V erzekeringsplicht
meewerkende
inwonende kinderen
Voor de beoordeling van de verzekeringsplicht ten aan
zien van meewerkende inwonende kinderen wordt door
het A.S.F. vanaf 1 januari 1976 uitgegaan van een loon in
geld van tenminste f 42,50 per week bij inwonende min
derjarige kinderen en van f 85,per week bij inwonende
meerderjarige kinderen. Bij de beoordeling speelt alleen
het vastovereengekomen loon in geld, voor zover dit ter
beschikking van het kind komt, een rol.
Indien dit b.v. f 30,per week bedraagt of ƒ1.500,
per jaar valt het kind niet onder de verplichte sociale ver
zekering. Als het kind 30,per week ontvangt en aan
het einde van het jaar nog 1.000,en dit is vooraf over
eengekomen, is het kind verplicht verzekerd, indien het
een minderjarige betreft, want het vast overeengekomen
loon is meer dan 42,50 per week, en het kind is niet ver
zekerd, indien het een meerderjarig kind betreft, want het
vast overeengekomen loon blijft beneden de 85,per
week.
Indien is overeengekomen 30,per week, alsmede
f 2.000,per jaar, hetwelk in het bedrijf zal worden te
goedgeschreven, is geen verzekeringsplicht aanwezig,
want het vast overeengekomen loon in geld, hetwelk ter
beschikking van het kind komt, bedraagt niet tenmiste
42,50 resp. f 85,per week. Het loon, hetwelk in het
bedrijf blijft, wordt n.l. geacht niet te beschikking van het
kind te zijn gesteld.
WAAROVER WORDT DE PREMIE BEREKEND?
Indien verzekeringsplicht aanwezig is, wordt door het
A.S.F. pretmie berekend over: het vast overeengekomen loon,
hetwelk ter beschikking van het kind wordt gesteld^ de kost
en inwoning en kleding, ailsmede het niet vast overeengeko
men loon, voorzover dit ter beschikking van het kind wordt
gesteld.
Geen premie wordt berekend over het bedrag hetwelk niet
ter beschikking van het kind komt, doch in het bedrijf blijft,
ongeacht de vraag of het hier een vast overeengekomen be
drag betreft dan wel of dit bedrag afhankelijk is van de
bedrijfsresultaten.
Enkele voorbeelden:
I. Minderjarig inwonend kind.
a. ontvangt wekelijks naast kost en inwoning 42,50, pre
mieberekening over 42,50 59,35 voor kost en in
woning en kleding 101,85 netto of wel 132,52 bru
to per week. Per jaar ƒ6.891,04.
b. als onder a, alsmede aan het einde van het jaar 1.040
uitbetaald danwel op een spaarbankboekje gezet, pre-
mieberekening over: 42,50 59,35 voor kost en in
woning en kleding en 20 per week 1.040 52)
121,85 netto per week of wel 164,85 bruto per week.
Per jaar 8.572,20.
c. als onder aalsmede aan het einde van het jaar een deel
van de winst hetwelk in het bedrijf blijft (stel 1.000).
Premieberekening als onder la, want het bedrag hetwelk
in het bedrijf blijft komt niet ter beschikking van het
kind en wordit niet voor premieberekening in aanmer
king genomen.
II Meerjarig inwonend kind.
a. ontvangt wekelijks naast kost en inwoning 85; premie
berekening over: 85 -f 59,35 .(kost, inwoning en kle
ding) 144,35 netto of wel 201,43 bruto per week.
Per jaar 10.474.36.
b. als onder a, alsmede aan het einde van het jaar 1.560,.
uitbetaald danwel op een spaarbankboekje gezet; pre
mieberekening over: 85 59,35 (kost, inwoning en
kleding) 4-/30 per week 1.560 52) 174,35 netto
of wel 251 bruto per week of wel per jaar 13.052.
c. als onder a, alsmede aan het einde van het jaar een deel
van de winst, die in het bedrijf blijft (stel 1.500). Als
onder a (zie toelichting punt c, minderjarig inwonend
kind.
HOEVEEL BEDRAAGT DE PREMIE?
De te betalen premie's bedragen resp. voor minderjarig
inwonende kinderen in de gevalen
I a en c: 27 van 6.891,04 1.860,58.
I b: 27 van 8.572,20 2.314,49.
Voor meerjarig inwonende kinderen in de gevallen:
II a en c: 27 van 10.474,36 2.828,07 4-/338 premie
voor het Bedryfspensioenfonds (minimum). Totaal
ƒ3.166,07.
H b: 27 van 13.052 3.524,04 4- 338 premie voor het
Bedrijfspensioenfonds. Totaal 3.862,04.
WELKE UITKERINGEN WORDEN VERSTREKT?
De uitkeringen bedragen:
a. bij arbeidsongeschiktheid voor zijn werk per dag (5-
daagse werkweek): 85 van het dagloon, hetwelk be
draagt in het geval onder Ia 132,52 5 26,51 per
dag. In het geval genoemd onder Ib 85 van 164,85 5
enz. Deze uitkering krachtens de Ziektewet wordt ge
geven gedurende maximaal 52 weken.
b. Na de 52e week wordt een uitkering verstrekt krachtens
de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering afhan
kelijk van" de mate der arbeidsongeschiktheid.
Bij volledige arbeidsongeschiktheid bedraagt de uitkering
per dag 80% van minimaal ƒ80,16 (minimum-dagloon)
voor degenen die 23 jaar of ouder zijn. Ook hier wordt
uitkering verleend over 5 dagen per week.
In alle gevallen als onder I en II bedoeld wordt het dag
loon bepaald op het geldende minimum-dagloon. Voor
23-jarigen en ouderen bedraagt dit thans dus 80,16.
Voor degenen, die die leeftijd nog niet bereikt hebben,
wordt voor elk jaar, dat zij jonger zijn dan 23 jaar, ge
noemd bedrag met 10 verminderd.
Indien het loon hoger zou zijn dan het minimum-dag
loon, wordt een hoger dagloon voor de uitkering bepaald.
Bovendien is het kind volledig verzekerd krachtens de
Ziekenfondswet.
a. een vrijwillige verzekering krachtens de Ziekenfondswet
sluiten bij een algemeen ziekenfonds, indien zijn jaar
inkomen (exclusief kinderbijslag en na aftrek van premie
AOW/A WW/AKW/AWBZ) blijft beneden de 30.900,—
en bij een particuliere ziektekostenverzekeraar, indien
zijn inkomen hoger is dan 30.900,
b. een vrijwillige verzekering krachtens de Ziektewet slui
ten bij de Bedrijfsvereniging, waaronder het bedrijf/be
roep ressorteert, hetwelk hij| gaat uitoefenen. Hij kan zijn
eigen dagloon kiezen (wat het minimum- en het maxi
mumbedrag van dat dagloon 'betreft zijn bepaalde regels
gesteld). Bij de bepaling van het dagloon dient te worden
gelet op het inkomen, hetwelk hiji kan verdienen.
Indien bijvoorbeeld een vrijwillige verzekering krachtens
de Ziektewet wordt afgesloten op basis van een dagloon
van 60,300,i per week; 15.600,per jaar), dan
bedraagt
de premie: 6 van 15.600,— is 936,
de uitkering: 100 van 60,per dag is 300,per
week, gedurende maximaal 52 weken.
En tenslotte:
1. Indien een vader zijn zoon een schenking doet b.v.
2.000,is dit bedrag niet als loon aan te merken. Hier
over wordit dus geen premie berekend, ongeacht of dit
bedrag wordt uitgekeerd, danwel in het bedrijf blijft.
Bovendien speelt dit bedrag geen rol bij de beoordeling
of al dan niet verzekeringsplicht aanwezig is, want het
kan niet tot het vast overeengekomen loon worden ge
rekend.
2. Het sluiten van een particuliere verzekering naast de
wettelijke verzekering is zonder meer mogelijk. Aftrek
van de uitkering krachtens de particuliere verzekering,
bij eventuele arbeidsongeschiktheid, op de wettelijke uit
kering vindit niet plaats.
V. VRIJWILLIGE VERZEKERINGEN
Zodra het kind een zelfstandig beroep of bedrijf gaat uit
oefenen (bijvoorbeeld het bedrijf van zijn vader overneemt)
komt de verplichte verzekering te vervallen.
De betrokken zelfstandig geworden zoon kan dan (indien
hij althans aan de overige terzake geldende bepalingen vol
doet):
c. ter zake van langdurige arbeidsongeschiktheid een vrij
willige verzekering krachtens de Wet op de arbeidsonge
schiktheidsverzekering sluiten. Aangezien de zelfstandig
geworden zoon per 1 oktober 1976 verplicht verzekerd
wordt krachtens de Algemene arbeidsongeschiktheidswet
(A.A.W.) zal de vrijwillige WA.O.-verzekering een aan
vulling op de AA.W.-verzekering betreffen, waarom
trent nog nadere regels zullen worden gesteld.
Het is ook mogelijk zowel een vrijwillige verzekering
krachtens de Z.W. als de WAO. te sluiten of alleen een
Z.W.-verzekering of alleen een WA.O.-verzekering.
Het dagloon waarvoor de verzekering wordt afgesloten
is niet welvaartsvast. Wel zal de verzekerde dit steeds
kunnen herzien, bijvoorbeeld wegens aanpassing aan het
gestegen inkamenspeil. De uitkeringen, welke krachtens
de WA.O. worden verstrekt, zijn echter wel welvaarts
vast.
Vanaf het moment, dat uitkering wordt verleend krach
tens de Z.W. en W.A.O. naar welk percentage arbeidson
geschiktheid dan ook, is geen premie verschuldigd.
Een vrijwillige verzekering krachtens d£ Werkloosheids
wet is niet mogelijk.
De verzekering krachtens het BjP.L. kan gedurende 26
weken vrijwillig worden voortgezet (onder bepiaalde voor
waarden ook gedurende een langere periode).
TER onderbreking van de bespreking van zakelijke
(genots)rechten nu eens wat anders. Rechtspraak
hoeft niet persé door de rechter te gebeuren. Partijen
kunnen afspreken hun geschillen niet te laten beslissen
door de rechter maar door arbiters oftewel scheidslieden.
Een dergelijke rechtspraak heet arbitrage. Niet alle ge
schillen kunnen echter aan arbitrage worden onderwor
pen. Uitgesloten zijn b.v. alle geschillen die de open
bare orde raken. Het zou te ver voeren op deze plaats
nauwkeurig aan te geven welke geschillen niet en welke
geschillen wel via arbitrage mogen worden opgelost. In
het algemeen kan men zeggen dat arbitrage mag en kan
gelden voor die rechten waarover men de vrije beschik
king heeft. Arbitrage wordt ook wel lekenrechtspraak ge
noemd. Toch kan er net zo goed van juristenrechtspraak
sprake zijn. De veel gehoorde stelling dat arbitrage bo
ven de normale rechtspraak is te verkiezen omdat de ar
bitrage sneller verloopt en minder duur is is in zijn alge
meenheid onjuist.
O ET is echter een niet te loochenen feit dat er in de
landbouw veelvuldig van het arbitragebeding ge
bruik wordt gemaakt. Met name geldt dat voor de kon-
traktteelt. In het laatste geval wordt dan reeds van te vo
ren afgesproken dat eventuele geschillen aan arbiters
zullen worden voorgelegd. Zo'n afspraak van te voren
heet heel duur „Pactum de compromittendo".
Vooral door deze mogelijkheid heeft de arbitrage een
enorme grote vlucht genomen. Wanneer een dergelijk be
ding gemaakt is kan men zich ten alle tijde tegen berech
ting door de gewone rechter verzetten.
TN principe kan iedereen scheidsman zijn, met uit
zondering van minderjarigen. De wijze van be
noeming kan ook van te voren worden geregeld in een
zogenaamde akte van compromis. Men moet altijd van
een oneven aantal uitgaan. De Hoge Raad heeft al in 1935
beslist dat de benoeming van een „even" aantal nietig is.
Komt men niet tot overeenstemming over de scheidsman
nen dan moet de rechter er weer aan te pas komen. Dit
geveurt via een verzoekschrift aan de rechter. Ook de
door de rechter aangewezen arbiter(s) kan (kunnen) nog
worden gewraakt afgewezen). Het is dan opnieuw de
rechtbank die hierover beslist. Natuurlijk kunnen ook de
scheidslieden hun benoeming weigeren. Wanneer de ar
biters) de benoeming hebben aanvaard zijn ze echter
verplicht ook 'n uitspraak te doen. Doen ze dit niet dan kan
tegen hen schadevergoeding geëist worden. (Hof 's-Her-
togenbosch).
T"EN aanzien van de vraag hoe het geding voor arbi
ters gevoerd zal worden laat de wet partijen en/of
scheidslieden alle vrijheid. De arbiters hoeven niet in
eerste instantie met een eindoordeel te komen. Ze kunnen
ook z.g. tussenvonnissen, voorlopige uitspraken etc. doen-.
Precies zoals de gewone rechter. Hieruit blijkt weer eens
te meer dat arbritrage rechtspraak is.
Wat de kosten betreft pleegt men bij arbitrage uit te
gaan van het (gebruikelijke) beding „op kosten van on
gelijk". Het is verstandig het kostenaspekt van te voren
te regelen. Kosten kunnen zijn: honorarium voor de arbi
ters, juridisch advies, onkosten.
De uitspraak van de arbiters moet geldig gemaakt wor
den door de rechter. Binnen 8 dagen na de arbitrage-uit
spraak moet de uitspraak ter griffie van de rechtbank „ne-
dergelegd" worden. De president mag alleen beoordelen
of de bewuste beslissing er een is van scheidslieden. De
juistheid' van de beslissing wordt niet door hem onder
zocht.
Volgende keer: rechtsmiddelen tegen arbiterbeslissing.
OGGEL.