REIM BLUFT NU De betekenis van de landbouwmechanisatie voor de eerstkomende jaren HET is duidelijk, dat de mechanisatie van de landbouw een grote bijdrage heeft geleverd aan de uitbreiding van de voedselproduktie en aan de verlaging van de kost prijs van veruit de meeste voedings- en een groot aantal genotmiddelen. De grote vlakten in de U.S.A. en de Sovjet-Unie, die thans grote hoeveelheden goed en goed koop graan leveren, zouden zonder mechanisatie nimmer in produktie zijn gekomen. Eerst geschiedde dat met werktuigen, getrokken door paarden; later deden mach tige en nog steeds groter en perfecter wordende land bouwtrekkers dit. Wegw[js op de landbouw RAI 76 ^S^ELUSTVAN 9 door ir F. COOLMAN, directeur Instituut voor Mechanisatie. Arbeid en Gebouwen (IMAG) Er zijn vele voorbeelden te noemen van enorme voor uitgang in arbeidsrationalisatie. Ook in ons land. Als il lustratie diene het volgende overzichtje van de arbeids- behoefte van enkele gewassen, geteeld volgens de mo dernste werkwijzen in enkele jaren. Arbeidsbehoefte in manuren per ha 1975 in procenten 1938 1960 1975 t.o.v. 1938 Graan 192 52 15 8 Aardappelen 469 198 31 7 Suikerbieten 445 230 34 8 dan nog niet ingecalculeerd, dat we momenteel door betere teeltkennis en rassen opbrengsten kennen, die 25 hoger liggen. En dit geldt voor vele produkten. Wanneer we geen moderne melkveehouderij zouden hebben gekregen, zou de melk nu minstens 2 x zoveel moeten kosten, wilde de boer van een redelijk inkomen zeker zijn. Vorenstaande houdt meteen in, dat de wel eens ge hoorde redenering als zou men de werkeloosheid door meer handwerk in de landbouw mede kunnen bestrijden, in wezen onjuist is. De voornaamste reden hiervoor is Opgemerkt zij hierbij, dat vooral in de jaren 1960 en 1975 nog lang niet overal de modernste methode werd toegepast. De technische aanpassing vergt meestal een periode van minstens 10 jaren. Maar desalniettemin spre ken de voorbeelden duidelijke taal. Opvallend is verder, dat ook thans nog aardappelen en bieten ruim twee maal zoveel werk vragen als graan, zoals dat voor de tweede wereldoorlog bij het begin van de eerste mechanisatie reeds het geval was. TUE behoeven bij de ontwikkeling van de mechanisatie bepaald niet alleen te denken aan de nieuwe pol ders, ook de kleine Nederlandse melkveehouder met 10 of 15 koeien melkt machinaal, zij het met een eenvoudige machine, een type waarvan de grotere collega 10 of 20 jaar geleden is afgestapt. Evenmin als er vrijwel geen koe meer met de hand wordt gemolken, wordt er geen aardappel en geen ui meer met de hand geraapt en geen biet met de hand gerooid. In deze trant voortgaande: vele preien en spruiten worden al met specifieke werk tuigen geoogst, van sla en tomaten is de machinale oogst bekend, voor appels en peren is het onderzoek gaande en aan industriematige. overigens milieuvriendelijke, teelten in kassen is men met de ontwikkeling begonnen. Dit alles is gebaseerd op het feit, dat de kostenfaktor arbeid in verhouding veel sneller stijgt, dan die van technische hulpmiddelen (gemiddeld over de periode 19601975 resp. 360 en 140 dus ruim 2% maal). Het is goed bij dit alles de betekenis van de mechani satie ook op de volgende wijze te benaderen. Rond 1960 werden vele werkzaam/heden met wat we nu eenvoudige werktuigen noemen uitgevoerd. Voor die tijd waren ze zeer doelmatig. Zou toen echter de tech nische ontwikkeling zijn gestopt en de ontwikkeling van lonen en prijzen van grondstoffen etc. zijn doorgegaan als thans het geval is geweest, dan zou bv. de kostprijs van aardappelen nu 2% maal zo hoog zijn Daarbij is Bietenrooier (korfrooier). (Foto: „Landbouwmechanisatie") Zesrijige zelf rijdende bieten verzamel rooier. (Foto: „Landbouwmechanisatie") de volgende. Zelfs met zware subsidies per werkjaar is r.iet voor een boer niet rendabel „ouderwets" te werken, hooguit gaat hij hierdoor meer produceren zo zyn bedrijf dit toelaat. Daarnaast komt, dat het aantal werkelozen, dat men op die manier nuttig „kwijt" zou kunnen te gering is om zoden aan de dyk te zetten. Het aantal be taalde arbeidskrachten in onze landbouw met overwe gend gezinsbedrijf is n.l. maar gering, t.w. momenteel een kleine 35.000, terwijl dit rond 1960 ongeveer het dubbele was. Advertentie IM PEN nadere uitwerking van waartoe gesubsidieerde extra arbeid zou kunnen leiden, kan het volgende voorbeeld zijn: En goed gemechaniseerd melkveebedrijf, met een tweemans-bezetting op 40 ha grasland houdt ongeveer 80 melkkoeien en het bijbehorende jongvee. Door meer kunstmest is opvoering van het aantal dieren tot 90 mo gelijk, maar wordt nu nog niet toegepast, omdat de meerdere arbeid, die deze grotere veestapel veroorzaakt, niet beschikbaar is. Een derde arbeidskracht zou dit wel toelaten. Zonder verder op de details in te gaan, bljfcjkt uit een kostenbaten analyse van de twee situaties, dat het loon van deze derde man ƒ30.000 arbeidskosten momenteel) slechts voor ongeveer 1*5 terugkeert als meerdere inkomsten. De oorzaak hiervan is gelegen in het feit, dat het streven naar een optimale benutting van deze derde arbeidskracht leidt tot het streven naar nog meer koeien dan het land kan trekken en daardoor meer krachtvoerkosten veroorzaakt per koe. Verder leidt dit tot een ander mechanisatiepatroon. E.e.a. resulteert in meer meik op basis van duur aangekocht (geïmporteerd) krachtvoer, die een hogere kostprijs heeft en de boer pas rendement oplevert, wanneer hij meer dan 80 subsidie op loonkosten zou krijgen. Anders en meer concreet ge zegd, wanneer subsidie niet te verwachten is, leidt tedh-- nisch terugzetten van de klok in dat geval tot ongeveer 25.000 minder bedrijfsinkomen of ongeveer 8000 min der arbeidsinkomen per arbeidsjaar. Vanzelfsprekend staat elk geval op zich en zijn ook situaties denkbaar waar een halve of een hele arbeidskracht meer heilzaam zou kunnen werken. Vooral daar, waar men veel uren maakt. |\E mechanisatie heeft een grote trek uit de landbouw van arbeidskrachten doen plaatsvinden. Onder staand staatje geeft hiervan een beeld: Verloop vaste arbeidskrachten in de landbouw in duizendtallen. Jaar 1950 1960 1970 Gezinsleden 479 420 304 Vreemd 102 70 37 w.v- bedrijfshoofden 370 300 158 De trek uit de landbouw is duidelijk. Na de werkne mers en de meewerkende gezinsleden vertrokken er ook vele bedrijfshoofden. Hun bedrijven waren veelal te klein, om een voldoende bestaansbasis te "bieden, zelfs niet na een grondige intensivering. De interne sanering, ondersteund doo r over heidsmaatregelen, heeft geleid tot een veel geringer aantal bedrijven van een omvang, waar potentieel een bestaansmogelijkheid aanwezig is. Daarnaast zijn er een aantal zeer kleine „uitstervers" aanwezig. De grens van de potentiële mogelijkheden verschuift door de kosten baten-verhouding naar boven. De verschuivende grens van de „net nog blijvers" doet wel speciale vragen op roepen. Onder meer t.a.v. voor hen (al of niet in com binatie met buren) passende arbeidsbesparende techni sche hulpmiddelen. Hun probleem is vooral: hoe krijg ik met zo weinig mogelijk kosten mijn arbeidsuren om gezet in zoveel mogelijk hoogkwalitatief produkt. JILS speciaal aspect van een vertraagd ontwikkelings- tempo, veroorzaakt door economische recessie, het volgende. Agrarisch Nederland vindt zijn output voor een be langrijk deel in de export (Met ongeveer 5 van de beroepsbevolking wordt ongeveer 6 van het nationaal inkomen verkregen en ongeveer 20 van de Nederland se export bewerktelligd). Vertraging van de ontwikke ling leidt tot relatieve verhoging van d^produktiekos- ten. Nederland zou dus daardoor moeilijker concurreren en a.h.w. het kind met het badwater weggooien. Juist daarom zal de technische ontwikkeling niet gemist kun nen worden. Daarom ook is een goed samenspel van in dustrie, handel, onderzoek, voorlichting en onderwijs zo belankrijk. Daarom ook zullen we de tentoonstelling, die thans weer voor ons ligt, weliswaar als kritische be zoeker moeten beschouwen, maar in de eerste plaats moeten zien als een bron voor nieuwe mogelijkheden. Zulks ten gerieve van een landbouw, die technisch op een hoog peil staat en moet blijven staan en zijnde een belangrijk stuk bedrijfsleven, gericht op de voortbren ging van kwalitatief hoogstaande produkten. Techniek is daarvoor een onontbeerlijk hulpmiddel. De invoeging van steeds betere (meer verfijnde) hulpmiddelen in een gezonde agrarische voortbrenging is daarbij een eerste voorwaarde. Gelukkig biedt de mechanisatie nog .talloze mogelijkheden daarvoor. Standnr. Deelnemer 169 Pateer, Frans 111 Pavert, Van de 186 Peja-Brustrac 159 Perrot 2 Poiesz 108 Post 174 Putter, De 46 Reesink 139 Ringnalda 11 Rossum's, Van 60 Rumptstad 86 Reyners 168 Rivierre Casalis importeurs 37 Satumus 41 Schayik 164 Schepers 146 Schiedamscbe Werkt.- Mach.fabr. Standnr. Deelnemer Standnr. Deelnemer (Vervolg van pag. 5) Standnr. Deelnemer 61 Schmotzer 99 THoUet 184 V ohami j-Heij thuijsen 45 Schouten 104 Tubben 185 Vor, De V.R.B. „Friesland" 62 Schuitemaker 204 79 Schukken's 187 UR di Ugo Rota 216 Vredestein 85 Senior 149 UJLF. 150 Vries, De 52 Shell 19 Sieberg 34 Vapormatic 206 Welp-Winschoten 70 Sirocco 170 Vavee 203 Wevea 49 Sneep's 114 Veenhuis 181 Weststrate 50 Sociale Zaken, Min. 192/ Veith/ 171 Whirlwind 40 Spaan's 193 Gruva 151 Wamel, Van 175 Staadegaard 26 Veldkoning 134 Wienese 131 Steenbergen 68 Vermeulen 127 Wellink 97 Vicon 106 Wetering 219 Visscher 31 Techno-Import 95 Visseris 202 Umuiden 32 Th oma 141 Vledder Zonna 156 Timmer 57 Vliet, Van 101 13 Timmerman Verbeek 12 Vlogtman 35 Zweegers 190 Tolsma 44 Vogelenzang 47 Zijlstra Bolhuis

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 9