Afscheid
Ir. C. S. Knottnerus:
Ik heb mijn
best gedaan, ik kon
niet beter
,,Ach, eigenlijk was dat heel eenvoudig, 's Ochtends
twintig over acht ging ik de deur uit, naar Roosendaal.
Daar pikte ik de trein naar Den Haag of Utrecht. Maar
wel vijf dagen in de week!' Hij lacht verontschuldigend;
wat is er nog meer te zeggen over zijn dagindeling? De
interviewer zit evenwel met de opdracht een-dagje-Knott-
nerus te beschrijven. Met dit antwoord komt hij niet veel
verder. Maar de scheidende voorzitter van KNLC en Land
bouwschap laat zich niet verleiden een min of meer sche
matisch overzicht van zijn werkdagen te schetsen.
Aan het eind van ons gesprek laat hij een klein, bedui
meld papiertje zien met daarop geschreven de vertrektij
den van de treinen uit Brussel naar het noorden. „Don
derdag zat ik altijd in Brussel", zegt hij. Zó eenvoudig als
hij zijn dagindeling aanvankelijk voorstelde, is het dus ook
weer niet.
GROOTVADERS' WIJZE LESSEN
Cornells Samuel Knottnerus werd vierenzestig jaar ge
leden géboren in het Groningse Midwolda. Toen hij ze
ven jaar was, overleed zijn vader als een der laatste
slachtoffers van de Spaanse griep. Het akkerbouwbe-
drijf, waar de familie ongeveer tien jaar had gewoond,
werd verkocht. Cees Knottnerus groeide op in Scheem-
da. Hij was vaak te vinden op de boerderij van een oom.
Daar kreeg hij aardigheid in het boerenwerk. De zater
dagen werden benut met bezosk aan grootvader van
moederszijde Sieto Robert Mellema. Grootvader Melle-
ma was toeziend voogd van Cees Knottnerus en hij vond
het nodig zijn kleinzoon enige wijze levenslessen mee te
geven. Knottnerus; „De laatste tijd gebeurt het nogal
eens dat ik zeg: mijn grootvader heeft mij geleerd, dat
En het klopt meestal. Hij was zelf trouwens ook
nogal voor de publieke zaak. Raadslid, wethouder. Het
zo-wat-voor-de-club-doen heb ik van hem".
De invloed van de familie is echter niet zo groot ge
weest dat het Knottnerus heeft kunnen verhinderen de
confessionele politieke idealen de rug toe te keren en
te kiezen voor een meer liberale opstelling. Hij zet zich
af tegen het socialisme. „Een heleboel mensen valt het
moeilijk verschil te maken tussen socialisme en sociale
inslag. Ik ben bepaald wel sociaal ingesteld. Maar socia
listische dogma's zijn mij vreemd", zegt hij. „Midden in
de crisisperiode ben ik bij kennis gekomen. Wij hébben
toen veel gediscussieerd over politiek en vooral land
bouwzaken. Ik ben toen heel duidelijk gaan beseffen dat
de theorie van: alles kan met de prijzen geregeld wor
den niet klopte. We moeten streven naar stabiele prij
zen en gemeenschappelijke regelingen die de individuele
ondernemer voldoende ruimte laten initiatieven te ont
plooien. Planmatige economie, dat is altijd slavendrij-
ven'.'
DURE KERELS
Knottnerus was vierentwintig jaar toen hij zijn studie
aan de Landbouwhogeschool richting akkerbouw, vol
tooide. Nadat hij zijn HBS-diploma in Groningen had ge
haald, aarzelde hij tussen een verdere studie in Delft en
Hebt u hobby's?
„Elke middag 'ga ik fietsen in de bossen met mijn
leeftijdsgenoten en verder erg veel biljarten en
mijn vrouw wat vertroetelen".
Nog wensen op uw leeftijd?
„Ja, zeer zeker. De grootste wens is nog vele jaren
in goede gezondheid met mijn vrouw hier te mo
gen wonen". Daaraan toevoegend ^de tweede wens:
„Nog vele jaren met de auto te mogen rijden en
bij de O.V.M. van de Z.L.M. te Goes verzekerd
blijVen. Ondanks mijn leeftijd mag ik nog graag
Nicolaas Mesu is ok één van de
gelukkigen die 25 jaar schadevrij
gereden heeft. De 72-jarige Klaas
Mesu is geboren op de hofstede
„Twistvliet" te Vrouwenpolder en
heeft daar 34 jaar geboerd. Hij
heeft destijds het bedrijf van zijn
vader overgenomen en nu runt
zijn zoon het bedrijf.
Hebt u inderdaad schadevrij gereden?
„Ja, vanaf het behalen van mijn rijbewijs heb ik
schadevrij gereden. Jammer dat ik in februari j.l.
Wageningen. De aardigheid die hij voelde voor het boe
renvak gaf de doorslag. In Wageningen was hij erg ac
tief in het studenten-verenigingsleven.
Na een jaar in Ede de officiersopleiding gevolgd te
hébben, werd het tijd om werk te vinden. Dat was niet
zo'n eenvoudige opgave, zoals Knottnerus zelf vertelt.
,Je kon terecht bij het ministerie van Landbouw, in het
onderwijs of de voorlichting. Maar daar betaalden ze
niet meer dan honderd gulden in de maand, hoewel het
officiële salaris rond de tweehonderd vijftig gulden be
droeg. De coöperaties waren niet zo happig op de Wa-
geningers, want ze vonden het eigenlijk maar dure ke
rels. Uiteindelijk kwam ik terecht bij het Instituut voor
Rationele Suikerteelt, voor de vorzorging van proef-
veldjes bij de boeren. Het was een secuur werkje en ik
was er eigenlijk niet zo geschikt voor".
LERAAR JEN (BOER
Toen Den Haag beter ging betalen werd Knottnerus
in 1937 leraar aan de Middelbare Landbouwschool en de
Rijkslandbouwwinterschool te Dordrecht. Hij denkt met
genoegen terug aan die tijd. „Ik had nooit geleerd om les
te geven. Ze zetten je er zo voor. In het begin probeerde
ik de jongens veel te veel bij te brengen. Als ik dan la
ter overhoorde, bleken ze tweederde niet begrepen té
hébben. Dan moest ik weer opnieuw beginnen. Bij het
lesgeVen moest je zo'n beetje van alle markten thuis
zijn. Van de veehouderij bijvoorbeeld wist ik weinig af.
Ik moest hele verhalen afsteken over hoe een koe in me
kaar zit. Door de leerlingen een paar lessen in de boek
jes voor te blijven, lukte dat aardig. Overigens had ik
wel plezier in het lesgeven. Een nadeel was dat je ook
uren niets te doen had. In de zomermaanden deden wij
dienst bij het consulentschap. Ik kom nog dikwijls oud
leerlingen van mij tegen". Hij bleef tot 1943 leraar in
Dordrecht.
Zijn leraarschap werd onderbroken door de mobilisa
tie. „Augustus 1939 werd ik naar De Peel gedirigeerd,
soldaten bezig houden. Dat was vrij slecht werk. Geluk
kig hadden wij paarden. Die geven meer werk dan een
geweer. Daar ben je gauw op uitgepoetst. Weet je trou
wens dat wij daar in november 1939 dus, de groetplicht
al hébben afgeschaft? Je kwam elkaar de hele dag om
de haverklap tegen. Wij hadden met niemand iets te
maken; dus weg met dat gegroet".
De eerste oorlogsjaren combineerde Knottnerus het
leraarschap in Dordrecht met het boerenvak. In 1941 was
het gezin Knottnerus op de sohoonouderlijke boerderij
in Steenbergen gaan wonen. Hij was niet de enige les
gevende boer in Dordrecht. Ook ir Geuze, de latere voor
zitter van de ZLM, combineerde deze functies. Samen
waren zij betrokken bij de oprichting van de Hogere
Landlbouwschool in Dordrecht.
AMBTENAAR
Na de bevrijding van Zuid-Nederland moest Knottne
rus zich melden bij het militair gezag, dat toen in Brus
sel gevestigd was. Hij werd toegevoegd aan de Commis
saris voor bevrijde gebieden. Eenmaal in Den Haag gear
riveerd, werd hij directeur van het Bureau Grondstof
fen van de directie van de Voedselvoorziening. Het bu
reau was belast met de distributie van grondstoffen.
Daar werkten toen 125 mensen. „Stik druk hadden wij
het", zegt Knottnerus. „Als je niet iedere dag schoon
schip maakte, zat je binnen de kortste keren in de rot
zooi!" Hij heeft ervoor geijverd de distributie zo snel
mogelijk tot verleden tijd te maken. Het ambtenaar-zijn
lag hem echter niet zo goed. „Ik was niet van plan om
ambtenaar te blijven. Dat had ik allang bekeken. Dat
wou ik niet. Kijk, bij Grondstoffen zat ik nog niet eens
zo slecht. Ik had daar weinig met anderen te maken".
Nadrukkelijk voegt 1:ij eraan toe: „Ik heb altijd graag
zelf willen beslissen wat en hoe ik moest doen. Dat zit
er nou eenkeer ingebakken".
Achteraf bezien vindt hij het wel een nuttige periode.
„Ik heb er geleerd hoe'het ambtelijk apparaat werkt, 't
Is heel belangrijk te weten bij welke kerel je moet be
ginnen als je iets bereiken wilt. Als het niet nodig is,
moet je nooit bij de hoogste baas beginnen. Toen ik bij
Grondstoffen zat, kreeg ik ook van die verwijsbriefjes in
de trant van: gelieve dit en dat. De ene keer was het
zus en de andere keer zo. ,Nou, dat kon ik niet hoor.
Hoewel op den duur was ik er misschien ook wel aan ge
wend".
TREFPUNT JDE WITTE"
Een van de laatste echte Haagse bolwerken tegen de
schade heb moeten claimen. Ik hoop dat dit de
eerste en de laatste keer zal zijn".
In welk jaar behaalde u het rijbewijs?
„In 1950 behaalde ik mijn rijbewijs. Ik deed slechts
één keer examen. Dat viel me alles mee. Als bij
zonderheid vermeld ik daarbij dat ik in 1947 ook
nog examen (rijvaardigheidsproef) moest doen met
de traktor. De heer Visser (de directeur van de
Technische school) was de examinator. Enkele
straatjes met de traktor doorrijden en het was be
keken".
Met hoeveel auto's hebt u 25 jaar schadevrij gereden?
„Dat waren achtereenvolgens een Renault, een
Fiat. een Austin en nu weer een Fiat. Grote reizen
heb ik met de auto nooit gemaakt. Naar schatting
rijd ik 8009 km per jaar, dat betekent in die 25
jaar 200.000 km schadevrij".
Bent u wel eens door een ander aangereden?
„In Vrouwenpolder werd ik een keer geramd door
een autobus en vorig jaar op het bedrijf van mijn
zoon door een auto van twee Duitse jongens. In
beide gevallen werd de schade bij derden ge
claimd. De O.V.M. van de Z.LJM. heeft dus een
goedkope aan mij gehad".
Wel eens een bekeuring gehad?
„Ik wil voorop stellen dat ik een voorzichtige rij
der ben, hetgeen blijkt uit mijn schadevrij rijden.
Wat bekeuringen betreft ben ik even voorzichtig,
hedendaagse nivellering is de Nieuwe of litteraire socië
teit De Witte aan het Plein. In de eerste na-oorlogse jare
was dit waardig instituut gevorderd voor dorstige en
hongerige ambtenaren. Ook ministers en landibouwvoor-
mannen kwamen daar. Knottnerus kwam er o.a. in aan
raking met de heren Staf en Louwes. Knottnerus: „Je
ging graag in het kringetje bij H. D. Louwes zitten, dan
had je de kans op een borrel. Louwes dronk zelf niet.
Interessant waren de beschouwingen en discussies over
de politiek en de landbouwpolitiek in het bijzonder. Zo
leerde ik via De Witte een heleboel mensen van de land
bouw kennen".
Eind 1949 vroeg ir Staf, toen directeur-generaal voor
de landbouw, Knottnerus' medewerking voor het stich
ten van een instituut voor landbouwtechniek. Hij werd
de eerste directeur van het ILR.
Lang 'heeft dat niet geduurd, want toen de organisto-
rische opbouw rond was en aan de meer zichtbare bouw
van het instituut begonnen zou worden, kwam het ver
zoek van het KNLC om H. D. Louwes als voorzitter op
te volgen. In de algemene vergadering van november
1950 werd hij benoemd.
NIET ZO /GEWELDIG
Omdat hij niets voor een verdere ambtelijke loopbaan
voelde, koesterde Knottnerus al langere tijd het plan om
terug te gaan naar de boerderij. „Ik vond wél, dat ik dan
weer iets zou moeten gaan doen, maar om te zeggen: dat
moet het KNLC zijn Zo geweldig vond ik het niet".
„Kijk", antwoordt hij op onze vraag waarom hij dan toch
het voorzitterschap aanvaardde, ,ik heb het gedaan, om
dat toch iemand het moest doen. Bovendien had ik tijd
over, want mijn zwager en ik waren bezig samen een be
drijf van 130 ha op te zetten, waarbij zo vergaand moge
lijk gemechaniseerd zou worden. Ik dacht toen al: da
gelijks twee bazen over de vloer kan nooit goed gaan.
Daarom heb ik het verzoek van het KNLC niet wegge
gooid. 't Was allicht te proberen. In het begin viel het
no;g niet zo mee. De oude garde was gewend geraakt aan
Louwes en of zij mijn optreden zo'n succes vonden.
In 1952 werd Knottnerus lid van het hoofdbestuur van
de Stichting voor de Landbouw, de voorloper van het
Landbouwschap dat in 1954 van start ging. Knottnerus
werd meteen lid van bestuur en dagelijks bestuur. Vanaf
die tijd groeit de lijst met functies die hij vervult of ver
vuld heeft.
(Zie verder pagina 10)
want in 1973 kreeg ik pas mijn eerste bekeuring.
In Middelburg reed ik in verkeerde richting (één
richtingsverkeer). Het kostte mij 10,
Drinkt u wel eens een borrel als u auto moet rijden?
„Zeer zelden, alleen tijdens feestjes. Donderdags
bezoek ik altijd de Middelburgse markt, maar daar
héb ik nog nooit een borrel gedronken. Ach, waar
om ook! Thuis smaakt een borrel net zo lekker".
Voelt u zich nog steeds veilig achter het stuur?
„Beslist wel. Autorijden doe ik nog steeds met erg
veel plezier. Het is wel meer uitkijken dan 25 jaar
gelden. Enerzijds vanwege het steeds toenemende
snelverkeer, anderzijds omdat er harder wordt ge
red en en de jeugd van vandaag een andere stijl
van rijden heeft. Dat alles is echter voor mij geen
reden om ermee te stoppen".
Wat doet u als rustend landbouwer met de vrije tijd?
„Momenteel ben ik mijn huis aan het schilderen
zoals je ziet, en als ik zin heb, ga ik naar „Twist
vliet" wat helpen bij mijn zoon op de boerderij.
Daar is altijd wel wat te doen voor een zeventiger.
Ook ga ik wel eens een middagje dammen met mijn
leeftijdsgenoten. Speciale hobby's héb ik niet. Dat
is ook niet nodig, want ik héb 'het nog net zo druk
als een klein baasje".
Hebt u nog wensen?
„Neen, geen wensen. Wel wil ik nu reeds de O.V.M.
van de Z.L.M. gelukwensen met het 25-jarig jubi
leum en zs daarbij nog vele produktdeve jaren toe
wensen".