<Door de ^Ürouw Jongeren en landbouwbeleid .Ons Erf" 1976 EET U FRITES OF VERANTWOORD? 23 Van jaar tot jaar orga niseert Ons Erf in sa menwerking met de plat- telandsj onger enorganisa- ties de kursus Jongeren en Landbouwbeleid. Dit jaar waren 16 jongeren uit prakties h'et hele land van 19 tot 25 januari op Ons Erf. Het programma was zo opgezet dat we begonnen vanuit de praktijk van de jonge agrariër en van daaruit vragen formuleerden voor een bezoek aan Brussel over de land bouwpolitiek. De laatste dagen stond de belangenbehar tiging door de landbouworganisaties centraal. Enkele van de konstateringen en de konkluüies van de deelne mers waren: DE OPVOLG INGSPROBLEMATIEK Rond de opvolging konsentreren zich een aantal vooral financieel-ekonomiese problemen. Het rapport jonge agrariër heeft deze problematiek bestudeerd en een aantal voorstellen gedaan. De deelnemers dringen er op aan dat deze voorstellen zo snel mogelijk realiteit worden omdat financiële problemen de overname erg verzwaren, zo niet onmogelijk maken. In dit verband is realiseren van het voorstel om per jaar ƒ7.500,vrij gesteld van loonbelasting en premieheffing 'belangrijk. Ook zou er een verlicht belasting tarief voor jonge boe ren en een vergroting van de mogelijkheid tot schenkin gen dienen te komen. Daarnaast zou de jonge agrariër in aanmerking moeten komen voor rentesubsidie bij de overname. KNELPUNTEN IN HET LANDBOUWBELEID De deelnemers menen dat de zwaarte van de over name problematiek wordt veroorzaakt door de aard van het huidige landbouwbeleid, dat nog steeds op schaal vergroting en intensivering is gericht. Daarom is een ombuiging van het struktuurbeleid in de landbouw in de richting van het middenbedrijf nodig. Het begrip „middenbedrijf" dat tegenwoordig te pas en te onpas wordt gebruikt dient te worden omschreven. De deelnemers zien een middenbedrijf in de grootte van 110 tot 120 SBE's, dit is de norm voor een volledige arbeidsplaats. Bedrijven die daar onder zitten zouden de kans moeten hebben zich hieraan aan te passen. Dit zou o.a. kunnen door jongere ondernemers die het be drijf tot ongeveer 115 SBE's willen aanpassen rente subsidie te geven. Oudere ondernemers met een bedrijf tussen de 65 en 100 SBE's zouden óf via de minimum inkomensgarantie de tyd moeten krijgen „de rit uit te zitten" af via een goede afvloeiingsregeling het bedrijf moeten kunnen beëindigen. DE GRONDPOLITIEK Grond die bij de overname in eigendom moet worden gekocht, maakt de overname onnodig zwaar. De grond prijzen worden opgejaagd door mensen en instellingen van buiten de landbouw die grond kopen of door boeren die voor veel geld zijn uitgekocht. De jonge boer komt dan niet aan de bak. De grondpolitiek zou erop gericht moeten zijn dat de grondbank meer grond onder beheer kan krijgen. Bij overname zou de vader de grond aan de grondbak mce- ten kunnen verkopen en de zoon zou het dan moeten kunnen pachten. Op deze wijze zou er meer grond in de landbouw blijven en zouden de hoge grondprijzen aan banden komen te liggen omdat speculatie uitgeslo ten wordt. In dit verband is het van belang dat de be voegdheden van de grondbank worden uitgebreid (vlgs. voorstellen rapport jonge agrariër). KONTRAKTEN Vele jonge ondernemers met name in de veredelings- sektor gaan een kontrakt aan om het risiko te dekken. Vaak is de fabrikant in het voordeel door ondeugdelijke kontrakten. Daarom dient er een modelkontrakt te ko men. De kontraktnemer moet beschermd worden tegen de industrie, zoa.s de pachter beschermd is tegen de verpachter. De standsorganisaties zouden stappen moe ten ondernemen (zo mogelijk samen met de coöperatieve industrie) om tot een model-kontrakt te komen en dit bij de wet te regelen. SOCIAAL De sociale zekerheid van boeren ligt achter bij de rest van de bevolking, m.n. de werknemers. In dit kader bepleitten de deelnemers een deugdelijke volksverzeke ring, een gegarandeerd minimum inkomen en verlich ting van de premiedruk (tot een bepaald bedrag), voor de agrarische zelfstandigen. POLITIEK In vergelijking met andere groepen van de bevolking beschikt de landbouw over te weinig politiek gewicht. De landbouworganisaties zijn hiervoor te zwak. Behalve steun te zoeken bij de traditionele C.DA. partijen, zou men ook relaties moeten onderhouden bij de linkse partijen. De emotionele vooroordelen tegen deze partijen blijken een zakelijke benadering van politieke belangen behartiging soms in de weg te staan- DE BELANGENBEHARTIGING DOOR DE STANDSORGANISATIES Het vertrouwen in de belangenbehartiging door de standsorganisaties was -maar matig. Het was ongeveer gelijk aan het landelijke gemiddelde gemeten door de NlPO-enquête uitgevoerd in opdracht van De Boerderij sept. 1975. Met dien verstande dat het vertrouwen in de topleiding van de organisaties minder was. Als reden werd hierdoor genoemd de ondoorzichtige verkiezings procedures waardoor de nieuwe mensen aan de top ge komen waren. Het vertrouwen in de Jongeren Organisaties was gro ter. Daar verwacht men meer van, al bestaat er nog wel te weinig kennis van dit werk. Kernpunt van de kritiek op de standsorganisaties is de kloof die er bestaat tussen basis en top. De top staat los van de basis. Tegelijkertijd wordt er ook een ge brek aan belangstel.ing aan de basis gekonstateerd. Ge zocht naar oorzaken vond men dat er boeren waren die in te veel besturen zaten, met name boeren die het zich konden veroorloven in besturen te zitten. Jonge boeren die hard op hun bedrijf moeten werken hebben vaak daarvoor geen tijd. Hierffoor kan het gebeuren dat het beleid maar door enkele mensen wordt bepaald, en met name door de grote boeren. Als oplossingen Voor dit pro bleem werden de volgende suggesties gedaan: betreffende de besturen: er moet een duidelijk verwachtingspatroon (pro fiel) zijn voordat iemand gekozen wordt; bestuurders zouden getest moeten worden op hun kapaciteiten ('bijv. als er 2 overgebleven zijn als kandidaat). In ieder geval moet er een goede scho ling komen; bestuurders moeten blijven meedraaien aan de basis. onder redaktie van de Redaktiecommlssle Bond van Plattelandsvrouwen voor Zeeland en Brabant Redaktieadres: Mevr. A. W. de Jonge-Jansen, Kamperlandpolder 3, Wlssenkerke, tel. 01107—610 J-IET voedsel is ons duidelijk te machtig geworden"! Deze opmerking van mevrouw dr. Van Schaik van de Voedingsraad is al vaker aangehaald omdat zij daarmee de kern van ons welvaartseten raakt. Wie weet niet dat we eigenlijk te veel eten? Je kunt je afvragen hoe dat komt. De een zegt dan: „door de welvaart hebben we te veel geld", de ander zegt: „er zijn zoveel lekkere produkten op de markt ge komen, dat je wel mee moet doen", weer een ander kijkt naar de manier waarop we ons voedsel inkopen. Op een kongres over voeding en gezondheid dat vorig jaar werd georganiseerd door het Nederlands Zuivel- bureau, zei mej. drs. A. G. Fransen, direktrice van Con sumentenbond, onder andere dit: „Ons huidige onderwijs is er niet op gericht jonge men sen op te leiden voor hun rol als konsument. Alleen in het huishoudonderwijs voor meisjes wordt aandacht ge geven aan het leren beoordelen en kiezen van hetgeen men inkoopt. Met name de kwaliteit van de voeding komt daar uitvoerig ter sprake. Dit onderwijs echter bereikt slechts 30 van de vrouwelijke jeugd. Van alle anderen, meisjes zowel als jongens, kan gezegd worden dat hun gedrag als konsument zich ontwikkelt vrijwel zonder for mele scholing. Zij kiezen slechts op grond van de erva ring die zij thuis of elders in de praktijk van het leven op doen." En wat is die ervaring? In sommige gezinnen wordt elke dag een goed uitgekiende maaltijd op tafel gebracht, maar in de meeste gevallen zal degene die huishoudt meer letten op de smaak van de gezinsleden dan op het wel of niet „verantwoord eten". Ook de tijd die je aan het klaarmaken van een maaltijd kunt of wilt geven is van invloed. Wie om half zes nog moet gaan bedenken wat er om zes uur op tafel moet komen, heeft weinig tijd om een maaltijd verantwoord uit te gaan zitten balanceren. Sommige kinderen worden opgevoed met drie keer frites in de week, anderen met een dagelijkse hap van de Chi nees, een derde soort gezin eet misschien vegetarisch. Ik hoorde ook van een gezin waar uitsluitend blikgroen- ten op tafel kwamen, zodat do kinderen bij een logeer partij ingewandstoornissen kregen van de onbespoten groente uit de „eigen tuin". J-IOE en watje ook eet, een ieder zal duidelijk zijn dat het belangrijk is om te weten Wat je eet! Niet voor niets wordt er steeds harder geroepen om meer informa tie op de verpakkingen. In de landen om ons heen zijn meer verplichtingen voor de fabrikant dan in Nederland. Wie bijvoorbeeld eens een blik 'vruchten op sap bekijkt, zal er in het Duits en Engels meer informatie op vinden. Sommige fabrikanten en bedrijven doen er wel wat aan. Bijvoorbeeld heeft Albert Heyn een stippencode op ver schillende produkten je moet alleen steeds wel de uitleg bij de hand hebben, anders weet je nog niets. Een tabaksfabrikant geeft met stippen het lage of hoge ge halte aan teer en nicotine aan op de pakjes sigaretten. Op eerder genoemd „zuivelcongres" roerde drs. C. Timmer, directeur Coöperatieve Melkcentraie en voor zitter Raad van Bestuur CMC/Melk Unie ook het onder werp informatie aan. Hij zei: „De doorsnee konsument- huisyrouw (voor zover die bestaat) werkt graag met be grijpelijke aanduidingen. Tal van woorden, door vakmen sen als gewoon ervaren, zijn immers bij het merendeel der konsumenten volslagen onbekend. Hierdoor ontstaat een groot probleem op het gebied van de informatieve etikettering. Bij konsumenentests wordt, wanneer vrije opmerkingen gevraagd worden, vrijwel nimmer gewaagd van konkrete zaken als: eiwit-, vet- of suikergehalte of van aantallen kalorieën. Men spreekt in termen als vol, romig, waterig, zuur, zwaar, dikmakend." De direkteur van C.M.C. vond het echter wel van groot belang dat er begrijpelijke informatie op de etiketten komt. Als er echt moeilijke begrippen op vermeld moeten worden, ligt hier een taak voor het on derwijs, de pers, de t.v.-voorlichting vond hij. De heer Timmer noemde de huidige aanduidingen voor de ver schillende soorten melk: volle, halfvolle en magere melk niet geheel exact maar wel erg begrijpelijk. Daarbij zou je natuurlijk ook produkten als halfboter en halvarine kunnen noemen. Al met al is het voor degene die het huishouden doet een ingewikkelde zaak goed en verantwoord in te kopen en maaltijden te bereiden. Er is een instantie die zich beijvert de helpende hand te bieden, door het organiseren van kursussen. Dat is de Stichting Huishoudelijke Voor lichting ten Plattelande. Ik zal hiernaast enkele voorbeel den van kursussen geven, ledereen, die voldoende deel neemsters aanmeldt (bijvoorbeeld het bestuur of een lid van een plaatselijke organisatie of instantie of een vrij willigster) kan een kursus aanvragen. Informatie bij de provinciale sekretariaten van de H.V.P. Voor Zeeland: Ncordeinde 14. Kloetinge (01100—15895) en voor Noord- Brabant: Spoorlaan 350 in Tilburg (013-420080).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 23