De Qaeys 6-rijige zelfrijdende bietenrooimachine is opgewassen tegen elke weersom- standigheid! I iöi r 6 rijen bieten-schoon op de wagen-in één werkgang Onkruidbestrijding gewasbescherming in uien MET IW-LAHD-EN-TVIN- mWBLAD BEREIK IK HATUURL'JK EEN GROOT KOPEK -PUBUEK PUS..., CEBECO-HANDELSRAAD 14 SNUIFMIDDELHARNIS ONKRUIDBESTRIJDING IN ZAAI-UIEN, PICKLERS, PLANTUITJES EN ZILVERUIEN |YtT voorjaar zijn de meeste zaai-uien vroeg gezaaid. Globaal gezegd is ruim de helft van het areaal in de eerste dagen en de resterende oppervlakte in de laatste week van maart gezaaid. Door het koude weer is de kieming van de vroegst gezaaide uien traag verlo pen. Het duurde als regel 5 a 6 weken voor deze uien boven stonden. Voor de in eind maart gezaaide uien was de kiemingsperiode veel korter. Hierdoor is er nogal een grote variatie ontstaan in de wijze van uitvoering van de onkruidbestrijding vóór de opkomst Op een aan tal percelen is vrij kort na de vroege zaai gespoten met een bodemherbicide, terwijl in andere gevallen gewacht moest worden tot enkele dagen voor opkomst. In het laatste geval is het bodemhei^bicide soms gemengd met kontaktmiddel. In een dergelijke situatie is voor de onkruidbestrijding na de opkomst geen uniform schema aan te geven. Af hankelijk van de resultaten van de vóór de opkomst toe gepaste middelen, de onkruidsoorten en de weersomstan digheden zijn op de bestaande situatie afgestemde maat regelen nodig. VOOR een veilig gebruik van onkruidbestrijdingsmid- delen in uien moet gewacht worden tot het gewas een lengte van 6 cm bereikt heeft. Op onkruid vrije, vochtige grond kan dan gespoten worden met propachloor (merken: Ramrod 7 kg, Lu- xan propachloor spuitpoeder 7 kg of Luxan propa chloor vloeibaar 11 1. per ha.). Propachloor werkt niet tegen bovenstaande onkruiden, ook al zijn deze nog erg klein. Als onkruiden in kiemplantstadium voorkomen, geeft een bespuiting met chloor1FC (4 l/ha) op vochtige grond kort vóór of na regen betere resulaten. (Dit middel kan tot uiterlijk eind juni in zaai-uien en tot uiterlijk eind mei in zilveruien, picklers en eerstejaars plantuien gebruikt worden. Door de teelt van gevoelige gewassen op naburige percelen of door de aanwezigheid van al te groot of ongevoelig onkruid zijn propachloor of chloor-IPC soms niet te gebruiken. In dergelijke situa ties is Lironion (5 kg/ha) het meest aangewezen middel. Het bestrijdt de meeste kleine, niet afgeharde onkruiden tot in het 24 bladstadium goed. Gras is echter onge voelig voor Lironion. Het beste tijdstip van spuiten is kort na regen. Als er daarna nog wat regen valt, kan ook op een redelijk lange nawerking via de grond gerekend worden Nieuw voor 1976 is de mogelijkheid afgehard onkruid beter te bestrijden door toe veging van 5 1. Schering 11 E olie aan Lironion. Dit is echter alleen verantwoord, als ook het gewas voldoende droog en afgehard is. In de praktijk betekent dit, dat Lironion Schering 11 E olie alleen veilig te gebruiken is na tenminste één week droog en zonnig weer. AM het gewas tot aan de oogst onkruidvrij te houden, kan bet nodig zijn later in het seizoen nog eens te spuiten met een bodemherbicide. In de meeste gevallen zult u door de kennis van uw percelen wel kunnen be oordelen of een bespuiting tegen laatkiemende onkrui den inderdaad nodig is. Het resultaat van zo'n bespuiting is erg afhankelijk van het effekt van eerder gebruikte middelen. Hiervoor geldt: hoe minder „oud" onkruid, des te beter het resultaat. Bovendien is alleen een goede werking te verwachten, als het middel nog in voldoende mate in de grond terechtkomt. Er moet dus gespoten worden voor dat de rijen elkaar raken en bij voorkeur op vochtige grond. ANDER nieuws aangaande de onkruidbestrijding is de toelating van Legurame vloeibaar (57 i/ha) voor de bestrijding van duist en tuitjesgras. Voor de plaatselijk voorkomende problemen met deze onkruiden kan een bespuiting met. Legurame de oplos sing zijn. Voor een goed effekt mogen duistplantjes niet meer dan 13 en straatgras niet meer dan 24 blaadjes hebben. Legurame werkt erg langzaam. Vooral bij koud weer kan het wel 3 a 4 weken duren voordat het onkruid gaat afsterven. Tenslotte zijn voor de bestrijding van groot onkruid nog de kontaktmiddelen Certro; 20 (2 1.), Actril <1 1.) en zwavelzuur s g. 1.84 (5080 1. per ha) beschikbaar. Zwavelzuur geeft verreweg de beste bestrijding van ganzevoetachtigen. Voor een algemeen gébruik zijn deze middelen te gevaarlijk voer het gewas. Als de onkruid bestrijding door het falen van eerder genomen maatre gelen is mislukt, kan een bespuiting met één van deze midde.en in een goed afgehard gewas van 1015 cm lengte nog wel zinvol zijn. Om al te grote risiko's op schade te vermijden, is het wel gewenst vooraf een des kundige te raadplegen. HOC WMK IK EEN GOEDE PR'JS VAN DIE TRAKrO# p ne*eN,vnnüA.u.B. één yooeiÉN UW pop po&N Dat heeft de 6-rijige Claeys bietenrooier in 1974 overduidelijk bewezen. Waar andere machines niet uit de voeten konden, daar werkte de Claeys. Ruim 350 ha werden geoogst, zonder problemen, met nauwelijks enig structuurbederfvandegrond. Opvallend was: zeer grote capaciteit weinig tarra geen beschadiging grote bedrijfszekerheid Technische bijzonder heden: hydrostatische aan drijving op alle wielen comfortabele cabine vibrerende, zelfzoekende rooischaren O 9 Schema vibrerende, zelfzoekende rooischaren. PAS OP VOOR SCHADE AAN NABURIGE GEWASSEN! Propachloor moet niet bij zonnig, warm weer gebruikt wor den, als naast het te bespuiten perceel tulpen staan die bijna of igeheel in bloei zijn. Hierdoor bestaat gevaar voor het optreden van „kiepers". ic Chloor-IPC kan schade veroorzaken aan vlas, blaauwmaan- zaad, bloeiende granen en grassen en aan komkommers, augurken, tomaten en meloenen. Wanneer één van deze ge wassen op een afstand van minder dan 200 m. wordt geteeld, wordt het gebruik van chloor-IPC afgeraden. e STEENWIJK Postbus 19 Telefoon 05210-3341 TWEEDEJAARS PLANTUIEN IYE meeste plantuien zijn eind februari geplant. Er is dus al overal met een bodemherbicide gespoten. Hoelang het middel werkt, hangt af van het spuittijdstip, het gébruikte middel, onkruidsoorten en de weersomstandigheden. Naarmate we verder in 'het voorjaar ko men, ontwikkelt zich vroeger of later echter toch weer nieuw on kruid. Als dit onkruid net op het jiuiste moment bestreden wordt, moeten later in het seizoen agressieve middelen (Certrol20, Actril of zwavelzuur) gebruikt worden. Deze middelen kunnen veel beschadi ging aan het loof veroorzaken. Het is daarom veel beter de onkruiden tijdens of direkt na de kieming te lijf te gaan met minder agressieve middelen. Onkruid in kiemplantstadium dus net doorgekomen onkruid is met chloor-IPC (4 1.) meestal heel goed te bestrijden. De bespuiting moet dan wel kort vóór of na regen op vochtige grond worden uitgevoerd. Een bespuiting met chloor-IPC is moge:ijk tot uiterlijk half mei. Onkruid in het 24 bladstadium is afdoende te bestrijden met Lironion (5 kg/ha) of Bladex (1 kg/ha). Natuurlijk geldt ook hier, dat Lironion alleen niet afgehard onkruid goed bestrijdt. WINTERUIEN 1\E in 1974 voor de teelt van winteruien geïntroduceerde Japanse U rassen hébben in de afgelopen winter voor het eerst vorst van betekenis meegemaakt. De voorlopige indrukken van een ingestelde enquête naar de omvang en de ervaringen met de teelt van winteruien zijn, dat de ontwikkeling van het gewas vóór de winter erg belangrijk is geweest voor de overwintering. Als regel zijn de in de tweede helft van augustus gezaaide percelen goed de winter^ doorgekomen- De meeste in september gezaaide win teruien, die vóór de winter nog klein waren, zijn wegens de slechte stand na de winter inmiddels omgeploegd. Van het in 1975 uitgezaaide areaal winteruien is nu nog ongeveer de helft over. Om in de komende maanden het gewas vrij van onkruid te houden, is het nodig attent te zijn op doorkomend onkruid. Onkruid in kiem plantstadium kan op vochtige grond bestreden worden met chloor-IPC; voor wat groter onkruid (2—4 bladstadium) komt Lironion het meest in aanmerking. In teeltseizoen 1974/1975 werd op sommige percelen het gewas aan getast door de schimmel Botrytis allii. Hierdoor sterven kleine uieplan- ten af. Het is daarom raadzaam het gewas regelmatig op aantasting te kontroleren. Deze is te herkennen aan het het grauwgrijze schimmel- pluis, dat net boven de grond op de uiepianten voorkomt. Een bestrij ding hiervan is mogelijk door een bespuiting met een systemisch fungicide, die zonodig na enige tijd nog eenmaal herhaald kan worden. GEWASBESCHERMING Bladvlekkenziekte en valse meeldauw. Bladvlekkenziekte in het uieloof wordt veroorzaakt door de schimmel Botrytis squamosa. Deze ziekte verstoort de groei en de afrijping van het gewas. De gevolgen hiervan zijn opbrengstderving en afwijkingen in vorm en sortering. Van valse meeldauw is de laatste jaren weinig hinder ondervonden. Bladvlekkenziekte en valse meeldauw zijn te voorkomen door regel matig voorbehoedend te spuiten met maneb/zijiéb of mancozeib (dosering 3 kg/ha). Het tijdstip voor het begin van de bestrijding en de frequentie van spuiten zijn afhankelijk van de ontwikkeling van het gewas en de weersomstandigheden. Als regel wordt met de bestrijding begonnen, als de planten elkaar tussen de rijen raken Tijdens vochtig weer is een spuitfrequentie van éénmaal per week aan te bevelen; in droge perioden mag er langere tijd tussen twee bespuitingen verstrijken. Wanneer tijdens regenachtig weer het loof vroegtijdig gaat strijken, geven maneb/zineb of mancozeb vaak geen afdoende bescherming tegen bladvlekkenziekte meer. Het eerst gestreken loof wordt dan onvoldoende door de sproeivloeistof geraakt, terwijl er onder 'het loof een konstant vochtig klimaat heerst. Dit geldt vooral voor de dichte loofmassa van zilveruien en eerstejaars plantuien. (Zie verder pagina 15

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 14