,c\ v
KOOPERATIE IN DEZE TIJD
zuidelijke landbouw maatschappij
zl.m
)AG 26 MAART 1976
SSfavQ - No. 3324
land-
tuinbouwblad
("}NDER deze titel mochten wij enige weken geleden
in een inleiding voor koöperatiebestuursleden te
Goes een aantal bouwstenen voor een daarop volgende
forumdiskussie aandragen.
Omdat men binnen het bestek van een korte inleiding
zich nu éénmaal tot de hoofdpunten moet beperken en wij
de indruk hebben dat een en ander niet altijd vlekkeloos
in de provinciale pers is overgekomen, willen wij hier op
een paar besproken punten nog wat dieper ingaan.
Uitgangspunt voor ons vormde de stelling dat de koö-
peratie zich de laatste 50 jaar een onmisbare plaats bin
nen de agrarische sektor heeft verworven en zonder twij
fel belangrijk heeft bijgedragen aan de versterking van de
positie van boer en tuinder. In dat kader heeft de land-
bouwkoöperatie in zijn algemeenheid zeker voldaan aan
het deel waarvoor ze steeds is opgericht, namelijk het
dienen van het boerenbelang gezien op korte termijn of
op langere termijn.
De kernvraag waar het nu om gaat is in feite: Hoe kan
de landbouwkoöperatie in al haar verschijningsvormen
ook vandaag de dag en in de komende tijd het beste de
belangen van boer en tuinder dienen? Van de vele ont
wikkelingen en knelpunten die daarbij een rol spelen noe
men wij onder meer: de sterke concentratietendens en de
daarmee verband houdende problemen van eigen identi
teit, afstand lid tot de kop e.d.; de onderlinge konkurren-
tiede neiging tot uitbreiding van het aantal taken binnen
één koöperatie; de interne financiering en de verantwoor
delijkheid; de verhouding lid - niet lid; de interne centrale
en toezichtmogelijkheden en moeilijkheden voor gekozen
bestuurders. Op een paar van deze punten willen wij iets
dieper ingaan.
ONS COMMENTAAR
In dit No.
Beleidsdebat in Kamer
pag. 4
Erfpacht, nieuwe toe
komst voor oude vorm
pag. 5
Akkerbouw Nu pag. 6
Nieuws uit de gewas
bescherming smid de len-
sektor pag. 8
Het drijfmestsysteem
in grupstallen pag. 12/13
Veehouderij en Hinder
wet pag. 15
Voor de Vrouw pag. 23
CONCENTRATIE EN IDENTITEIT
CR is vandaag de dag geen koöperatie meer die de
laatste jaren niet bij één of andere fusie of samen
werking is betrokken geweest. Op zich zeker geen slechte
zaak in een maatschappij waar vele strukturen aan wijzi
ging onderhevig zijn. Het betekent wei dat bijna elke koö
peratie (evenals overigens ook vele partikuliere bedrij
ven) zich in een of andere overgangsfase bevindt of deze
net achter de rug heeft. Zuivel, aan- en verkoop, suiker,
boter, veilingen, om maar een paar voorbeelden te noe
men. Veel nieuwe strukturen, besturen, namen en niet te
vergeten afkortingen worden daarbij gevormd. Voor vele
leden van de basis zal het niet altijd even gemakkelijk
zijn zich meteen met de nieuw gevormde koöperatieve
eenheid te vereenzelvigen. Zeker niet omdat de individu
ele boer ^eelal van meerdere koöperaties, waar ook struk-
tuurwijzigingen plaats vinden, lid is. Dit laatste wordt van
uit de gezichtstaak van één bepaalde koöperatie nog wel
eens gemakkelijk over het hoofd gezien. Zeker waar de
verschillen in ontwikkeling bovendien groot zijn en som
tijds moeilijk te doorgronden, moet voorkomen worden
dat het lid van de basis door de bomen het bos niet meer
ziet.
Daarom lijkt ons, zonder dat er natuurlijk sprake van
bevriezing van aktiviteiten op dit gebied behoeft te zijn,
voor de komende tijd enige rust en stabilisatie binnen de
bestaande of zich nog vormende strukturen aan het koö-
peratiefront gewenst.
UITBREIDING AKTIVITEITEN
£ÉN van de meest in het oog springende ontwikke
lingen van de laatste jaren is zonder twijfel het feit
dat vele koöperaties hun aktiviteiten hebben uitgebreid
tot andere produkten of sektoren dan waar ze oorspron
kelijk voor zijn opgericht. Een verbreding van het taken
pakket ofwel binnen de landbouwsektor, ofwel daar vol
ledig buitenom.
De argumentatie voor uitbreiding van het aantal akti
viteiten is meestal gelegen in zaken als: het beter kunnen
benutten van bepaalde aanwezige produkiefaktoren; het
spreiden van risiko's ofwel het via toevoeging van een
opvolgende fase in het produktie- en afzetproces beter tot
waarde kunnen brengen van het hoofdprodukt. De vraag
of een uitbreiding van het takenpakket wezenlijk in het be
lang van de boer en tuinder als lid is, is zeker niet een
voudig te beantwoorden. Naar onze mening is uitbreiding
van het werkterrein der koöperatie in elk geval heel wat
minder vaak een boerenbelang als nu wel eens wordt ver
ondersteld.
Zo bestaat het gevaar bij uitbreiding van het aantal akti
viteiten binnen de landbouw dat koöperaties als eikaars
direkte konkurrent gaan optreden. En evenals het elkaar
bekonkurreren in eikaars primaire afzetregio's, is ook de
ze konkurrentie in strijd met de belangen van boer en
tuinder. Immers een dergelijke konkurrentie kost altijd
(boeren)geld!
BRANCHEVERVREEMDING
WOORTS kennen we in een toenemend aantal geval-
len het verschijnsel dat koöperaties zich gaan be
zig houden met aktiviteiten die geheel of bijna geheel
buiten de agrarische sektor liggen. Waar een binding met
de bedrijfsbelangen volledig ontbreekt is een dergelijke
aktiviteitenuitbreiding naar onze mening zelden of nooit
in bet belang van de boer of tuinder. In de grond van de
zaak betekent het immers bijna altijd het aangaan van
nieuwe financiële risiko's, het doen van nieuwe investerin
gen e.d. op kosten van uiteindelijk het boerenlid. Het mo
tief dat hem (het lid) dat voordeel oplevert (b.v. door ver
groting van de uitbetalingskapaciteit of door grotere kor
tingen op aangekochte produkten) gaat volgens ons niet
op. Het is immers een voordeel wat het lid dan krijgt als
gedwongen belegger van gelden en NIET als agrarisch
producent. Vooral diegenen die in feite niet de mogelijk
heid hebben om als belegger op te treden (o.a. jonge on
dernemers met zware lasten) worden erdoor gedupeerd.
Overigens is het uiteraard iedere keer weer een moei
lijke zaak om te bepalen of in een konkrete situatie er nog
wel van een boerenbelang bij het aangaan van een nieuwe
aktiviteit gesproken mag worden of niet. Vandaar dat wij
ons ook van het vermelden van met genoemde aktiviteiten
hebben onthouden, zoals de provinciale pers in haar ver
slaggeving ten onrechte deed voorkomen!
KADERTRAINING
A L met al achten wij dergelijke bijeenkomsten voor
koöperatiebesturen uit velerlei sektoren een goede
zaak. Wij hopen dat na de opheffing van het landbouw-
koöperatiecentrum daar mee doorgegaan kan worden. Het
ware overigens daarbij te overwegen om de aktiviteiten
van dit gezamenlijk orgaan van koöperatie en standsor
ganisatie ook nog op een hiermee verband houdend ge
bied te richten, n.l. dat van de begeleiding, training en
bijscholing van funktionarissen en besturen binnen onze
landbouwgelederen. Immers daaraan ontbreekt het, be
halve een topkaderkursus en regelmatige bijscholing van
SEV-funktionarissen, voor het overige nog volledig aan;
zowel op regionaal als landelijk niveau! De na de ophef
fing van het L.C.C. overgebleven gelden zouden mede
door deze taken ongetwijfeld hun rente kunnen opbren
gen. Zoals het op landelijk niveau in de toekomst ge
wenst lijkt meer financiële armslag aan een Stichting Pu
blic Relations te geven, zodat deze stichting niet alleen
haar uitermate belangrijke werk ten aanzien van het be
drijven van Public Relations voor de land- en tuinbouw
nog verder kan uitbreiden, maar mogelijk ook het bege
leiden van het kader binnen de land- en tuinbouw gestal
te kan geven.
LUTEIJN