4) KARMIJN KI 9 Het onderhoud van de siertuin Algemene wenken JONATAN GOLD EN KARMIJN j T jonathan TUINTIPS Beveland B.V. J. BURGER is, zelfs bij gerenommeerde merken, dan hakt men te diep in de grond en bij het wieden van onkruid is het voldoende als de onkruidplanten vlak onder de worte.- hals worden afgesneden. Dat bereikt men een hak die een dergelijke ideale stand heeft. ALS derde werktuig dat iedere tuinier in bezit heeft, moeten we de hark noemen. Ook hier bevindt zich kaf onder het koren. Een goede hark voor het gewone tuinwerk heeft nagenoeg rechte tanden, die op 2 a 3 cm van elkaar staan. Die tandenrij moet niet te breed zijn: 25 tot 30 cm is een doorsnee handige maat. Naast spade, hak en hark, die we de standaard uit rusting zouden kunnen noemen, biedt de handel nog allerlei gereedschappen, die soms voor specifieke werk zaamheden wel nuttig zijn, maar soms ook zijn ze volstrekt waardeloos, zoals allerlei wonderlijk gevormde cultivators. UET aanplanten van een tuin is nog pas het eerste begin van het genoegen dat wij van onze planten, bomen en bloemen denken te beleven. Het doelbewust onderhoud dat daarop moet volgen verschaft pas het echte plezier dat een tuin in staat is te geven aan hem of haar die zijn tijd en moeite er aan wil besteden. Elke tuin stelt natuurlijk eigen specifieke eisen die wij in dit kort bestek niet allemaal kunnen behandelen, maar desondanks jjn er wel algemeen geldende richt lijnen, vooral betreffende zaken zoals de grond, het gereedschap enz. GEREEDSCHAP Goed en doelmatig gereedschap is van groot belang en het is helaas niet zo dat alles wat de tuinwin- kel op dit terrein te bieden heeft altijd even uitgekiend en geschikt is; het komt nog maar al te vaak voor dat er gewerkt wordt met werktuigen die niet aan de eisen voldoen, vooral zwaardere kleigronden vragen gereedschap dat op de moeilijke bewerkbaarheid bere kend is. Laten we daarom maar bij het begin beginnen en ons kritisch oog laten gaan over een doodgewone spade. Het is van belang dat deze niet te zwaar is en makkelijk hanteerbaar. Dit laatste hangt af van de vorm van het blad en de steel. Het blad van een goede spade heeft de vorm van een rechthoek en is licht gebogen. Het snijvlak iets breed uitlopend en enigszins afgerond. Het handvat moet een handgreep zijn, dus niet zo'n ellendig dwarslatje aan het eind van de steel, dat geeft altijd blaren en het hanteren is lastig, vooral voor die gebrui kers die toch al niet dagelijks aan de spade staan. In zandgronden kan de zgn. spitriek goede diensten bewij zen, dit is een spade die a.h.w. is open gewerkt (zie il lustraties.) VOOR het wieden van onkruid gebruiken we in zwaardere gronden gemeenlijk de hak, in lichtere de schoffel. Het werkblad van eén goede hak moet voor het grove werk, b.v. het wieden van heestervakken, 15- 20 cm breed zijn en voor fijn werk zoals tussen vaste planten hoogstens 10 cm. Het snijvlak moet vanzelfspre- ken scherp zijn, daarom zo nu en dan met een vijl wat bijslijpen. De hoek die het snijvlak met de steel maakt bedraagt ongeveer 45 graden Als het blad n.l. lood recht op de steel staat, zoals maar al te vaak het geval goede spade slechte spade m spitriek GRONDBEWERKING ALS dan het voorjaar in het land komt, wordt het zo juist beschreven al of niet roestige gereedschap, voor de dag gehaald. Niet elke volijverige tuinman weet echter precies wat hij er mee doen moet en wat niet. Zo dient de vraag gesteld of het beslist noodzakelijk is dat elk jaar de tuin gespit wordt. Het antwoord houdt ver band met de soort grond en de struktuur waarin deze verkeert. Erg dicht geslagen, zgn gesloten grond dient in het voorjaar te worden open gemaakt, zodat lucht, water en warmte beter en dieper in de grond kunnen doordringen. Met spitten van een dergelijke grond wordt dit bereikt. Al te diep spitten werkt echter averechts, omdat dan te veel wortels beschadigd worden. Bij een goede tuingrond is deze inspannende bezigheid echter meestal overbodig. In een tuin met een goede grond- struktuur bevindt zich genoeg ruimte, die met water en/of lucht gevuld zijn en bovendien zijn in een derge lijke grond allerlei organismen aktief, die helpen de struktuur in stand te houden. Regenwormen b.v. spelen een belangrijke rol- Heeft men zijn tuin getrakteerd op een gift stalmest of andere organische mest, dan dient er echter wel gespit. Orgonische mest moet in het najaar een spade diep worden onder gespit. ONKRUIDBESTRUDING ANKRUIDBESTRIJDING kan in principe op twee ver- schillende manieren plaats hebben, op mechanische wijze en met behulp van de chemie. Voor de amateur tuinier komt de tweede methode doorgaans niet in aanmerking, zodat wij alleen aandacht zullen besteden aan de ouderwetse manier van doen. Het meest radikale is natuurlijk: elk onkruidplantje met de hand uit te trekken en te verwijderen, maar dient dan wel over veel tijd te beschikken! Het is trou wens nog maar de vraag of het ook te allen tijde de meest ideale vorm is! Het is van belang dat men onkruidbestrijding vroeg in het voorjaar aanvat, dan is er sprake van de meeste concurrentie in de verdeling van water en voedings stoffen. In elk geval moet men het nooit zo ver laten komen dat onkruidplanten zich beginnen uit te zaaien en bij sommigen is dit reeds vroeg in de zomer het géval, maar in het algemeen vindt uitzaai pas plaats in de nazomer. Daarna is er veel voor te zeggen rustig wat onkruid in de tuin te laten staan als we de winter in gaan. Het komt de struktuur ten goede doordat het ver teert en weer als humus terugkeert in de grond. Het is een wat radikale aanslag op ons enthousiasme om on kruid in de vaste plantenborder te laten liggen, maar tussen grovere heesters doet het beslist geen kwaad. Tenslotte zijn wij ook in de omgang met de siertuin er aan gehouden de natuur zo veel mogelijk zijn gang te laten gaan. Een wat omslachtige manier die dit zelfde effebt heeft, is het aanleggen van een komposthoop waarop men onkruid en allerlei verteerbaar afval in de loop van het jaar verzamelt, om nadat het verteert is weer als kompost in de tuin te worden teruggebracht. Wat hier is opgemerkt, 'geldt echter niet voor alle onkruiden. Evenals bij onze kultuurpLanten zijn er ook onkruiden die een eigen behandeling nodig hebben. Het zijn speciale taaie rakkers. (Misschien wel het meest lastige onkruid is „kweekgras", een soort dat zich met lange geleden wortels door de grond verplaatst. Elk wortellid kan uitgroeien tot weer een nieuwe zelfstan dige plant. Het wieden van kweekgras komt er dus eigenlijk op neer dat tnen het uitzaait. Er is tegen kweekgras maar één remedie: de wortels ontgraven en tot het laatste stukje toe verwijderen! Een andere kwa lijke gast is de distel. Dat distels zo hardnekkig zijn, komt omdat ze zo'n diep doordringende wortelstok heb ben, die weer rustig uitioopt als er een stukje van in de grond achterblijft- Ook hier helpt alleen het met wortel en tak uitroeien! Overigens kan men Van het onkruid in de tuin tot op zekere hoogte ook gebruik maken, men moet er op een selectieve wijze mee omgaan. Zo kan het best in een tuin passen om bepaalde onkruiden op bepaalde plaat sen te laten staan. Is het b.v. zo erg om een toefje made liefjes in de vaste plantenborder ongemoeid te laten, en zou (het nu echt zo erg zijn om die wingerd om de paal van de waslijn te laten staan? Een ieder moet zich ook op dit terrein niet alte veel van de gangbare opinie aantrekken en doen wat hij of zij zelf het beste vindt. In het vervolg van onze artikelreeks zullen we nader aandacht besteden aan meer speciaal onderhoud, zoals snoeien, mesten enz. Wat de nieuwe appelrassen betreft is er vooral belang stelling voor de Jona Gold en de karmijn. Ideaal zijn deze rassen ook niet, want de Jonagold heeft vaak wat weinig kleur en de karmijn is soms wel erg ruwschillig. Door hun goede smaak en hoog produktievermogen verdienen ze echter toch een kans. In het Belgische orgaan „Ons Fruitteeltblad" van de cember (overigens het laatste nummer dat in deze vorm verschijnt, want in het vervolg wordt de wekelijkse fruit teeltinformatie in „De Boer" gegeven) geeft de heer J. de Coster onderstaande beoordeling van deze rassen. Jonagold, met de mooie kleur van de tcruisingsouder Jonathan en de vruchtbaarheid en bewaarkwaliteit van de andere kruisingsouder Golden Delicieus. Rassenproef Proefbedrijf Glabeek gem. totaal kg/boom 1972/1975 Mutsu M 9 Jonagold M 9 Melrose M 9 Idared M 9 Jan Steen M 9 Granny Smith M 9 62 42 34.6 27.9 23.2 23.1 kg kg kg kg kg kg JONAGOLD Van de 10 rassen die we in 1971 als rassenproef opplanit- ten heeft Jonagold reeds van het eerste jaar af een zeer goede indruk gemaakt. Vooral zijn goede groeikracht en prachtige openvallende boomvorm maken van Jonagold een ras met zeer weinig snoei- en bindproblemen. In de produktietabel van de rassen op M 9 staat Jona than op de derde plaats na Mutsu en virusvrije Golden Delicious. De zeer mooie zalm-rode vruchtkleur die vrij laat verschijnt is tot op heden één van de twistpunten ge- Karmijn de SonnaviHe, een typische Renetachtige mei echte Cox's-kwaliteiten. weest voor dit ras. Jonagold kleurt laat dw.z. de optimale plukdatum van de laatste jaren lag telkens tussen 5 en 10 oktober, zodat Jonagold hiermee tot de late rassen moet gerekend worden. Ook dit jaar hebben wij kunnen ervaren dat wie laat genoeg kan wachten om te plukken een prachtig gekleur de appel kan oogsten. De Jonagold kan beslist ook op nieuwe grond worden- geplant. Vanaf het derde jaar kan men alsdan reeds op een bevredigende oogst rekenen. Als triploïe ras vraagt hij een goede bestuiver. James Grieve was tot op heden de beste terwijl Cox's O.'P. bevredigde. De maatsortering was dit jaar weerom voortreffelijk. Alle vruchten waren boven de 75 mm doorsnede waar door Jonagold wel eens het verwijt krijgt dat de vruch ten te dik zouden zijn. De meeldauwgevoeligheid vraagt wel voldoende aandacht. Doch wie tijdig 'begint en een werkschema gebruikt hoeft zich geen zorgen te maken. De bewaareigenschappen hebben we steeds met Golden De- cious vergeleken omdat hier geen noemenswaardige ver schillen in optraden. In de drie laatste jaren wordt Jona gold samen met Golden gekoeld in de C.A.-cellen en dit tot begin juni zonder dat er enig bederf optrad. Het is bij na te mooi, zodat we wei op onze hoede moeten zijn. KARMIJN In 1975 was Karmijn bij de uitgifte van occulatiemate- riaal in Nederland ras nummer één. Tijdens de afgelopen zomer daalde dit ras terug tot de negende plaats. Wat is er hier gebeurd? In 1974 was de produktie en «vruchtkwa liteit zo uitzonderlijk mooi (ook op het proefbedrijf te Glabbeek) dat elkeen onder de indruk kwam van dit nieuwe Nederlandse ras. De lichte verruwing aan de neus, de prachtige rode blos en de gelijkvormigheid in de maat sortering maakten in 1974 van Karmijn het ras met de meeste perspectieven. Het late koude voorjaar 1975 maak te van deze uitzonderlijk mooie appel van 1974 een zeer ruwe vrucht van ongelijke maat en met zeer weinig kleur. Van een mooie Rode Cox's was in 1974 geen spra ke meer en men moest vrede nemen met een vrij ruw Boskooptype. Hierdoor verdween het overweldigend en thousiasme en fruit- en boomtelers werden heel wat voorzichtiger met Karmijn. Ook over optimaile pluk en verbruik zijn alle vragen nog niet opgelost. Volgens onze onderzoekingen samen met het Comité voor Bewaring (ir Herregods) heeft Kar mijn een zeer korte optimale plukperiode. In onze be- waarproeven van 19741975 heeft Karmijn zich als een herfstappel getoond die best tot nieuwjaar kan bewaard worden, maar die later veel uitval kan geven. In C.A.-be waring kan de periode wel verlengd worden tot einde februari. Karmijn is een Cox's-type, die zich tijdens de bewaring ook als een Cox's gedraagt.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 23