Organische stofvoorziening en bekalking FORUMDISCUSSIE door J. KODDE C.A.R. - Goes De akkerbouwgronden in Zeeland zijn over het algemeen humusarm. Uit de uitslagen van het grondonderzoek blijkt, dat 46 van het bouwland een organische stofgehalte heeft van 2 of lager en 17 een gehalte van 3 of hoger. Een vergelijking met de uitslagen van 10 jaar geleden toont aan, dat het gehalte in die periode nauwelijks is gewijzigd. Gezien de hoge eisen, die de moderne landbouw aan de grond stelt (mechanisatie, intensievere bouwplannen) zou het organische stofgehalte eigenlijk moeten stijgen. Op de humusarme klei- en zavelgronden zal extra toevoer van or ganisch materiaal, mits op de juiste wijze ingepast, vrijwel steeds de kg-opbrengst van de gewassen verhogen. Het effekt van organische stofbedaening is te splitsen in een effekt op lange termijn en een effekt op korte termijn. Het lange termijneffekt uitgedrukt in de invloed op het or ganische stofgehalte van de grond variert naar de soort or ganische stof die wordt toegediend. Gezien de verschillen in verteringsgraad laten b.v. groene plantenresten, zoals bie tenblad e.d. een geringere rest achter dan worteldelen. Voor al dierlijke organische mest (stalmest, drijfmest) komt wat dit betreft gunstig uit de bus. Dplt blijkt ook uit enkele lang jarige Zeeuwse bemestingsproeven. Hierbij zijn over een langere periode de aanwending van groenbemesters al of niet in combinatie met stalmest vergeleken met alleen kunst- mestbemestingen. Op een proefveld te Aardenburg, aangelegd in 1952 op grond met 2 organische stof, waren de organische stof- gahaltes na 20 jaar als volgt: alleen kunstmest 1.8 kunstmest groenbemesters 2.1 kunstmest groenbemesters stalmest 2.35 Op de voormalige proefboerderij „De Scheldemonden" te Bruinisse lag een soortgelijke proef. Hierbij lagen de orga nische stofgehaltes eveneens na 20 jaar op de volgende ni- vaus: alleen kunstmest 1.75 kunstmest groenbemesters 1.85 kunstmest stalmest 2.08 kunstmest groenbemesters stalmest 2.10 Uit deze proeven en uit berekeningen van organische stof- balansen voor het huidige Zeeuwse bouwplan blijkt: 1. Op de veeloze akkerbouwbedrijven is bij een maximale zorg aan de groenbemesterteelt en het onderploegen van bietenblad het huidige organische stofgehalte wel te handhaven. De balans van toevoer en afbraak is dan on geveer in evenwicht. 2. Wanneer geen maximale zorg aan de groenbemesterteelt wordt besteed en geen andere extra toevoer van organi sche stof plaatsvindt, zal men interen op de organische stofvoorraad van de grond en dus op de bodemvrucht- baaiheid. 3. Een vertioging van het organische stofgehalte is vrijwel alleen mogelijk door aanwending van produkten zoals dierlijke organische mest, compost enz. Het korte tenmijneffekt van de toediening van organische stof komt tot uiting in een opbrengstverihoging van het vol gende gewas en soms in een direkte kunstmestbesparing. Deze effekten zijn het grootst bij aanwending voor de rooi- vruchten en sommige grove groentegewassen. Vooral aard- Groenbemesters kunnen er toe bijdragen dat het organi sche stofgehalte van de grond op een bepaald niveau gehandhaafd blijft Goed onderploegen, zoals op de af beelding, is nodig. appelen reageren gunstig. Aanwending van stalmest e.d. moet dan ook bij voorkeur vóór die aardappelen plaatsvin den. Het opbrengstverhogend en kunstmestbesparend effekt is bij aardappelen nog belangrijk hoger dan bij suikerbieten. Hierna werden diverse mogelijkheden van extra organi sche stoftoevoer behandeld. Het geheel zoveel mogelijk af gestemd op de Zeeuwse situatie. Achtereenvolgens kwamen hierbij de teelt van groenbemesters, de aanwending van dier lijke organische mest, compost en zuiveringsslib aan de orde. De oppervlakte groenbemesters zou op sommige bedrijven door meer aandacht voor deze teelt nog groter kunnen zijn. Uit onderzoek is gebleken, dat vooral vóór suikerbieten de vlinderbloemigen, zoals rode en witte klaver en wikken een beter effekt geven dan de grasgroenbemesters. Het nat on derploegen van grasgroenbemesters kan zelfs negatief wer ken. Verschuiving van de chemische bestrijding van zJaad- onkruiden in wintergraan naar het najaar en de opkomst van de witte klaversoort Tamar geven weer iets meer mogelijk heden voor de vlinderbloemigen. Bij de aankoop van zaad voor grasgroenbemesters is het noodzakelijk zaadi te kopen, dat vrij is bevonden van duist, kweek en wilde haver. Der gelijk zaad heeft naast het NAK-certificaat bovendien de aanduiding „Waardering I". Voor een goede benutting van de in Zeeland aanwezige dierlijke organische mest zijn vaak afspraken over afname en opslag tussen mestproducerende en mestafnemende be drijven noodzakelijk. De mest kan dan op de juiste tijd van het jaar en op de juiste plaats in de gewassencyclus worden aangewend, tussen veehouderij- en akkerbouwbedrijven zijn meer uitwisselingen mogelijk van b.v. mest en ruwvoeder- produkten zoals bietenblad, gras e.d. De teelt van groenbemesters en de aanwending en waar de van organische mest zijn vrij' uitvoerig beschreven in een pas verschenen brochure uitgegeven door het Consulent- schap voor de Akkerbouw en de Rundveehouderij te Goes in samenwerking met de Federatie van Verenigingen voor Bedrijfsvoorlichting en de Stichting ter Bevordering van het Landbouwkundig Onderzoek in Zeeuiwsch-Vlaanderen. Het effekt van compost in de akkerbouw en de aanwending van zuiveringsslib worden momenteel nader onderzocht. Aan wending van zuiveringsslib -p grasland geeft weinig effekt en is i.vjn. de kans op overbrenging van parasitaire infek- ties niet aan te bevelen. Bij afname voor toepassing op bouwland is een uitvoerige analyse van het produkt nood zakelijk. Hieruit moeten zowel het nuttig effekt (het gehal te van plantenvoedende stoffen) als het gehalte aan zware metalen, zoals koper, zink en cadmium, zijn af te lezen.. Een te hoog gehalte aan zware metalen kan de plantengroei schaden. Een goede kalktoestand heeft een gunstige invloed op de structuur van de grond. De bewerkbaarheid van zware gronden wordt er door verbeterd en lichtere gronden wor den minder slempgevoelig. Grondonderzoek geeft inzicht in de kalkbehoefte. Vooral veel oudere gronden moeten regelmatig bekaikt worden. Gronden met een goede kalktoestand (van nature of door bekalking) hebben een groter incasseringsvermogen dan gronden, waarbij: de kalktoestand niet in orde is. Aangezien er voldoende goede kal'kmeststoffen in de handel zijn, mag er op geen enkel bedrijf iets aan de kalktoestand mankeren. met inleiders onder voorzitterschap van ir L. Th. J. M. de Wit. VRAAG: Heeft het zin bij gebruik van zwaardere machi nes de grond dieper los te maken d.m.v. het z.g. moren? ANTW.: Om forse verdichtingen te voorkomen zou men over het algemeen beter gebruik kunnen maken van lichtere machines. Dit houdt in een voor zichtig aankoopbeleid t.a.v. ddt aspekt. Woelen heeft dan zin wanneer zich storende lagen on der de bouwvoor bevinden. Men moet dan ook niet te snel oordelen dat er echt storende lagen onder de bouwvoor voorkomen. De mate van verdichting van de ondergrond wordt vooral bepaald door de zwaarte van de machine en niet door de druk per cm2. VRAAG: Wat zijn de konsékwenties van mengfrezen en diepploegen? ANTW.: Mengfrezen heeft op plaatgronden met een te dichte ondergrond het voordeel, dat de wortels dieper in het profiel kunnen doordringen. Vooral voor grond die aan de zware kant is, leidt mengfrezen tot verlichting van de bouw voor. Bij lichtere gronden kan men beter een methode kiezen, die alleen de ondergrond los maakt. T>i'epploegen van plaatgronden heeft het be zwaar dat teveel zand naar boven wordt ge haald en boven- en ondergrond onvoldoende homogeen worden gemengd. VRAAG: Wordt het voordeel van mengfrezen van plaat gronden niet voor een groot deel weer teniet gedaan door verlaging van het organische stof gehalte in de bouwvoor? ANTW.: Indien men p deze gronden de keuze heeft tus sen een bouwvoor van 40 afslibbaar en 2 organische stof en een bouwvoor van 25 af slibbaar en 1 organische stof, zal men zeer zeer zeker voor het laatste kiezen. VRAAG: Wat is de invloed van de verbouw van luzerne op de bodem? ANTW.: Luzerne heeft het voordeel dat zij de grond sterk doorwortel t en daardoor een gunstige in vloed uitoefent t.a.v. de verdichting van de on dergrond. Het humuscoëfficiënt van luzerne be draagt 0.35. Luzerne kan tot het 6e jaar via het onderploegen nog stikstof naleveren aan de dan te telen gewassen. Het totaal van de N-levering kan 200 a 240 kg N per ha bedragen. Door de doorworteling en de N-levering kan luzerne een duidelijk opbrengstverhogende invloed hebben op de volggewassen. VRAAG: In 1975 gaf onder dezelfde omstandigheden op dezelfde tijd gezaaide zomertarwe vaak een veel hogere kg-opbrengst per ha dan zomer- gerst. ANTW.: Zeer waarschijnlijk is dit meer een bemestings kwestie geweest dan een bodemkundige kwes tie. De gerst heeft over het algemeen op het stukgereden bietenland te weinig stikstof als begingift gekregen. Op de zomertarwe kon in een later groeistadium evenwel nog een over bemesting worden toegediend. Haver is overi gens wel gebleken een gewas te zijn, dat een slechte structuur zeer goed verdraagt. VRAAG: In de Hoeksche Waard wordt in de maand mei het polderwaterpeil verhoogd, terwijl dit in Noord-Beveland wordt verlaagd. Wat is nu juist? ANTW.: N oord-Hevel and handelt juist. Overigens werkt drainage op klei- en zavelgronden waterafvoe rend en slechts zeer beperkt infiltrerend. VRAAG: Welke invloed hebben frees en rotor-kopegge op de fijnheid van de grond? ANTW.: Beide machines hebben bezwaren. Bij fijnheid van de bovenlaag stijgt het vochthoudend ver mogen wat de grond gevoeliger maakt voor ver- slemping en versmering. Fouten maken in de bovenste lagen van 't zaaibed kan zeer gestraft worden. De frees maakt de grond fijner dan de rctor-kopegge. Uit dien hoofde verdient het werken met de roto-r-kopegge de voorkeur. VRAAG: Welke invloed heeft de DS>.-behandeling op het bacterieleven in de grond? ANTW.: Uit onderzoek is niet gebleken dat in de bodem na een D.D.-behandeling het bacterieleven ver nietigd wordt. Wel kan ontsmet land door tijde lijke afremming van de aktiviteit van de nitrifi- cerende bacteriën na de winter iets stofrijker zijn. VRAAG: Waaraan moet men de voorkeur geven bij de najaarsgrondbewerking: aan cultivateren of stoppelploegen? ANTW.: De voorkeur gaat uit naar stoppelploegen, voor al omdat met deze bewerking de wortelonkrui den beter worden aangepakt. VRAAG: Moet er bij de verzorging van het gewas ge streefd worden naar zoveel mogelijk mechani sche onkruidbestrijding? ANTW.: Hierbij is o.a. sprake van de kostenverhouding en de technische mogelijkheden. Chemische on kruidbestrijding blijft voor de teler een machtig wapen achter de hand. Er wordt relatief meer geld uitgetrokken voor onderzoek naar de wer king van de chemische middelen dan voor de mechanische onkruidbestrijding. De beschadi ging van het wortelstelsel valt bij sommige ge wassen mee. VRAAG: Kan men straffeloos strepen bietenloof onder ploegen? ANTW.: Nee, o.a. vanwege de ongelijke stikstoflevering is deze methode af te raden. VRAAG: Wat is de invloed van graszaadteelt op de bo dem in vergelijking met luzerne? ANTW.: Deze twee zijn niet geheel te vergelijken. Beide kunnen we rekenen tot de gewassen met een duidelijk structuurverbeterende invloed. Gras zaad heeft door de langdurige grondbedekking en organische stoflevering een gunstige invloed op o.a. de slempgevoeligheid en de bewerkbaar heid. Bij luzerne zijn het vooral de sterke door worteling van de ondergrond en de stikstofna- levering. Luzerne vraagt wel een goede ontwa tering en ook de zandige ondergrond van plaat gronden wordt door luzerne niet doorworteld. VRAAG: Wat is de mening over stikstof strooien op 2 fe bruari voor bieten en aardappelen en kan dit ook over de sneeuw? ANTW.: Dit is wel erg vroeg. Niet teveel voor half fe bruari, zeker niet op lichte gronden. Strooien over de sneeuw is bij een gewas (graszaad, tar we) af te raden. Op kaal land is een kleine hoe veelheid sneeuw geen bezwaar. VRAAG: Wat is d einvloed van schuimaarde op de be werkbaarheid van de grond? ANTW.: Een goede kalktoestand heeft een gunstige in vloed op de bewerkbaarheid van de grond. Het rendement van een bekalking op zware kalk- rijke gronden met als doel de bewerkbaarheid te verbeteren is dubieus.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 9