w AJ de overige eigenschappen van de rassen betreft kan gewezen worden op de betekenis van blad en bladopbrengst Naast de waarde ervan als veevoer heeft het blad ook een functie bij de onkruidbestrijding. Het is echter niet in staat om de invloed van een dunne stand en open plekken weg te nemen. Rassenkeuze suikerbieten II i 1 s Bu het beschouwen van de resultaten die met de rassen zijn verkregen en van de daaruit voortvloeiende verhouding tussen die rassen komt nogal eens die vraag op: is zo'n landelijk resultaat nu ook' van toepassing op onze regio, liever nog, op mijn 'bedrijf? 7 Instituut voor Rationele Suikerproduktie Bergen op Zoom Ir. J. JORRITSMA 'V V -■ In het afgelopen jaar werd meer dan 95 van de oppervlakte suikerbieten met monogerme rassen beteeld. Daarmee is een belangrijke omwenteling in de rassen- keuze vrijwel voltooid. De resterende vier meerkiemige rassen, waaronder enkele met een groot verleden, spelen nog slechts een zeer ondergeschikte rol. De snel heid waarmee deze omwenteling is verlopen is beïnvloed door de sterk toegeno men belangstelling voor het zaaien op eindafstand. Deze zaaiwijze was enerzijds meer verantwoord door de voortreffelijke kwaliteit van het zaad van de monogej* me rassen, anderzijds meer zinvol door het alleen staan van de planten na op komst. Het zijn dus in feite de monogerme of eenkiemige rassen die de aandacht van de teler vragen waar het gaat om de teelt in 1976, ook al omdat de meerkiemige rassen uit een oogpunt van produktiviteit niet voldoende compensatie kunnen bie den. Een en ander wordt nader verduidelijkt door bijgaande tabel overgenomen uit de 51e Beschrijvende Rassenlijst voor Landbouwgewassen 1976. Overzicht van de eigenschappen bij de suikerbietenrassen Hoge waarderingscij fers betekenen vroege grondbedekking, grote resistentie tegen schie ten, geringe vertak king, goede sapzuiver heid, dus geringe sui- kerverliezen 9 SS Ju 05 c/j 2 Verhoudingsgetallen 1972 t/m 1975 3 4 7 6 6 5,5 7 7 7 7 Rassen voor zeer vroe ge tot late levering Eénkiemig zaad A - Monohii 7,5 7,5 B - Kawemegamono 8 6 N - Donor 7,5 8 N - Monika 8 8,5 N - Marimono 7,5 7,5 Meerkiemig zaad B - Sucropoly 7 7,5 B - Kawepoly 7,5 6,5 B - Polykuhn 7 6,5 Rassen voor midden vroege en late levering Eénkiemig zaad A - Solorave 8 7,5 6,5 <N - Monitor 8 8,5 7,5 N-Vigorave 8 7,5 7 Meerkiemig zaad B - Zwaanpoly 8 Een grotere fcophoogte 7.6 7,5 7,0 8.7 7.8 7.1 7,9 8.2 7,5 6,8 6,0 7,0 6,2 6.8 6,2 6.9 7,9 6.4 7,9 6.6 7.1 7.2 93 102 98 100 106 97 100 97 106 100 103 102,8 95,7 102,8 95,9 98,7 101,3 100,0 99,8 104,6 99,5 104.2 95,8 102,6 100.3 98,2 100,3 100,5 100,8 97,2 101,3 98,5 97,4 100,8 98,3 99,1 101,9 101,7 98,8 97,9 99,8 101,8 98,0 99,7 t- -****• - -„w fm v.~ '-j,; *-C. u *->- - van rassen *v'~ Rassenonderzoek bewerkelijk maar belangrijk. Het enige ras met die eigenschap en een toch nog zeer redelijke suikeropbrengst wordt echter door dat deel van de betalingsmethodiek dat gericht is op gewicht ach teruit gezet omdat mede daardoor de reeds bestaande achterstand ten opzichte van het meest verbouwde ras verder wordt vergroot. De animo om onder de huidige om standigheden een dergelijk ras met een duidelijke gewichtshandicap te telen zal jam mer genoeg dan ook wel beperkt blijven. Toch moet de invloed) van de verhouding wortelopbrengst-suikergehalte niet onder schat worden. Wanneer de twee op dit punt meest uiteenlopende rassen met elkaar worden vergeleken bij een basisprijs van 78,per ton en een prijs per procent suiker van 7,terwijl 100 voor het wortelgewiaht op 50 ton per ha en voor het suiker gehalte op 16 is gesteld, levert dit voor het hooggchailtige ras (104,6 een prijs van 3990,en voor het laaggehaltige ras (95,6 een prijs van 3890,op, on danks het feit dat de suikeropbrengst van het laaggehaltige ras op 101,9 en die van het hooggehaltige op 100,3 staat. Het antwoord op een dergelijke vraag is niet gemakkelijk te geven omdat het aan tal proefvelden in de regio daar ails regel te klein voor is om van het individuele bedrijf maar te ziwijgen. In een enkel geval, met name het zuidwestelijke kleigebied, waar een aanvaardbare basis voor een dergelijk antwoord aanwezig is (meerdere proefvelden in meerdere jaren) is dit antwoord positief. Afgezien van kleine verschillen die gemakkelijk aan onvolkomenheden in de proef opzet kunnen worden toegeschreven is er nauwelijks verschil tussen de landelijke en de regionale verhouding. In elk) gevaiL is het verschil niet zo groot dat op grond daar van tot een andere rassenkeuze zou moeten worden besloten. Een dergelijke standi noch. een wat mindere bladontwikkeling van een ras mag ech ter nooit aanleiding zijn om nog meer stikstof te geven dlan tegenwoordig toch al gebruikelijk is. Een ras dat van nature wat meer blad heeft biedt in elk geval het voordeel dat het de neiging om meer stikstof te geven vermindert en bij een voldoen de dichte en regelmatige stand de onkruidontwikkeling onderdrukt. Zeer belangrijk is de geschiktheid voor machinaal rooien. Wanneer een ras één of meer eigenschappen heeft die gemakkelijk aanleiding geven tot rooiverliezen en kwaliteitsbederf (tarra!) dan kunnen deze verliezen zo groot worden dat de opbrengstversohillen tussen de Schieterresistentie een belangrijke zaak, een ras, twee zaaitijden. '£R zijn dus geen nieuwe rassen bijgekomen. Ook zijn er geen rassen afgevoerd. De wijzigingen hebben uitsluitend betrekking op die rubricering. De groep van B beperkt aanbevolen) rassen is uitgebreid. Het aantal A rassen is twee en het aantal N rassen vijf terwijl tenslotte nog zes B rassen voorkomen, waarvan één onbe schreven. Naast de reeds genoemde vier meerkiemige rassen komen er dus negen eenkiiemige rassen in de Rassenlijst voor. Bij het maken van de keus zijn het behalve de productie-eigenschappen ook bepaal de andere teeltkundige eigenschappen die in de beschouwing betrokken moeten wor den. Immers met een ras koopt de teler wel de productiemogelijkheid maar wat er in feite op de wal gehaald wordt hangt ook van andere factoren en omstandigheden af. Wat de opbrengst betreft moet daarbij vooral aan oogstverliezen gedacht worden. De meeste cijfers uit de tabel zullen wel voor zichzelf spreken. Er is op grond van die cijfers nauwelijks reden om te veronderstellen dat er aan de eenzijdige rassen keuze van de laatste jaren een einde zal komen. Een feit is dat in 1975 83 van het areaal met één en hetzelfde ras werd beteeld. De kweker van zo'n ras draagt een grote verantwoordelijkheid! en al is het feit, dat ondanks sterk toegenomen gebruik de kwaliteit van het zaad en de productiviteit van het ras bepaald niet verminderd zijn, vertrouwen wekkend, toch zouden wij in dit verband het aloude principe nog eens willen onderstrepen: Zet niet alles op één kaart! |fET verdient aanbeveling ook eens een ander ras met eveneens goede eigenschap pen te proberen en bij bevredigend resultaat te blijven verbouwen. Een pro- centcijfer van even onder de 100 wordt ten opzichte van een cijfer even boven de 100 gemakkelijker ondergewaardeerd, waardoor rassen van dezelfde groep ongemotiveerd dreigen af te vallen. Dit geldt ook voor die rassen, waarbij de verhouding wortelgewicht-suikergehalte gunstiger is dan wij de laatste tijd gewend waren. Met name bij een vroeg begin van de campagne is een ras met een dan al redelijke gehalte en een bevredigende sapzui- verheid bijzonder welkom. rassenlijstrassen daarbij in het niet vallen. Bij' de huidige oogstsystemen zijn het wat de verliezen betreft vooral de mate en regelmaat van het boven de grond groeien (kop- hoogte) als ook de vorm, de lengte en de structuur van de verdikte penwortel en wat die grondtarra betreft de diepte van de wortelgroef en de mate van, vooral fijne, ver takking die een rol spelen. Uiteraard zijn ook grondsoort en teeltomstandigheden van invloed. WAT de resistentie tegen schieten betreft valt op de voor verbouw in aanmerking komende eenkiemige rassen weinig aan tei merken. Toch willen ook deze ras sen onder ongunstige omstandigheden wel schieten. Mocht dat gebeuren dan is het zaak om in elk geval de vroege schieters tijdig te vernietigen om zaadvorming te voorkomen. Zelfs al is de kiemkraöht van dit zaad dan misschien niet erg groot het is verstandig om met het oog op het optreden van onkruidbieten geen risico's te nemen: er is niet zo erg veel kiemkrachtig zaad nodig om de vermeerdering te starten. Sapzuiverheid is een begrip waar de telers individueel nog niet of nauwelijks maar collectief wel mee ta maken hebben om dat deze het rendement van de suikerwinning mee bepaalt. De sapzuiverheid verdient dus wel de aandacht. Opgemerkt moet wor den dat een gewas uit een ras met een goede sapzuiverheid door onoordeelkundige teelt-, met name bemestings-, maatregelen op dit punt volkomen bedorven kan wor den. Men koopt ook hier met een ras wel de mogelijkheid maar niet de garantie. |^|A enkele jaren met vergelingsziekte en duidelijke blijken van aanwezigheid van het bietencystenaaltje is het begrijpelijk dat de vraag gesteld wordt of er op het punt van resistentie of tolerantie al vooruitzichten zijn. Ondanks alle mogelijke geruchten kan gesteld worden dat deze vooruitzichten er ten aanzien van het bieten cystenaaltje nog (lang) niet zijn. Op het punt van vergelingsziekte is er wel enig pers pectief al betreft dat (nog) niet rassen die voor onze omstandigheden al geschikt zou den zijn. De eis aan die rassen is dat zij onder normale omstandigheden evenveel, in elk geval niet veel minder, moeten opbrengen en onder vergelingsziekte omstandigheden (aanmerkelijk) meer. Deze eis is dus niet gering.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 7