Haver
vlas
Aardappelen
6
Haver neemt in het zuidwestelijk bouwplan een bescheiden plaats in. In 1975 be
droeg het areaal 3400 ha, waarvan Leanda 57 Astor 18 en Selima 15 innamen.
In vergelijking met 1974, toen ongeveer 1800 ha haver werd verbouwd, betekent dat
•bijna een verdubbeling.
Dit is ongetwijfeld een gevolg van de abnormale weersomstandigheden van herfst
1974 tot voorjaar 1975. Zowel de beperkte uitzaaimogelijkheden voor wintertarwe
alsook de slechte structuur van de bouwvoor en de late zaai in het voorjaar hebben
hieraan meegewerkt.
Belangrijk voor de teelt van de haver is de stevigheid van het stro. Daarnaast is
de veerkracht van het stro bepalend in hoever het gewas bij legering plat blijft liggen.
Vanzelfsprekend is de lengt© van het stro ook uit het oogpunt van legering van groot
belang.
Naarmate het schaduweffect minder groot is en de duur van de beschaduwing korter
kan blijven, wordt in het algemeen de voorwaarde voor het slagen van de onderteelt
beter. Bladrijkheid, strolengte, strostevigheid en vroegrijpheid van die haver bepalen
daarom de groei en de levenskansen van de onderteelt.
Gezien de geringe omvang van deze teelt, wordt elk jaar slechts één proef met
haverrassen aangelegd. Deze ligt de laatste jaren op de proefboerderij „Rusthoeve"
te Colijnsplaat.
Opbrengsten en enkele eigenschappen van haverrassen
kg per are
Rassen
1975 Gem. Z.W. klei
gebied 1966-1975
Stevigheid
stro
Geschiktheid
voor dekvrucht
Leanda
104
103
8
8
Astor
97
8,5
9
Bento
99
8
8,5
Selma
96
101
7
7,5
Condor
95
7
8
Marino
93
7
9
Gambo
103
104
7
8
MG 548 - 2
103
106
WZ 437
95
100
WZ S 464
98
104
De waarnemingscijfers zijn ontleend aan de Rassenlijst voor Landbouwgewassen
1976. Voor verdere informatie wordit naar deze Rassenlijst verwezen.
Zeer produktief zijn de rassen Gambo, Leanda en Selrna. De voor elk ras weer an
dere kenmerkende eigenschappen kunnen aanleiding zijn om het meest passende ras
te verbouwen.
KORTE RASBESCHRIJVING
Leanda reageert op een minder goede structuur van de grond in de groei, zonder dat
dit de opbrengst sterk beïnvloedt. Het gewas is breedbladig en wat bladrijk. Leanda
is nogal gevoelig voor korreluitval zodat tijdig oogsten gewenst is.
Gambo werd voor het eerst in de Rassenlijst 1976 opgenomen. Het stro is vrij kort
en vrij stevig. Het ras werd tijdens de beproeving iets minder door meeldauw aange
tast dan andere rassen. De korrel is groot en goed gevuld.
Selma maakt vrij lang en vrij stevig stro en is daarom minder geschikt als dlek-
vrucht. Om dezelfde redenen is Selma niet het aangewezen ras voor gronden met een
sterke stikstoflevering. Het ras is weinig gevoelig voor ongunstige bodemomstandig
heden en zeer vatbaar voor meeldauw.
Bento geeft een kort en stevig gewas. Mede door de vrij stelle bladstand is Bento
een goed dekvrucht. Het ras stelt minder hoge eisen aan de grond dan Astor. Ook
Bento verdraagt een flinke stikstofbemesting.
Astor is een zeer korte en zeer stevige haver. De beperkte bladontwikkeling en de
steile bladstand maken hem tot een zeer goede dekvrucht. De zaaizaadhoeveelheid
moet ruim en de stikstofbemesting voldoende zijn. Astor vraagt een tijdige zaai.
verbouw van vlas liep in het zuidwesten van 5500 ha in 1974 terug tot 3800 ha
in 1975. Dit houdt in dat de toch al zeer beperkte teelt met ongeveer 30
terug ging, waardoor een dieptepunt werd bereikt zoals dit ook in 1970 en in 1973 is
voorgekomen. Deze teruggang kwam niet alleen voor in gebieden waar de vlasteelt
normaal al weinig voorkomt, we denken daarbij aan de Zuid-Hollandse eilanden en
West-Brabant, maar ook bijvoorbeeld in Zeeuws-Vlaanderen waar het vlas toch altijd
nog een warme belangstelling heeft.
'De voor de teelt zo weinig aantrekkelijke omstandigheden bij de zaai heeft meni
geen doen besluiten om voor 1975 van het vlas af te zien. Zowel door de slechte struc
tuur van de bouwvoor alsook om de late zaai waren de verwachtingen voor een goede
vlasoogst niet hoog gespannen.
Het vlas dat begin maart gezaadd is, ondervond nadeel van de vele regen in maart
en april op de toch al zo wankele structuur, wat veelal groeivertraging en een onregel
matige stand tot gevolg had. Het meeste vlas werd pas eind april gezaaid. Dit vlas
had een matige beginontwikkeling en ook hier werd meest een matige opbrengst ver
kregen, Wel is dit vlas gezond gegroeid en heeft bij het rijpen een mooie kleur ver
kregen, maar de gewenste lengte ontbrak.
Belangrijk voor de afzet en de dikwijls daaraan verbonden prijs van het produkt
is de kwaliteit. Voorzichtigheid met de stikstofgift, goede voorvrucht, droog ploeg-
werk, voorbewerking in najaar of winter en een droge voorjaarsbewerking vormen de
basis voor een rendabele teelt.
|N 1975 zijn in het zuidwesten twee rassenproefvelden met vlas aangelegd. De
proef te Colijnsplaat werd op 24 april gezaaid. D^ze ondervond nadeel van de
slechte structuur van de bouwvoor en van droogte in de beginont wikkeling van het
vlas. De proef in Zaamslag is op 23 april gezaaid. Hier groeide het vlas mooi regel
matig door en ontstond een goed gewas van voldoende lengte. De resultaten van deze
proefvelden zijn niet afzonderlijk vermeld.
Alle in de tabel genoemde rassen zijn witbloeiend, behalve Natasja die blauw bloeit.
In de praktijk zijn Hera en Reina de belangrijkste' rassen. Deze hebben blijk gegeven
van voldoende oogstzekerheid en goede verwerkingseigenschappen, terwijl de export
van het zaaizaad zich belangrijk heeft ontwikkeld. Vooral voor Hera bestaat vanwege
de goede strostevigheid en het zeer goede lintgehalte een toenemende belangstelling.
Resistent tegen brand zijn Fibra en Nynke. Alle onderzochte rassen met uitzonde
ring van Nynke zijn onvatbaar voor roest en zwartstip. Geen van de in dit bericht
genoemde rassen is resistent tegen Botrytis en diode barrel.
Omdat ook infectie vanuit de grond plaatsvindt kan de ontsmetting van het zaad
niet geheel afdoende werken. Vooral bij vochtig weer na de bloei kan Botrytis zich
snel uitbreiden.
Opbrengsten en waardering vlasrassen naar groeiomstandigheden
stro
•tónt
gem.
gem.
waardering
Rassen
a b
a b
Lintge-
zaadop
stevigheid
vroegrijp
halte
brengst
stro
heid
Hera
98 99
101 101
103
110
7,5
7,5
Reina
100 102
97 104
99
97
7
8
Natasja
103 94
107 94
104
108
9
6
Fibra
97 98
98 96
101
88
8
7
Nynke
102 107
97 106
96
97
7
7,5
a bij verbouw onder goede omstandigheden, op goede vlasgronden.
ib bij verbouw onder matige omstandigheden, op matige vlasgronden.
De opbrengsten hebben betrekking op de landelijke proeven in de laatste jaren,
waarin ook de resultaten van de proeven dn Zeeland zijn opgenomen. De gegevens zijn
ontleend aan de Rassenlijst 1976.
KORTE RASBESCHRIJVING
Hera is om de goede stevigheid van het stro, het hoge lintrendement en de hoge
zaadopbrengst een 'aantrekkelijk ras. Hera bereikt ook op de wat mindere vlasgronden
een goede opbrengst. Het gewas ds mooi egaal en heeft een hoge korte vertakking.
Reina is eveneens een goed, oogstzeker ras met een wat hogere stro-opbrengst doch
een wat lager lintgehalte. Reina heeft het vermogen om op wat minder goede vlas-
grond de opbrengst hoog te houden. Het ras bezit een goede droogteresistentie. Reina
rijpt wat vroeger en het stro is iets minder stevig.
Natasja. Dit ras voelt zich het beste thuis op percelen met goede groeiomstandig-
heden en bereikt daar de hoogste opbrengst. Het lintgehalte is evenals de zaadop
brengst zeer goed. Groeit aanvankelijk wat traag, rijpt laat en kleurt dan in korte tijd
mooi bij. Natasja heeft zeer stevig stro en het bezit een goede resistentie tegen de
Fusarium-verwelkingsziekte.
Fibra bereikt geen topopbrengsten aan gerepeld vlas, doch door een goed lintge
halte wel een vrij goede lintopbrengst. Het stro is stevig en het gewas rijpt wat later
dan Reina en Hera. Fibra is resistent tegen vlasbrand.
Nynke stelt geen hoge eisen aan de grond, bereikt zeer hoge stro-opbrengsten bij
een matig lintgehalte. Nynke heeft een goede droogteresistentie. Het ras is ook resis
tent tegen vlasbrand. Is men genoodzaakt op een matige vlasgrond vlas te verbouwen,
dan lijkt Nynke daar het aangewezen ras. Nynke kan gezien de normale strostevig
heid geen grote stikstofgift hebben.
Tabel 2. Een beperkte aantal eigenschappen van de in tabel 1 genoemde rassen, vol
gens de 51 e Rassenlijst 1976.
Vroeg
Knol
Kook
Cons-
Resistentie tegen
Rooibe-
rijpheid
vorm
type
waarde
schadi-
Ras
binnen
Phytoph
Schurft
Door
ging
land
thora
was
knol
Bintje
6,5
lo
BC
8
3
5
6
8
Eigenheimer
7
O
C
9
3
4
4
8
Irene
5
r
CD
9
8
6
8
8
Eba
4,5
O
BC
9
8
6
6
8
Meerlander
7
ro
BC
7,5
8
6
8
8
Resonant
7
ro
BC
8,5
7
4
8
7
Redbad
6,5
O
BC
7
7
6
8
5
Kronia AM
7
ro
BC
7
9
7
8
7
Een hoog cijfer duidt op een gunstige waardering.
Knolvorm: o ovaal; lo langovaal; r ronde ro rondovaal.
Kooktype: B - iets melig, vrij vast; C melig en tamelijk los; D zeer melig, los;
BC en CD zijn tussenvormen.
KORTE OMSCHRIJVING VAN DE RASSEN
Bintje. Algemeen verbouwde, middenvroege rijpende aardappel. In buiten- en bin
nenland' een zeer gewild kwaliteitstype. Geschikt voor vrijwel alle bereidingswijzen.
Geeft goed gevormde lang-ovale blankschillige knollen. Zeer vatbaar voor Phytoph-
thora in loof en knollen. Gevoelig voor doorwas.
Eigenheimer. Middenvroeg rijpend ras met een uitstekende consumptiekwaliteit.
De knolvorm en de sortering laten vaak te wensen over. Tamelijk vatbaar voor Phy-
tophthora in het loof en zeer vatbaar in de knol. Tamelijk gevoelig voor doorwas.
Irene. Middenlaat rijpend ras met een trage beginontwikkeling. De opbrengsten zijn
niet hoog, doch de sortering is gunstig, zodat er vrijwel geen uitval is. Moet dicht
gepoot worden. De consumptiekwaliteit is zeer goed. Is vaak wat los na het koken.
Vrij weinig vatbaar voor Phytophthora in loof en knol.
Eba. Laat rijpend ras met een prima consumptiekwaliteit. Geeft goede opbrengsten
aan redelijk gevormde blankschillige knollen. Vrij weinig vatbaar voor Phytophthora.
Is nogal gevoelig voor doorwas.
Meerlander. Wordt in de Hollandse droogmakerijen en op rivierklei geteeld. De con
sumptiekwal itedt is vrij goed tot goed. Het loof is vlug ontwikkeld en zeer goed dek
kend. Matig vatbaar voor Phytophthora in het loof, in de knol weinig vatbaar.
Resonant. Middenvroeg rijpende aardappel met een goede tot zeer goede consump
tiekwaliteit. Lijkt geschikt voor de fritesbereidiing. De knollen zijn blankschillig en
rond-ovaal, gering aantal per plant. Heeft een wat trage loof ontwikkeling en weinig
stengels. Moet vanwege grof groeien dicht gepoot worden. Matig vatbaar voor Phy
tophthora in loof en vrij weinig in de knol.
Redbad. Middenvroeg rijpend ras met een goede sortering aan ovale blankschillige
knollen. De consumptiekwaliteit is vrij goed tot goed. Lijkt geschikt voor bereiding
van patates frites. Heeft aanvankelijk een wat trage loofontwikkeling en vormt later
een wat open gewas met weinig stengels. Werd matig door Phytophthora dn loof en
knol aangetast. Weinig gevoelig voor doorwas.
Krania. Middenvroeg rijpende aardappel met resistentie tegen aardappelmoeheid.
De consumptiekwaliteit is vrij goed. Goede opbrengst doch fijne sortering. Is matig
vatbaar voor Phytophthora.