Proefboerderij Cranendonck op weg naar nieuwe^taak Hogere opbrengst per melkkoe 32 Consulentenserie Noord-Brabant In augustus 1973 werd de „Stichting Onderzoekcen trum voor de Rundveehouderij in Limburg, Noord-Bra bant en Zeeland" opgericht. Doel van deze stichting is onderzoek doen op het gebied van de rundveehouderij op de zuidelijke zandgronden. De stichting kwam tot stand na intensief overleg tussen de georganiseerde landbouw in dit gebied en de Direktie Agrarische Produktie, Ver werking en Afzet (APVA) van het ministerie van Land bouw. Het bestuur van de stichting wordt volgens de statuten gevormd door 3 afgevaardigden van de NCB, 2 van de LLTB, 1 van de ZLM en 1 van de CBTB. Als ver tegenwoordiger in het bestuur namens de ZLM werd de heer W. van Veldhuizen te Aarle-Rixtel afgevaardigd. Direkteur-secretaris is momenteel ir E. Talstra, terwijl van de adviserende bestuursleden o.m. vermeld kunnen worden drs. J. Remmen te Boxtel (Prov. Gezondheids dienst voor Dieren), ir L. Lumens tq Roermond, ir J. Beukenboom te Goes (consulentschap rundveehouderij) en ir M. Verboon te Lelystad ^Proefstation Rundveehou derij). De exploitatie van de proefboerderij „Cranendonck" werd per 1 januari 1974 overgedragen aan de Stichting en is sindsdien aangepast in het kader van de reorgani satie van het Landbouwkundig onderzoek, zodat Cranen donck thans fungeert als één van de vijf Regionale On derzoekcentra voor de rundveehouderij. Het onderzoek op deze proefboerderij geschiedt in nauw overleg met het Proefstation voor de Rundveehouderij (PR) te Lely stad en zal in de toekomst anders gericht zijn dan voor heen. Van gemengd bedrijf wordt het een gespecialiseerd rundveebedrijf, zodat een aanpassing van gebouwen en inventaris nodig was. GEBOUWEN Irr de loop van 1975 kwam een nieuwe stal gereed, waarin 120 melkkoeien benevens de jonge kalveren gehuisvest kunnen, worden. Het is 'n vierrijige ligboxen- ligstal. Een gedeelte van de nieuwe stal is ingericht voor 8 groepen van elk 6 dieren om proeven te nemen met melkvee. De resterende veestapel kan desgewenst worden ingedeeld in 4 groepen van 18 dieren, eveneens voor proeven. In het uitgebouwde melkgebouw is een 12- stands draaimelkstal ondergebracht en verder melklo- kaal, ziekenstal, afkalfstal en kalverboxen.. Het geheel is zodanig ingericht dat steeds proeven met groepen melk koeien op praktijkbasis mogelijk zijn. In de oude rund veestal kunnen evenals voorbeen individuele voederproe- ven met groepen dieren worden genomen. Proeven met pinken kunnen plaatsvinden in de vroegere jongveestal, die als zodanig gehandhaafd blijft. BEDRIJFSOPZET De gronden van Cranendonck liggen nog niet ideaal t.o.v. de gebouwen. Momenteel kan aan huis 17 ha gras land met melkvee beweid worden. 11 ha hogere akker grond aan de overzijde van de Prov. weg is al verschil lende jaren met snijmais beteeld en leVert de basis voor het 'wintervoer. Het jongvee en de droogstaande koeien zullen de eerstkomende jaren geweid worden op de ove rige graslandpercelen, die verspreid in de omgeving lig gen en niet rechtstreeks vanuit de stal bereikbaar zijn. De verwachting bestaat dat deze percelen, die ook eigen dom zijn van de gemeente Maarheeze, na afsluiting van de ruilverkaveling, gunstiger t.o.v. de boerderij komen te liggen. Met de gemeente Maarheeze en de" Ruilverka velingskommissie is hierover destijds overleg gepleegd. Van beide zijden is daarbij alle medewerking toege zegd om de proefboerderij voor haar toekomstige taak als Regionaal Onderzoekcentrum, een geschikte exploitatie vorm mogelijk te maken. geschiktheid van verschillende grassoorten voor ge regeld maaien i.v.m. zomerstalvoedering; werkwijze bij herinzaai van grasland; injekteren van grasland met verschillende hoeveel heden drijfmest; grote hoeveelheden drijfmest bij snijmaisteelt; invloed van verschillend ruwvoer op de groei van jongvee; geschiktheid van ureum en verenmeel als eiwitaan- vuliing bij rantsoenen met veel snijmais; invloed van de lengte van de veldperiode en het be rijden van de stoppel op de hergroei van gras bij de voederwinning. Veel rund veebedrijven hebben de laatste jaren een snelle ontwikkeling doorgemaakt. Inzichten omtrent de waarde van bestaande systemen wijzigen soms snel. De proefboerderij heeft tot taak op praktijkbasis onderzoek te doen naar de toepasbaarheid van nieuwe systemen en werkwijzen. Als zodanig kan zij een belangrijke functie De veestapel is inmiddels door eigen aanfok en aan koop uitgebreid tot 100 melkkoeien en 70 stuks jongvee. Om volledig als proefboerderij te kunnen funktioneren moet in de veestapel nog enige selektie plaatsvinden. Niet alle aanwezige dieren zijn n.l. geschikt voor de proeven die genomen zullen worden. Ook het aantal moet nog worden aangepast aan de behoeften van het onder zoek. HET LOPENDE ONDERZOEK Gedurende de periode van aanpassing is het onderzoek voor zover mogelijk steeds doorgegaan. Dat bleek niet altijd gemakkelijk en op sommige onderdelen zelfs ge heel onmogelijk. Nu de aanpassing van het bedrijf zijn voltooiing nadert, kan het onderzoek met vernieuwde energie en onder betere omstandigheden worden voort gezet. Enkele problemen waarnaar momenteel onder zoek plaatsvindt zijn: vervullen voor de rundveehouders in het zuidelijk zand gebied. Vraagstukken die voor onderzoek in aanmerking komen worden vanaf heden weer graag ontvangen op Cranendonck. OPEN DAGEN EN EXCURSIES Er wordt overwogen bij gelegenheid van de herope ning van de proefboerderij in mei-juni a.s. open dagen te houden, waarop iedereen in de gelegenheid wordt ger steld kennis te nemen van de proeven die genomen wor den. Wij hopen hierover t.z.t. meer te kunnen meedelen. Groepen die daar niet op willen wachten en' reeds op korte termijn op exkursie willen komen, kunnen zich in verbinding stellen met de bedrijfsleider, de heer Romme. Vanzelfsprekend is vanwege de aanpassingen nog niet alles zoals we het graag zouden willen, maar daar zal iedereen wel begrip voor kunnen opbrengen. Aldus ont lenen we aan een bijdrage van N. v. d. Heuvel, C.R.A. Eindhoven. Ir. P. W G. M. VOS, C.A.R.Zevenbergen IN samenwerking tussen de stands- 1 organisaties en het C.A.R.Ze venbergen werd onlangs een studie dag Rundveehouderij georganiseerd. De belangstelling was groot. Prof. Dr. Ir. R. D. Politiek leidde het on derwerp in „Meer betere koeien per man". Drs. R. Kommerij besprak „Verbetering van het bevruchtings resultaat bij melkvee". Naar aan leiding van deze studiedag kon het volgende worden opgetekend. Het onderwerp dat door prof. Politiek werd behandeld was foktechnisch gericht. Proeven geven aan, dat ge bruik van zeer goed verervende stieren als eerste stoot bij de nakomelingen 400 a 500 I melk per jaar meer ople vert. Dit houdt in dat jaarlijks een netto extra opbrengst van f 80 f 90 per melkgevende nakomeling wordt ver kregen. Een goed opgezet fokprogramma in het verleden zou dan ook geleid hebben tot een extra score van 500 I melk per koe. In Noord-Brabant met 80.000 zwartbont k.i. koeien betekent dit een extra netto opbrengst van 8 mil joen gulden per jaar. FOKPLAN EN FOKTECHNIEK EEN fokdoel is niet iets van nu, doch moet op de toe- 22 komst gericht zijn, waarbij rekening wordt gehou den met marktverhoudingen (melk/vlees, samenstelling melk) en te verwachten bedrijfsomstandigheden en daar bij niet te vergeten de gebruikseigenschappen :als vruchtbaarheid, meakbaarheid, karakter, sterkte uier. beenwerk, enz. De produktie is een kombinatie van erfe lijke aanleg en omstandigheden (voeding, zorg). Het in komen per koe is echter wel duidelijk afhankelijk van het produktieniveau. Hij haalde daartoe berekeningen aan van Dr. Ir. M. P. M. Vos. Kg melk Arbeids- Arbeids- Aantal koeien opbrengst opbrengst nodig per koe per koe p. jaar bij 40 melkk. voor f 24.000 arb. opbr. 4500 ƒ400 16.000 60 5000 „500 20.000 48 5500 „600 24.000 40 6000 700 28.000 34 Zoek uit een zo groot mogelijk aantal dieren de beste en paar de beste met de beste. K.I.-beleid moet gericht zijn op profijt van de leden. Men moet voor de volgende generatie stieren uitgaan van vaderdieren, die bewezen hebben uitstekend te fokken en paren met koeien, dié het binnen het bedrijf uitstekend doen. Ook bij lage pro- duktiebedrijven kunnen goede koeien voorkomen. Om wat te bereiken, zullen wij het met elkaar eens moeten zijn Bij een selektie van 1 fokstier op 8 ingezette jonge stieren zal het gebied jaarlijks 1 2 fokstieren opbrengen. Per jaar kunnen per stier ongeveer 25-000 rietjes sperma ingevroren worden. Voorraadvorming van sperma kanF voordeliger zijn dan de stier behouden. Zowel om ekono- mische reden als uit oogpunt van scherpe selektiemoge- lijkheid moet een foktechnische eenheid groot zijn. Voor het Brabantse zwartbond gebied is een samenwerking met nabuurprovincies een gebiedende eis. Drs. R. KOMMERU VERBETERING VRUCHTBAAR HEID r steeds meer bedrijven wordt de klacht gehoord van een teruglopen van de vruchtbaarheid van de vee stapel. Verlenging van de tussenkaltijd (de tydsperiode tussen twee opeenvolgende kalfdata) bijv. boven 380 dagen kost ƒ2 a ƒ3 per dag. De vruchtbaarheid van melkvee cp een bedrijf laat zich bepalen door: a) drachtigheidspercentage na le inseminatie; b) aantal inseminaties per drachtig dier, en c) de tijd die verloopt tussen afkalven en weer drach tig zijn. Genoemde kengetallen worden als volgt in formule gebracht: drachtig na le inseminatie F. S. aantal dagen tus- aantal ins. per drachtig dier sen afkalven en weer drachtig F. S. Fertiliteitsstatus Deze F. S. varieert van 0 tot 100 en wanneer dezD ligt beneden het getal 50, dan kan gesproken worden van een probleembedrijf. De uitkomst moet echter wel met verstand gebruikt worden, daar veel faktoren van invloed kunnen zijn, ondermeer: (1.) kwaliteit van het sperma; 12.) inseminator; 3.) leeftijd van de koe. Na 7 jaar treedt verminderde kans op drachtig worden op; 4.) verloop van het afkalven. Zware geboorte, minder hygiëne rondom geboorte (met nageboorte blijven staan) geven verminderde kans op bevruchting; 5.) tijd tussen afkalven en le inseminatie. De beste re sultaten liggen bij 34 maanden na afkalven. Het advies is echter (zie hierna volgend) om 5060 da gen na afkalven het dier weer te laten insemineren; 6.) seizoensinvloeden. De beste resultaten worden ver kregen in meijunijuli, en 7.) bedrijfsomstandigheden zoals bedrijfsvoering en be- drijfshygiëne VOORWAARDEN EN ADVIEZEN rheer Kommerij adviseerde om de dieren 50 tot 60 dagen na afkalven weer te laten insemineren. De dieren moeten dan echter wel aan enkele voorwaarden voldoen 1.) de tochtigheidsregelmaat moet goed zijn; 2.> ze moeten niet zwaar gekalfd hebben; 3.) ze moeten niet met nageboorte hebben gestaan; 4.) ze moeten in goede konditie zijn, en 5.)' ze mogen niet witvuilen. Vooropgesteld dient te worden dat de oorzaak van minder goede vruchtbaarheid in de melkveestapel vaak bij de veehouder ligt doordat hij: 1.) de tochting" eidsontdekking bij zijn vee niet goed uit voert; 2.) geen goede administratie voert. Elke tochtigheid ook bij niet inseminatie moeten genoteerd worden, en 3.) de hygiëne rond afkalven en daarna verwaarloost. Bij een ligboxenstal hoort een afkalfstal. Het achter stel van iedere kalvende koe en het materiaal dat ge bruikt wordt bij afkalven dient gewassen en gedesinfek- teerd te zijn Vergeet ook de eigen handen niet! Dit alles om te voorkomen dat de dieren niet met de nageboorte blijven staan. 4.) geen goede selektie toegepast in eigen veestapel en bij de stierenkeuze. Stieren die zware kalveren geven niet bij pinken ge bruiken Een oplossing om uit de voortplantingsmoeilijkheden te komen, is het bedrijfsbegeleidingssysteem. Dit kan worden uitgevoerd door de praktiserende dierenarts. Het systeem berust op een gemodelleerd werkplan. Er zijn goede ervaringen bekend. Dit systeem slaagt echter al leen als een goede tochtigheidsontdekking wordt toege past en een goede administratie wordt gevoerd.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1976 | | pagina 28