Problemen bij zaaien
en verzorgen van
winterwortelen
16
CONSULENTSCHAP
v. d. TUINBOUW GOES
F. VADER
1. de grond wat aan te dru'kken;
2. de ruggen onderling even hoog te maken. Hiervoor
is het nodig om een rol van ongeveer 3 m te ge
bruiken;
3. de ko<p van de rug voldoende V-lak te maken om er
op te kunnen zaaien. Als de kop te smal is, va.t het
zaad te veel aan de rand, waar gauw moeilijkheden
ontstaan door droogliggen of afspoelen. De kop van
de rug moet ongeveer 20 cm breed zijr-
De zwaarte van de rol moet aangepast worden aan de
grondsoort. Als de rol te zwaar is, worden de ruggen te
veel weggedrukt, a!s hij te licht is, is het effekt te
gering.
De laatste jaren is er een toenemende belangstelling
voor de teelt van winterwortelen. De oppervlakte van
dit gewas wordt daardoor nogal uitgebreid. Daarnaast
is er ook een toename van het areaal dat gekontrateerd
wordt. Een en ander blijkt duidelijk uit de volgende
talbel:
Oppervlakte winterwortelen (bron: C.B.S.)
1973 1974 1975
Oppervlakte in Nederland 973 ha 1136 ha 1384 ha
Waarvan geteeld
op kontrakt 181 'ha 269 iha 387 ha
Ook in Zeeland is er sprake van uitbreiding van de
teelt van winterwortelen, m.n. op de lichte gronden op
Schouwen-iDuiveland en in de Braakmanpolders. Omdat
het voor velen een nieu/we teelt is, lijkt het ons nuttig
om, aanvullend op het artikel Rassenkeuze en teelt van
winterwortelen in het blad van 30 januari j.l., enkele
punten te behandelen waarop bij deze teelt gelet moet
worden.
GROND EN BEMESTING
Wortelen vragen een losse grond. Het is daarom aan
te raden om de grond goed diep los te maken. Als er
vaste plekken in de grond voorkomen reageren de wor
tels hierop door zijtakken te vormen. Dergelijke vertak
te wortels worden als tarra gerekend.
Het gewas winterwortelen vraagt een matige bemes
ting. De behoefte aan stikstof is 70 a 80 kg kg N per ha.
Ook aan de fosfaatvoorziening stelt het geen hoge eisen.
By een goede fosfaattoestand van de grond is een gift
van 50 a 70 kg P205 per ha meestal genoeg. Winterwor
telen vragen wel een vrij zware kalibemesting. Bij een
goede kalitoestand is het advies ongeveer 250 kg K20
per ha.
Wortelen worden algemeen geteelt op ruggen. In de
eerste plaats gebeurt dit, om met een aardappelrooier
te kunnen oogsten. In verband daarmee wordt deze teelt
alleen uitgeoefend op lichte grond (max. 20 afslib-
baar). In de tweede plaats is de vorm van de wortels
mooier, als ze op ruggen geteld worden. De wortels zijn
langer en slanker en hebben minder gauw neiging om
te vertakken.
Een nadeel van het telen op ruggen is. dat het zaad
vlug droog kan liggen, waardoor er moeilijkheden met
de kieming kunnen ontstaan. Om het risico hiermee te
verkleinen, is het noodzakelijk om veel aandacht te be
steden aan het maken van de ruggen.
Een goede rug moet bezakt en vochthoudend zijn, om
het mogelijk te maken dat het zaad ook bij droog weer
voldoende vocht op kan nemen om te kiemen. Het is
daarom aan te raden om de ruggen zo vroeg mogelijk
klaar te maken, in ieder geval nrinstens drie weken vóór
het zaaien!
Na het maken van de ruggen worden ze vlak gerold.
Het doel hiervan i§:
Om de gewenste sortering te krijgen is het aantal planten per
strekkende meter van belang.
Het zaaien van winterwortelen wordt in veel gevallen met
een precisiezaaimachine gedaan.
ZAAIEN
De beste zaaitijd is begin mei. Het zaaien wordt de
laatste jaren vooral uitgevoerd met precisiemaohines,
om de vrij kleine hoeveelheden zaad goed te verdelen.
Het meest wordt gébruikt de Stanhay Mark II. Deze
heeft n.l. een brede band, waardoor er twee rijtjes tege
lijk per rug gezaaid worden.
Zeer belangrijk is de zaaidiepte. Omdat het in mei dik
wijls droog is, kan het zaad te weinig vocht hebben om
IN T KORT
JOIJ het zaaien van winterwortelen moeten en-
Lkele zaken goed in de gaten worden ge
houden:
1. De grond goed los maken.
2. Tijdig een goede rug maken. Goede ruggen
moeien bezakt zijn; onderling even hoog liggen
en de kop moet ongeveer 20 cm breed zijn.
3. Niet te diep zaaien.
4. De te gebruiken hoeveelheid zaad moet aan
gepast worden aan de bestemming. Voor indu
strieteelt zal de gewenste hoeveelheid door
gaans 1 a 1,2 kg per ha zijn. Voor de consump
tieteelt is de gewenste hoeveelheid 1,5 2 kg
per ha.
5. De onkruidbestrijding kan het veiligste na op
komst gebeuren.
6. Over de rassen is in een eerder artikel (30-1-
'76) reeds geschreven!
te kiemen. Wortelzaad mag 1V/2 cm diep gezaaid wor
den. Dit is dieper dan b.v. witlofzaad. Bij te ondiep zaai
en is er een grote kans op een onregelmatige opkomst.
Ook de hoeveelheid zaad is dikwijls een punt van
discussie. Dit is afhankelijk van versdhillende faktoren,
zoals:
1. de gewenste sortering. Voor de industrie heeft men
liefst een grove wortel; voor de verse consumptie
een matig grove wortel. In het eerste geval is 40 a 50
planten per strekkende meter rug een goede stand.
In het tweede geval moet men streven naar 60 a 70
planten per meter.
2. de kiemkracht van het zaad. In de meeste gevallen
ligt dit tussen 80 en 90
3. de grofheid van het zaad. De grofte van het zaad
kan van jaar tot jaar en van partij tot partij sterk
uiteen lopen. Het wordt uitgedrukt in het gewicht
van 1000 korrels. Het 1000 korrelgewicht van winter
wortelen kan variëren van 0,8 tot 1,4 gram. Het is
dus zeer belangrijk om daar een indruk van te heb
ben.
In sommige gevallen staat het op de verpakking.
Meestal is het echter niet bekend. Men kan dan een
monster laten onderzoeken door het Proefstation
voor de Zaadcontrole, Binnenhaven 1 te Wagenin-
gen. Een bepaling van de kiemkracht (z.g.n. oriën
terend onderzoek) en van 'het 1000-korrelgewicht
kost incl. BTW ongeveer 35. Hiervoor moeten on
geveer 1000 korrels opgezonden worden.
4. de te verwadhjten opkomst. De opkomst is afhanke
lijk van de grondligging, het weer e.d. Het is dus
van te voren niet te bepalen. De veldopkomst kan
variëren van b.v. 40 tot 90
Met deze gevens en veronderstellingen kan men de
volgende voorbeelden uitrekenen,
gewenste aantal
planten per meter 50 50 70 70
dit is per ha 660.000 660.000 930.000 930.000
kiemkracht v. h. zaad 85 85 85 85
1000 korrel-gewicht 0,9 gr. 1,2 gr. 0,9 gr. 1,2 gr.
opkomst van
kiemkrachtig zaad 50% 50% 50% 50%
kg zaad per ha 1,4 kg 1,9 kg 2,0 kg 2,6 kg
opkomst van
kiemkrachtig zaad 70 70 70 70
kg zaad per ha 1,0 kg 1,3 kg 1,4 kg 1,9 kg
(Zie verder pag. 20.)
(Vervolg van pag. 15)
Correct spoorvolgende constructies zijn alleen te realise
ren bij geleidingssystemen, waarbij een rail, kabel, geultje,
ploegsnede e.d. worden afgetast. Dergelijke systemen bren
gen hoge kosten met zich mee, aangezien elke gestuurde
as van een servobesturing moet worden voorzien. In de bin-
nenbocht naderen de werktuigen van een treincambinatie
elkaar {zie afb. 4).
„Trein"-combinatie in de bocht.
Het gevaar, dat de werktuigen elkaar gaan raken, neemt
toe naarmate de werkbreedte groter wordt.
Door berekeningen is het in principe mogelijk vast te stel
len hoe groot de afstanden tussen de assen en de geledings-
punten moeten worden genomen om een bepaalde minimium-
boogstraal te kunnen berijden. Een algemene, eenvoudige for
mule is hiervoor niet te geven, aangezien het aantal in te
voeren systeemconstanten tamelijk groot is. Men komt dan
al snel tot een vergelijking van de achtste orde, die in het
algemeen niet eenvoudig is op te lossen. De aangewezen
methode om diverse afstanden voor de praktijk te bepalen is
een grafische, waarbij de ruwe omtrekken van de trekker
en de getrokken werktuigen in tekening worden gebracht.
Naarmate het aantal geledingen toeneemt, vormt 'het ach
teruitrijden een groter probleem. Een trekker met één aan
gehangen werktuig (enkelassig) is vrij gemakkelijk achter
uit te zetten, bij twee is dit zeer lastig en slechts over korte
afstanden uitvoerbaar, terwijl het bij grotere aantallen ge
ledingen onmogelijk is. Alhoewel voor dit soort grote en
zware combinaties het achteruitrijden weinig toepassing zal
vinden blijft het toch een punt van overweging.
Het wegenverkeersreglement voor de landbouw kent voor
het transport over de openbare weg reeds een uitzondering.
Achter een landbouwtrekker mogen maximaal twee wagens
of getrokken werktuigen worden meegevoerd. Ook in ver
band met de manoeuvreerbaarheid {achteruitrijden) moet
worden afgezien van combinaties met meer dan twee getrok
ken werktuigen of werktuigcombinaties achter een trekker.
VOORWAARDEN
Om combinaties van werktuigen goed te laten functione
ren, zal aan een laantal voorwaarden moeten worden vol
daan.
Bereikbaarheid van de verschillende werktuigen. Het vul
len van de voorraadbakken en de tanks moet snel en gemak
kelk kunnen worden uitgevoerd, evenals het onderhoud en
het verhelpen van storingen. Bij het samenstellen van een
combinatie moet hiermee rekening worden gehouden.
Het niet gemakkelijk bereikbaar zijn werkt deprimerend
op de bedieningsman en verlaagt zijn prestaties. De machi
nes die het meeste onderhoud vragen of de meeste storin
gen geven, moeten op de 'best bereikbare plaats worden ge
monteerd.
Overzicht op het geleverde werk. De plaatsing van de
werktuigen dient zodanig te zijn, dat het geleverde werk snel
en goed kan worden beoordeeld. De taak van de bestuurder
wordt verlicht, wanneer het beoordelen van het geleverde
werk kan gebeuren in zijn gezichtsveld. Dit houdt in dat
de werktuigen zoveel mogelijk vóór de bestuurder worden
geplaatst. Een andere mogelijkheid is om de bestuurders
plaats transportabel te maken, zodat bij iedere combinatie
de beste positie kan worden bepaald.
Het verwisselen van de werktuigen. Het öan- en afkoppe
len van de werktuigen moet snel en eenvoudig door één man
kunnen worden uitgevoerd. De trekker 'kan dan voor meer
doeleinden worden gebruikt. De praktijk heeft bovendien
aangetoond dat het ombouwen van machines, vooral in een
drukke periode, niet te veel tijd mag vragen. Het aantal be
schikbare mensen is te gering en de loonkosten zijn te hoog.
Capaciteit van de werktuigen. De prestaties van de machi
nes voor een combinatie moeten in ha/h ongeveer dezelfde
zijn. Een belangrijk facet hierbij is, dat het vullen van de
voorraadbakken en de tanks gelijktijdig kan gebeuren. Wat
de capaciteiten betreft, moeten de rijsnelheden van de werk
tuigen, waarmee kan worden gewerkt, gelijk zijn. Is het ver
schil hiervan te groot dan worden de werktuigen met een
grote capaciteit slechts ten dele benut. In dergelijke gevallen
zal een ander werktuig moeten worden gekozen of dienen
de bewerkingen gescheiden te worden uitgevoerd. Op gro
tere bedrijven, met meer arbeidskrachten, kunnen bewer
kingen gescheiden worden uitgevoerd, wanneer een werk
tuig eeni capaciteit heeft, die een veelvoud! is van het andere.
Storingen. Storingen hebben tot gevolg dat de gehele com
binatie uitvalt, tenzij het kapotte werktuig kan worden ver
vangen. Een goed onderhoud is dan ook een eerste vereiste,
evenals het aanschaffen van betrouwbare werktuigen. Bij de
enkelvoudige bewerkingen kan een storing eenvoudiger
worden opgevangen door een ander werktuig in te scha
kelen.
Controlemiddelen en automatisering. Het gelijktijdig moe
ten controleren en 'bedienen van een aantal werktuigen legt
geestelijk een zwaardere 'belasting op één persoon dan bij
het werken met één afzonderlijk werktuig. Dit kan worden
verminderd door de werking van een machine zoveel mo
gelijk automatisch te laten controleren. Op de meeste ma
chines moeten dan één of meer controlesystemen worden
gebouwd, zodat de trekkerbestuurder vanaf zijn zitplaats de
werking ervan op een instrumentenpaneel kan „aflezen".
Afstandssignaleringsapparatuur wordt thans nog maar op
zeer beperkte schaal in de landbouw toegepast. Een enkele
maaidorser is uitgerust met een korrelverliesmeter. Dit in
strument geeft een indicatie van die zeef- en sohudderver-
liezen. Verschillende maaidorsers zijn voorzien van een
claxon, die een signaal geeft, wanneer de ruimte boven de
sohudders volloopt. Ook preoisiezaahnachines zijn wel met
controleapparatuur uitgerust. Op andere machines is bijv.
de toerenteller, het peilglas of de manometer een 'bekend
accessoire.
Een controlesysteem zal meestal gericht moeten zijn op
de werkdiepte, de werking van bepaalde draaiènde delen,
de vuMingsgraad van bijv. tank of bak en evt. de „doorstro
ming" van een produkt (zaad of vloeistof) door de machine.
Voor iedere machine behoort dan op de trekker een eigen
controlekastje aanwezig te zijn, zodat bij het niet goed func
tioneren van een 'bepaald gedeelte of element de bestuurder
een waarschuwing krijgt. Dit kan gebeuren in de vorm van
een opflikkerende rode lamp en/of een geluidssignaal .alsook
door het aflezen van een aantal meters. Het Kaatste vraagt
echter wel meer aandacht en inspanning van de bedienende
persoon. Elk controlekastje moet gemakkelijk uitwisselbaar
zijn.
In hoeverre zo'n systeem nog verder moet worden geper
fectioneerd, zal afhankelijk zijn van de opgedane ervaring.
De mogelijkheid bestaat de trekker automatisch te laten
stopp>en, wanneer deze van het weiktuig een storingssignaal
ontvangt. In de publikatie is een overzicht van de verschil
lende instrumenten, resp. van de mogelijkheden voor con
trole op de werking van de werktuigen opgenomen.