Het drijfmestsysteem in grupstallen voor melkvee Zomerstalvoedering en mestafvoer bij ligboxenstal Specialist boerderijbouw, C,A.R~—Goes, J. H. v. NIEUWENHUIZEN, MAAST de beschikbare mechani- sche mestafvoersystemen schuif- stang of rondgaande ketting) js het ook mogelijk oan het (drijfmestsys teem toe te passen. In Zeeland is dit systeem op veel bedrijven in ge bruik. Op vrijwel alle bedrijven met het drijfmestsysteem is men over de werking tevreden. Het geeft een arbeidsbesparing, hetgeen vooral op zaterdag en zondag belangrijk is. Verder geeft het voordelen bij het melken, vooral bij het op stal mel ken in de zomer, er rijn geen grup- staanders meer en vrijwel geen on derhoudskosten. De kans op speen- betrappen blijft wel aanwezig. Het is wel noodzakelijk dat iedere dag de roosters en de rubbermatten worden gereinigd en er voldoende aandacht wordt besteed aan het vastzetten van de koeien. Gebruik van de koe- trainer is aan te bevelen. Bij ge bruik daarvan is een langere stand lengte mogelijk (150165 cm). Voor de gehele installatie moet onthef fing worden aangevraagd bij het Ministerie van Sociale Zaken te Voorburg, door een erkende instal lateur worden aangelegd, waarna het onthieffingsformulier naar daar moet worden ingezonden Om het drijfmestsysteem goed te laten werken, moet bij de inrichting van de stal aan een aantal voor waarden worden voldaan. Alvorens tot aanleg over te gaan, is het dan ook verstandig het systeem eerst eens op een aantal bedrijven goed te bekijken en advies te vragen bij uw bedrijfsvoorlichter. Alle in dit artikel genoemde prijzen zijn inclu sief B.T.W. De ervaringen met vleesvee op een grupstal met drijf mest zijn niet ongunstig. Het is veel beter om deze dieren te huisvesten op roostervloe- ren. GRUPVORM ÏIE grup is meestal rechthoekig van vorm met van on- der iets afgeronde hoeken. Bodem en wanden van de grup moeten zo glad mogelijk worden afgewerkt. De wanden van de grup worden meestal als halfsteensmuur (11 cm) gemetseld met kalkzandsteen klinkers. Het is ook mogelijk de wanden te storten van beton. Het plaatsen van de bekisting kost echter veel tijd. Als grupbreedte woxdt 76 cm aangehouden, waardoor de group met een genormaliseerd rooster van 79,5 cm breedte kan worden afgedekt. Om te voorkomen dat de gier sneller naar de mestopslag afvloeit dan de vaste mest, moet de grup horizontaal worden gelegd. Bij een gruiplengte van 20 meter kan met een diepte van 60 cm worden volstaan, terwijl bij een lengte van 30 meter minstens 100 cm nodig is. De afstand van de stal naar de mestopslag is hierbij ook van groot be lang. Bij een normale mestconsistentie behoeft bij deze graipdiepten geen water te worden toegevoegd. De mest van droogstaande koeien en jongvee is edhter soms zo stijf, dat toevoeging van water gewenst is. Vaak kan worden volstaan met het water, dat nodig is voor het schoonmaken van de mestgang, terwijl bij nieuwbouw het regenwater via de afvoerpijpen naar de grup wordt gebracht. De kosten aan riolering kunnen hierdoor ver vallen. Staat het jongvee op een aparte rij, dan moet hiervoor een diepere grup worden aangeraden. Staat het jongvee en het melkvee op één rij, dan dient het jong vee zo dicht mogelijk bij de mestopslag te worden ge plaatst. De grup moet aan het eind van de stal afgesloten kun nen worden met een schuif. Deze schuif is bij voorkeur vanplaatstaa en wordt bij het begin van de stalperiode neergelaten. Bij een lege grup is het beter o min de grup eerst een laag water te brengen Dit is nodig om te voorkomen dat te veel gier door de droge grupwan- den wordt opgezogen en de eerste mest op de bodem kofht te liggen. Na enkele waken kan de schuif gedeel telijk worden opgetrokken. De mest drijft dan vanzelf heel langzaam naar de mestopslag en is er verder wei nig toezicht meer nodig. Bij veel dikke mest komt het langzaam drijven soms tot stilstand. In dergelijke gevallen is het beter om de schuif neer te laten en deze eerst weer op te trekken zodra in de stal de mest bijna tegen de roosters is ge komen. Nadat de grup is leeggelopen, wordt de schuif weer neergelaten. Het metselen van een drempel op het eind van de grup is niet aan te bevelen, omdat de grup daardoor minder diep wordt! ROOSTERSl 1\E grup is inwendig meestal 76 cm breed en wordt af- gedekt met een genormaliseerd rooster van 79,5 cm breed. Er zijn echter ook roosters van 70 en 100 cm breed in de handel. Er zijn twee soorten roosters in de handel, namelijk het gietijzeren rooster en het gegalva niseerde stalen rooster. Gietijzeren roosters hebben een langere levensduur, doch vragen een hogere investering. Het is wenselijk oan na de stajperiode de roosters goed schoon te maken. Tijdens de stalperiode dienen de roos ters dagelijks met een harde bezem of hark schoonge maakt te worden. Stalen roosters kosten circa 80,en gietijzeren rooster circa f 155,per strekkende meter, inclusief B.T.W. STANDLENGTE IMJ het drijfmestsysteem kunnen roosters en stand op gelijke hoogte liggen of ligt de stand circa 8 cm ho ger dan het rooster. De voorkeur wordt gegeven aan de UET proefstation voor de rundveehouderij heeft een publikatie uitgegeven over onderzoekingen, gedaan op de Waiboerhoeve in 1974/75. Hierin wordt o.a. voe derwinning en opslag, voeding van melkvee in de weide- periode, krachtvoer in de vorm van brij, melkwinning en arbeidsverbruik in diverse melkstallen, inrichting van lig- boxenstallen en vleesproduktie met stieren en schapen behandeld. Over de onderwerpen „zomerstalvoedering van vers gras en mestafvoer uit ligboxenstallen" ontlenen wij het volgende artikel. Deze publikatie kan besteld worden door storting van f 10 op giro 2307421 van het Proefstation voor de Rund veehouderij te Lelystad, met vermelding. Publikatie Nr. 4. Door het op de markt komen van opraapwagens die rechtstreeks in de voergoot lossen en de methode van maaien en laden in één werkgang is de laatste jaren de belangstelling voor zomerstalvoedering toegenomen REDENEN OM ZOMERSTALVOEDERING TOE TE PASSEN |VE redenen om zomerstalvoedering toe te passen va- riëren nogal maar hangen vooral samen met een slechte verkaveling, moeilijkheden bij de beweiding (zeker op vertrappingsgëvoelige grond moet rekening worden gehouden met extra grote beweidingsverliezen) en een te geringe bedrijfoppervlakte Bij zomerstalvoe dering kan de veedichtheid 0,40,5 gve per ha hoger zijn dan bij beweiding. Om deze reden wordt zomerstal voedering op een aantal kleinere bedrijven toegepast. Bij een goede graslandverzorging en een stikstofbemes ting van ca 400 kg N per ha kan dan bij een veebezet ting van 2,83,0 gve per ha ook nog voldoende ruwvoer voor de winter gewonnen worden. Ook op zeer grote bedrijven met meer dan 150 koeien wordt zomerstal voedering toegepast. Vooral op grote bedrijven met ver trappingsgëvoelige grond kunnen niet alleen de kansen op zodebesdhadiging en grote beweidingsverliezen bij slechts weer een bezwaar vormen bij beweiding, ook ex tra werk bij het melken kan een probleem zijn. Dieren met erg vuile uiers geven veel oponthoud bij het mel ken, terwijl ook het ophalen van grote koppels koeien, in het bijzonder bij geen of onvoldoende verharding, veel tijd gaat kosten. (Bij perceelsafstanden van 1000 m wel tot 3 kwartier a 1 uur per keer). Een ander punt waarover onvoldoende bekend is, maar dat wel als ar gument voor gehele of gedeeltelijke zomerstalvoedering aangehaald wordt, is de mogelijkheid om sterke dalingen in melkproduktie, die bij beweiding bij slecht weer kun nen optreden, beter op te vangen. Vooral bij hogere pro- dukties zou dit argument dan sterteer kunnen spelen. NADELEN VAN ZOMERSTALVOEDERING IN vergelijking met beweiding heeft zomerstalvoede- ring van vers gras enkele belangrijke nadelen. als gevolg .van een geringe grasopname is gemiddeld meer krachtvoer nodig dan bij beweiding. In begro tingen wordt bij stalvoedering met voordroogkuil, met vers gras en bij beweiding gerekend met ds-op- lïamen uit ruwVoer per dier per dag van resp. 9 a 10 kg, 11 a 12 kg en 13 a 14 kg. (gemiddeld voldoende voor resp. ca. 6, 16 en 22 kg mellk per dier per dag). het dagelijks gras halen kan, speciaal in de weekein den een zware belasting vormen. aan de graslandexploitatie worden, speciaal bij de sterke grasgroei in mei extra ho£e eisen gesteld om dat naast het dagelijks voeren ook een belangrijk deel van de voederwinning uitgevoerd moet worden Het gevaar bestaat dat men eind mei te oud gras gaat voeren terwijl ook het voor de voederwinning te maaien gras te oud wordt Om zoveel mogelijk gras van goede kwaliteit (1700 a 2500 kg ds/ha of een graslengte van 15 a 20 cm) te kunnen voeren is het extra belangrijk dat in het voorjaar zo vroeg moge lijk, zodra maaiibaar gras aanwezig is met stalvoede ring begonnen wordt. Tevens kan er aan gedacht wbiden een deel van de ruwvoederwinning uit te be steden aan de loonwerker of, op daarvoor geschikte gronden, een deel van het wintervoer te telen in de vorm van snijmais. ook in de zomer moet bij onvoldoende opslagmoge lijkheden veel mest uitgereden worden, het is daar bij van gro-ot belang de mest zodanig uit te rijden dat de grasopnaime niet nadelig wordt beïnvloed. NOG VEEL VRAGEN IN DE PRAKTIJK HET eventueel op grotere schaal toepassen van zomer stalvoedering in de praktijk zal mede afhangen van het zo goed mogelijk uitbuiten van de voordelen en het •beperken van de nadelen van dit systeem. Daarvoor is het echter noodzakelijk antwoord te kunnen geven op de volgende vragen. Welke grassen (af grasmengsels) geven een hoge droge-stofopforengst per ha gecombineerd met een hoge droge-stofopname door het vee. In dit verband worden door de afdeling Teelttechniek van het Proefstation voor de Rundveehouderij diverse aspek- ten van rietzwenkgras en Italiaans raaigras onder zocht? Wat is de invloed van halkselen, snijden of kneuzen op de grasopname, mede in verband met het weer en de verontreiniging met grond? Wat zijn de gevolgen van zomerstalvoedering voor de kwaliteit van het gewonnen ruwvoer (verontreini ging met mest, bossen e.d.)? Hoe vaak moet er per dag gevoerd worden? Wat is bij verschillende omstandigheden (melkpro duktie, grasopbrengst, weer) economisch gezien de meest optimale kradhtvoergift? Welke invloed heeft zomerstalvoedering op klauwge- zondheid en drachtigheidsresultaten? Door het Proefstation zijn enkele jaren geleden begro tingen gemaakt waarin onder gelijke omstandigheden zomerstlvoedering bij een .goede verkaveling (perceels afstand 500 m), en zonder rekening te houden met even tuele voordelen op b.v. vertrappingsgevoelige grond in het bijzonder bij grote koppels koeien, vergeleken werd met beweiding. Onder die omstandigheden bleek steeds dat de economische uitkomsten bij zomerstalvoedering slechter waren dan bij beweiding en dat de verschillen bij een driemanSbedrijf groter waren dan bij een één- manslbedrijf. ERVARINGEN OP PE WAIBOERHOEVE AP het drie-anansbedrijf met 180 melkkoeien op de Waiboerhoeve is in 1974 zomerstalvoedering onder praktijkomstandigheden toegepast. Het belangrijkste doel was meer informatie te verkrijgen betreffende me chanisatie, grasopname en organisatie van arbeid en graslandexploitatie. De vermelde indrukken en ervarin gen van het eerste jaar moeten echter als voorlopige re sultaten beschouwd worden. Maaien en voeren. Het gras werd in één werkgang ge maaid en geladen. Daarbij werd gebruik gemaakt van een voor aan de trekker gemonteerde cyelomaaier en een aangekoppelde opraapdoseerwagen. Per dag werd 13 a 14 ton gras gemaaid (ca. 5 vrachten). Bij enkele metin gen door het IMAG b.eek dat, afhankelijk van de per ceelafstand en de grasopbrengst per ha, aan het 2 keer per dag voeren van ca. 190 koeien door 1 man 3 tot 5 uur per dag werd besteed (variatieperceelafstand 200 tot 1000 m, ds-opbrengst per ha 1700 tot 2400 kg). Ook bleek dat het nodig was op zaterdag en zondag met 2 man te werken om het noodzakelijke werk in een redelijke tijd (ca. 6 uur per dag) te kunnen uitvoeren. Dit betekende dat op dit drie-manSbedrijf in het weekeinde een 4e man nodig was voor het realiseren van een vrij weekend om de andere week. Met behulp van de opraapdoseerwagen kon het gras direkt voor de koeien gedoseerd worden. Vooral wan neer veel gras in één keer verstrekt werd. moest nogal wat tijd aan het aanvegen besteed worden (met een trek ker met schuif). Ook bleek dan dat, in het bijzonder bij warm weer, de temperatuur van het gras snel opliep (broei). In de eerste zomer waren er vrij veel storingen aan de opraapdoseerwagen. Dit was waarschijnlijk mede het gevolg van een ten opzichte van de opraapwagen te smalie cyelomaaier. Daardoor was er een scheve invoer van het gras in de opraapdoseerwagen. Daarnaast zijn door het zeer intensief gébruik van de wagen (gemid deld meer dan 4 uur per dag gedurende ca. 180 dagen) de zwakke punten eerder naar voren gekomen. Na ver betering'op enkele punten waren er minder problemen. Het maaipercentage was 510, bij een veebezetting van

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 12