VEEHOUDERIJ
Voldoende diep gepoot Goed opgebouwde rug.
gezaaid. Hoe later men zwaait, hoe meer geldt
dat men, als er eenmaal gezaaid is, de be
handeling met Pyramin gf met Merpelan AZ
niet onnodig moet uitstellen.
Enige vroeggezaaidepercelen zullen in
april al wel zover ontwikkeld zijn, dat een
behandeling met Betanal óp zijn plaats is.
Voor een goed effekt op zoveel mogelijk on-
kniid(soorten) wordt vaak nog te laat ge
spoten, zelden te vroeg. Rijeribehandeling is,
economisch gezien, aantrekkelijk, maar
vraagt wel bijzonder secuur werken.
UIEN
yOOR de opkomst van de uien zal veelal
nog een behandeling met Gramoxone
of Reglone tegen de dan 'boven staande on
kruiden uitgevoerd moeten worden. Gramo
xone niet vlak voor de opkomst. Na de op
komst van de uien zijn er meerdere moge
lijkheden mits over vochtige grond wordt
gespoten. Deze zijn bijvoorbeeld 46 liter
Chloor IPC, Ramrod of ook nog wel Alicep.
Het gewas moet minstens 6 cm lang zijn. Bij
het toepassen van Chloor EPC dient gelet te
worden op buurpercelen vlas, folauwmaan-
zaad en bloeiende granen en graszaad. Te
gen bovenstaande onkruiden kan in reeds
bovenstaande uien ook nog gespoten wor
den met 5 kg Lironion. AJs laatste middelen,
die eigenlijk meer gezien moeten worden als
noodmaatregel, kunnen nog genoemd worden
1 liter Actril, 2 liter Certrol 20 of 50 tot 80
liter zwavelzuur per ha. Tegen grasachtigen
kan eventueel met Legurame gespoten wor
den.
blijven. De grond dient voldoende diep te
worden losgemaakt om de mais op de juiste
diepte 57 cm) te kunnen zaaien. Het
zaad dient tegen vogels de fritvlieg ontsmet
te zijn. Vanaf 20 april kan reedis gezaaid
worden. Bij koud weer kan dit nog wel eens
enig risico met zich meebrengen, dit omdat
mais duidelijk een gewas is dat niet tegen
koude kan. Bij veel later zaaien na 8 tot 10
mei wordt de kolfvorming ernstig vertraagd,
wat ook ongewenst is i.vjn. het afrijpen, het
tijdstip van oogsten en de opbrengst. Het on
kruid kan goed chemisch bestreden worden
met 2 kg Atrazdn per ha. Dit dient kort na
het zaaien te geschieden. Daar waar het
moeilijk te bestrijden onkruid hanepoot, ook
wel wilde mais genoemd, voorkomt kan
kort voor het zaaien het middel Sutan tegen
5 liter per ha worden toegepast. Dit middel
dient direkt goed te worden ingewerkt.
Ook is het mogelijk om tegelijk met een
wat lagere concentratie Atrazin 4 5 liter
Lasso mee te verspuiten. Kort voor de op
komst van de mais kan voor reeds boven
staande onkruiden eventueel nog 34 kg
Bladex gebruikt worden.
Men kan ook vlak voor het inscharen 30 kg/
ha magnesiet over het gras strooien en dit
na een week steeds herhalen. Het regelma
tig strooien van magnesamon als NJbemes-
ting werkt op verschillende zandgronden
gunstig.
Wanneer men verschijnselen van kopziek-
te (lagere melkgift afzonderen van de
koppel wilde blik en oren achterover)
constateert, dient men onmiddellijk de die
renarts te waarschuwen.
Het bijvoeren van energierijk krachtvoer
aan hoogproduktieve koeien blijft noodzake
lijk voor een hoge melkgift. Men moet dus
niet veronderstellen, dat er geen krachtvoer
meer nodig is ,ails de dieren in de wei lopen.
Ddt kost alleen prodiuktie, waardoor lagere
jaarproduktie.
Jonge kalveren of pinken, die voor het
eerst in de wei zijn, dient men niet steeds in
één perceel te laten weiden, maar iedere 14
dagen over schoon grasland te laten beschik
ken. Worden percelen gemaaid, dan is het
nagras hiervoor een uitermate geschikte
weide.
VOEDERPLAN OPSTELLEN
Voor de volgende winter moet nu reeds
aan het voedierplan worden gedacht. Hier
mede houdt het voederwinningsplan van
grasland verband en eventueel ook het
bouwland.
Voor de zomerperiode is 1100 kg ZW per
melkkoe, 700 kg ZW voor pinken en voor
kalveren 200 kg ZW nodig aan ruwvoer uit
weidegras. Naarmate er meer vee wordt ge
houden is er meer grasland nodig. Bij een
veebezetting van 3 melkkoeien 1 pink
1 kalf (4 GVE) per ha grasland is er 4200 kg
ZW nodig voor beweiden. Eén hectare gras
land kan 45005500 kg ZW opbrengen. Er
kan dus weinig meer worden gemaaid- voor
wdntervoer van grasland in die vorm van
voordroogkuil of hooi.
Een lichtere veebezetting per ha grasland
Voorbeeld
Gemengd bedrijf met 22.00 ha cultuur
grond, waarvan 13 ha grasland en 9 ha
'bouwland. Er zijn 30 melkkoeien 10 pin
ken 10 kalveren.
Behoefte in de weideperiode:
30 melkkoeien x 1100 kg ZW 33.000 kg ZW
10 pinken x 700 kg ZW 7.000 kg ZW
10 kalveren x 200kgZW 2.000 kg ZW
totaal 42.000 kg ZW
Aanbod 13 ha 4800 kg ZW 62.000 kg ZW
Te maaien voor voordroogkuil/hooi 20.000
kg ZW of 12 ha (sneden) 100
Voor de winterperiode is nodig 40 GVE x
1000 kg ZW 40.000 kg ZW. Er is nog
tekort aan 20.000 'kg ZW!
Van die 9 ha bouwland kan 3 ha snijmais
k 6700 kg ZW 20.000 kg ZW voor de ont
brekende aanvulling zorgen. Wanneer de
'helft van het ruwvoer uit voordroogkuil/
hooi 'bestaat en de andere helft uit snijmais
of vervangende produkten, kan van een gun
stige rantsoenopbouw worden gesproken.
De minimale hoeveelheid die kan worden
aangehouden is 300 kg ZW als voordroog-
kuil/hooi voor 'het samenstellen van een be
hoorlijk rantsoen in de winterperiode. Naar
mate er meer energierijke ruwvoeders in het
rantsoen voorkomen, zal er meer eiwitrijk
krachtvoer worden ingeschakeld.
GEBRUIK VAN GRASLAND
1. Tracht die produktie van grasland op te
voeren. Jong gras is kwaliteitsgras en
moet zoveel mogelijk worden benut.
INSEKTENBESTRIJDING
MAIS
^E oppervlakte korrelmais zal evenals
het vorige jaar van beperkte omvang
gU de insekteribestrijding zullen we al
leen moeten letten op de vroege ak-
•kerthrips. Deze kan voorkomen in niet met
Temi'k behandelde bieten en verder in vlas,
blauwmaanzaad en erwten en dan vooral in
een periode met langdurig koud weer. Soms
kunnen ze ook nog in andere gewasseri voor
komen. Als één van de meest gerichte be
strijdingen geldt 1,6 liter parathian 25 per
ha. 'Doordat er al erikele jaren aanmerkelijk
minder erwten zijp geteeld, zijn die kansen
op het voorkomen van bladrandkevers in
erwten betrekkelijk klein geworden. Indien
noodzakelijk kunnen deze ook met 1,6 liter
parathion 25 per ha bestreden worden.
het gemengde bedrijf is de maand april een zeer drukke maand. Naast het
zaaien, poten en bemesten van het bouwland, vragen ook het vee en het grasland
alle aandacht. Als het weer gunstig Is zal het vee vroeg naar buiten kunnen. Zo zal
men het melkvee steeds op de melkproduktie moeten blijven controleren. Ook het
jongvee vraagt aandacht.
In de praktijk wordt er te weinig gelet op de behoefte van de dieren. Wil men
in de veehouderij een goede rentabiliteit bereiken, dan zal men ook goed moeten
voeren. Dit betekent genoeg zetmeelwaarde en eiwit geven. Op verschillende be
drijven wordt aan jonge en groeiende dieren vooral te weinig eiwit verstrekt. Willen
we later een goede melkkoe hebben, dan zal in de jeugd voldoende krachtvoer nodig
zijn. Met f 50,extra te besteden aan krachtvoer tijdens de stalperiode, zullen de
pinken na 2 maanden weidegang ƒ100,meer waard zijn. Doordat het rantsoen
beter is aangepast zullen de dieren beter doorgroeien. Er behoeven geen pinken als
kalveren fn de wei te gaan!
Hoogproduktieve melkkoeien ontvangen nog al eens te weinig zetmeelwaarde in
het rantsoen. Er wordt nogal eens gezegd: een goede melkkoe geeft zichzelf weg.
We zien deze dieren veplal in conditie achteruitgaan. De kunst is om deze koeien
genoeg kwaliteitsvoer tê geven. Met meer krachtvoer van de juiste samenstelling
(voldoende energie) is dikwijls een hogere produktie te bereiken en zijn de dieren
in een redelijke conditie te houden. Iln de praktijk komen nog heel wat melkkoeien
voor, die een hogere produktie kunnen bereiken, mits er voldoende aandacht wordt
besteed aan een goede verzorging en voeding. Voor een betere melkproduktie is
melkcontrole, een goede stierenkeuze en het bijhouden van een goed administratie
onmisbaar. Een koekalender behoort niet alleen op elk melkbedrijf aanwezig te zijn,
maar ook te worden bijgehouden. Het zal zeker bijdragen in de rentabiliteit van uw
veestapel.
Kledn hoefblad in bloeiende toestand. Juist nu kost bestrijding weinig moeite en is
zeer effectief.
OVERGANG VAN STAL
NAAR WEIDE
De overgang van stal naar weide is voor
het vee zeer groot, «et inscharen dient dan
ook geleidelijk te verlopen. Percelen met een
hoog kaligehalte (en een zware N-bemes
ting) zijn zeer gevaarlijk voor het optreden
van kopcdekte(versahijnselen).
Als voorzorgsmaatregel kan men aan het
melkvee anti-kopzdektekoek verstrekken.
zal meer gelegenheid geven om meer winter- 2.
voer in de vorm van voordroogkuil/hooi te
winnen. Het is jammer dat nog veel veehou
ders niet beseffen, dat voordroogkuil een
foeter voer is dan hooi.
Door het bijvoeren van ruwvoer als snij- 3.
mais, 'bietenkop blad, voeraardappelen
e.d. (arbeidsintensief) of extra krachtvoer
(duurder) kan een gedeelte gras worden be- 4.
spaardi en is er meer gelegenheid om te
maaien voor wintervoer. Weliswaar gaat dit
met heel wat zorg, arbeid en kosten gepaard.
5.
De omstandigheden liggen van bedrijf tot
bedrijf verschillend. Om de voederpositie
voor het komende stalseizoen te waarborgen
moet gerekend worden op de volgende hoe
veelheden: g.
melkkoeien 1000 kg ZW, pinken 650 kg
ZW, kalveren 350 kg ZW ofwel afgerond
1000 kg ZW per grootvee eenheid (GVE).
Kan men onvoldoende voer van het gras
land winnen, dan zal men bouwland moeten 7.
inschakelen voor het telen van voedergewas
sen, bijvoorbeeld snijmais, ofwel voer moe
ten aankopen.
Aangezien snijmais in het winterrantsoen
een 'belangrijke plaats kan innemen, verge
lijken wij de opbrengst in voederwaarde van 8.
1 ha snijmais met 7000 kg ZW met de vol
gende produkten:
0,80 ha voederbieten of 41.000 kg voeraard
appelen 9.
34'/2 ha verse 'bietenkoppen -f blad of 4
6 ha ingekuilde bietenkoppen blad
130.000 kg verse natte pulp of 10.500 kg
droge pulp
4 5 sneden grasland' maaien 20 ton hooi 10.
of 28/35 ton voordroogkuil
6080 ton maaikneusgras/klavers.
Voor het opstellen van een voederplan
willen we een voorbeeld geven.
Vroeg beginnen met weiden en maaien.
Dit betekent reeds beginnen als er een
halve snede staat. Men krijgt dan groei-
trappen en een betere arbeidsverdeling.
Het vee niet in langer gras dan 12 cm
inscharen.
Als er gemaaid wordt een stoppellengte
van 5 k 6 cm aanhouden. Dus maai appa
ratuur juist afstellen.
Bij het maaien moet één snede gras
hoogstens 3—4000 kg drogestof/ha zijn.
Dit is 57 ton voordrooggras of 35
ton hooi.
Een korte veldperiode aanhouden. Iede
re dag later oogsten betekent opbrengst-
verlies. Gemiddeld kan men 3 k 5 dagen
aanhouden.
Gras jong geoogst betekent betere her-
groei, kwaliteit en hoge totale op
brengst. Oud gras heeft minder kwali
teit, slechtere nagroei en geeft uitein
delijk lagere opbrengst per ha.
Strooi na elke snede direkt N. Blijf aan
dacht besteden aan een goede beweiding
en mogelijkheden van voederwinning.
Afhankelijk van het aanbod van gras
moet dn overeenstemming met de pro
duktie voldoende en goed krachtvoer
worden gegeven.
Voor een goedie produktie van het vee
is een regelmatige controle noodzakelijk.
Blijf aandacht besteden aan een goede
graslandexploitatie. Zodoende is een
hoger rendement te bereiken.
13