
de sociale voorlichting van de organisaties richt zich
vooral op de belangen van de gezinnen. Beide vormen
van voorlichting worden in overleg tussen overleg en
organisaties bedreven. Dit overleg is nodig, want zo
goed ais de bedrijfsbelangen en de gezinsfoelangen el
kaar raken, zijn er ook raakvlakken bij beide vormen
van voorlichting. Dit overleg vindt plaats in de provin
ciale raden voor de bedrijfsontwikkeling en in de lande
lijke raad voor de bedrijfsontwikkeling.
De „particuliere" voorlichting
Niet alleen de overheid en de landbouworganisaties
beseffen de grote waarde van een goed gerichte voor
lichting. Ook de agrarische handel en industrie en an
dere instanties hebben begrepen dat voorlichting stimu
lerend werkt. Een onbekend, maar groot aantal perso
nen houdt zich hier mee bezig, vaak als deeltaak naast
de min of meer commerciële aspecten van hun werk.
Deze voorlichting gaat uit van leveranciers van zaai
zaad, pootgoed, plantmateriaal, bestrijdingsmiddelen,
kunstmeststoffen, veevoer, brandstoffen, machines,
werktuigen, gebouwen etc.
Niet te vergeten de omvangrijke begeleiding op het
gebied van de contractprodukties van bijvoorbeeld mest-
varkens, slachtkuikens, mestkalveren, graszaad, groen-
teconserven.
Voorts zijn er de adviseurs van de landbouwkrediet-
banken, melkwinningsadviseurs van zuivelfabrieken en
stal- en veevoedingscontroleurs. Voorlichting gaat ook
uit van de veilingen, openbare nutsbedrijven, gezond
heidsdiensten voor dieren, het verzekeringswezen e.d.
II
ONDERD jaar onderwijs, onderzoek en voorlichting
in de Nederlandse landbouw. Op een kortgeleden in
,JFlevohof' gehouden congres werd. in het bijzonder de
toekomst van de voorlrichting aan de orde gesteld, waar
bij vaak sprake was van bezinning op de taak en positie
van de voorlichters.
GEEN VOORLICHTING OP AFROEP
Tl OOR ir A. de Zeeuw, directeur-generaal voor de
*-* landbouw en voedselvoorziening van 't ministerie
van Landbouw, werd naar voren gebracht dat de voor
lichting in de toekomst duur verkocht zal moeten wor
den. Er zal vooral gekeken moeten worden naar het wer
kelijke nut van de voorlichtingsaktiviteiten. In verband
met de steeds hogere kosten is het nodig dat de ver
schillende onderdelen van het voorlichtingswerk kritisch
worden bezien en dat de prioriteiten zorgvuldig worden
afgewogen.
Van grote betekenis is een juiste inzet van de voor
lichtingsdiensten bij het „vertalen" van het in de EEG
en nationaal gevoerde landbouwbeleid, opdat de land
en tuinbouwers adequaat geïnformeerd worden over de
gevolgen van het beleid op het gebied van de markt, de
structuur in de bedrijfstakken, de kwaliteit en gezond
heid van de produkten, de sociale voorzieningen, de in
vloed van de afweging van belangen op het gebied van
de ruimtelijke ordening, de milieuhygiëne, enz. Aldus
de heer De Zeeuw, die met zijn inleiding in feite de ach
tergronden van de (veel bekritiseerde) inkrimping van
de voorlichtingsdienst min of meer belichtte!
LANDBOUW EN ECONOMISCHE GROEI
T/AN de diverse inleidingen, die alle interessant zijn,
r hebben we er een tweetal uitgekozen in verband
met het thema „bezinning".
In de eerste plaats geven we een samenvatting van de
inleiding van dr A. T. J. Nooij over /Landbouw en eco
nomische groei".
De landbouw verkeert thans in de merkwaardige po
sitie, dat de schaalvergroting in deze sector doorgaat,
terwijl de neveneffecten hiervan moeilijk zijn op te van
gen. Deze ontwikkeling wekt de indruk, dat schaalver
groting in de landbouw een nauwelijks te remmen wet
matig proces is. Er zijn echter ook sociale factoren met
een minder dwingend karakter in het geding.
Een sociale factor van grote betekenis voor het groei
proces in de landbouw is de wijze waarop de standsor
ganisaties functioneren. Deze wijze van functioneren
hangt samen met de struktuur van deze organisaties.
Er zijn omstandigheden die thans opnieuw de vraag
actueel maken naar de juistheid van het tempo van
schaalvergroting. Factoren, die hierbij een rol spelen
zijn: de situatie op de arbeidsmarkt, landschap en mi
lieu, en de houding van de boeren zelf.
Het is eenvoudiger om twijfel uit te spreken m.b.t.
de juistheid van het huidige tempo van schaalvergro
ting dan om aan te geven op welke wijze dit tempo
verlaagd kan worden. Er zijn twee alternatieven: be
heersing van de technische ontwikkeling en beheersing
van de markt. Het eerste alternatief impliceert ruim
baan voor sommige opvattingen rond landschapsbehoud:
het tweede kan uitmonden in contingentering. Beide
alternatieven zijn in de landbouw niet populair.
Een vergaande vorm van produktiebeheersing is om
verschillende redenen thans niet realiseerbaar. De
krachten in onze maatschappij die de schaalvergroting
stimuleren, blijven derhalve hun invloed op de boer uit
oefenen; politieke krachten die uit overwegingen van
landschapsbehoud de schaalvergroting afwijzen, blijven
eveneens hun invloed op de boer uitoefenen. Voor de
boer een weinig benijdenswaardige situatie. Hoeveel be
drijven moeten nog verdwijnen voordat een organisatie
mogelijk is waarbij we de produktie beter in de hand
krijgen, daardoor meer greep krijgen op het proces van
schaalvergroting, en aldus een landschap creëren dat
een afspiegeling is van eigentijdse funkties?, vroeg de
heer Nooij zich af.
DE TOEKOMST VAN DE VOORLICHTING
D EZINN1NG kwam ook naar voren in de inleiding
van drs. B. Veltman. Hij merkte o.a. op, dat voor
lichting geen eigen doelstellingen heeft. Het is een mid
del om bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. In
Nederland heeft steeds een hechte band bestaan tussen
de door de overheid betaalde landbouwvoorlichting en
het landbouwstruktuurbeleid van de overheid. Deze
nauwe relatie riep en roept nog vragen op omtrent de
doeleinden waarvoor de door de overheid betaalde en
gesubsidieerde landbouwvoorlichting wordt ingezet en
wie die doeleinden bepaalt. De heer Veltman gaf een
paar voorbeelden:
a. Rapport van de Studiekommissie ingesteld door de
Stichting van de Landbouw over de organisatie en
werkwijze van de voorlichtingsdienst (1951
„De huidige landbouwpolitiek van de regering waar
borgt de boer een redelijke beloning, maar gaat
daarbij dan ook uit van de eis, dat de produktie in
de verschillende takken van de landbouw zo hoog
mogelijk wordt opgevoerd tegen een zo laag moge
lijke kostprijs. Voor het bereiken van deze doelstel
ling vormt de landbouwvoorlichtingsdienst een mid
del, dat ruimschoots wordt toegepast" (pag. 32/33).
b. De bond gezond. Nota van het Gelders Agrarisch
Jongeren Kontakt (1976).
„Als gevolg van het huidige landbouwbeleid lag en
ligt het aksent van de voorlichting van de stands
organisaties teveel op stimulering van groei en
wordt te weinig aandacht besteed aan de sociale
positie van de boer en zijn gezin. Op deze wijze
staat de voorlchting meer in het teken van het uit
voeren van de struktuurpolitiek dan dat het belang
van de boer en zijn gezin centraal staat".
Sedert 1945 is de bemoeiing van de overheid met d,e
landbouwstruktuur toegenomen en gedetailleerder ge
worden. Niets wijst erop, dat deze overheidsbemoeiing
afneemt.
Daarom blijft naar de mening van de inleider voor
de toekomst van de voorlichting de vraag aktueeI waar
voor zij wordt ingezet en wie de doeleinden van de
voorlichting bepalen.
MENSWAARDIG BESTAAN
HET verband tussen de doelstellingen van de voor
lichting en het landbouwbeleid werd ook onder
streept door de heer J. P. Engel, die verder o.a. de
volgende stellingen poneerde:
Het beknotten van de voorlichting in haar mo
gelijkheden staat gelijk met het afzagen van de
tak, waarop land- en tuinbouw zit.
Een landbouwbeleid, dat tot gevolg heeft een
steeds stijgende produktie zonder dat daar een
koopkrachtige vraag tegenover staat, maakt
zichzelf onmogelijk.
Het landbouwbeleid (en dus ook de voorlich
ting) moet gericht zijn op een menswaardig be
staan op een bedrijf, dat de capaciteiten van de
ondernemer niet te boven gaat.
Dit was een greep uit het gebodene! Beknopt en daar
door zeer onvolledig!