©NE)ER ©NS
GEZEGD.
KNLC
Contourennota
roept veel vragen op
(F. 135 pagina's liet minister Van Kemenade een half
jaar geleden de zgn. Contourennota verschijnen.
Het is een discussienota geworden, waarin het gehele
onderwijs van kleuterschool tot universiteit aan de orde
wordt gesteld. Er worden grote lijnen aangegeven: ridto-
tingswijzers voor het jaar 2000 Er is ingezien dat dit om
vangrijke stuk overigens goed en duidelijk geschreven
in de onderwijswereld om een meer populaire samen
vatting vraagt. Daarom is nu een pocketuitgave versche
nen, geschreven door de onderwijs-journalis Jos Ahlers
en uitgegeven bij de Staatsdrukkerij te Den Haag (prijs
5,Voor de belangstellende zeer de moeite waard.
26
ZIJN WE GELUKKIG met de uitspraak van de zijde van
het Ministerie van Landbouw en Visserij dat er voorlopig
geen maatregelen zijn te verwachten ten aanzien van de
aardappelprijzen.
De woordvoerder van het ministerie heeft volgens de
persberichten er aan toegevoegd dat er van een werke
lijk tekort aan aardappelen geen sprake en er ook geen
echte schaarste te verwachten is. Er mag op gewezen
worden dat er een aantal landen zijn waar we sinds jaren
onze aardappelen heen zenden en het zou bijzonder
kwaad bloed zetten in deze landen wanneer thans in Ne
derland het besluit zou vallen de aardappelexport stop te
zetten of aan banden te leggen. Landen als Scandinavië
en West-Duitsland zijn altijd belangrijke afnemers van dit
Nederlandse landbouwprodukt. Het zou niet fatsoenlijk
zijn deze en andere landen in tijden van schaarste in de
kou te laten staan.
Er is op het ogenblik veel discussie over de aardappel
prijzen. Ze zijn gestegen tot een niveau dat we tot voor
kort voor onmogelijk hadden gehouden. Wanneer we de
situatie van een jaar geleden vergelijken met die van van
daag dan is het een verschil als tussen dag en nacht.
Toen was het, vooral in ons gebied, allemaal ellende en
narigheid en er moest dik geld bij de aardappelteelt. Voor
de meeste boeren in ons gebied werd het een rampjaar en
er werden grote verliezen geleden. We spraken in die tijd
een boer uit de Flevopolder, die ons toevertrouwde, dat
hij zich schaamde, omdat de ramp in het zuidwesten met
de regen hem voor wat de aardappelen betreft een voor
deel had opgeleverd van vele tienduizenden guldens, om
dat de prijs was opgelopen toen hét er zo droevig uitzag
met de oogst. Later werden met veel moeite en kosten
toch nog veel aardappelen boven de grond gehaald, maar
wat er voor ontvangen werd stond in geen enkele redelijke
verhouding tot de kostprijs. Het was een heel slecht aard
appeljaar, maar niet het enige in de laatste jaren. We
hebben dikwijls ons produkt beneden de kostprijs moeten
verkopen.
M U IS door een aantal samenwerkende faktoren de
situatie totaal anders en nu gaat er een ach en wee
geroep op en meent 't konsumentenkontaktorgaan op de
bres te moeten springen voor haar achterban om de rege
ring te vragen door het nemen van maatregelen de aard
appelprijs te doen dalen. Gelukkig zijn er aanwijzingen dat
onze regering overtuigd is van de belangen die Nederland
als aardappelexporterend land in West-Europa heeft, riet
zou zonder meer een klap zijn voor onze goede naam op
dat gebied wanneer zich iets dergelijks ging voltrekken.
De aardappel is een produkt waarvan de prijs in een
vrije markteconomie tot stand komt. Er zijn niet veel jaren
waarin gesproken kan worden van een zeer goede teelt.
Het is reeds zes jaar geleden dat er door een sterk tegen
vallende produktie sprake was van zeer hoge prijzen.
ER WORDT THANS naar voren gebracht dat de
gang van zaken van dit moment tot gevolg zal heb
ben dat er het volgend jaar enorm veel aardappelen meer
gepoot zullen worden. Dat zou best eens mee kunnen val
len, want de pootaardappelprijzen van dit moment liegen
er niet om. Er komt bij dat men ook beducht is voor een
verdere teruggang van de aardappelconsumptie. Het gaat
wat dat betreft toch reeds niet zo best en in de kranten
zagen we reeds de slagzinnen die wezen op de dure aard
appelen en de mogelijkheid van rijst als vervangend voed
sel.
Het staat ook vast, dat de aardappelen gemiddeld heel
wat duurder moeten zijn dan ze de laatste jaren waren, om
de boer een redelijk inkomen te garanderen. Met de uit
schieters van dit moment wordt wat goed gemaakt van de
verliezen van de laatste jaren. Er zou veel gewonnen zijn
wanneer er voor de komende jaren op een wat hoger peil
een stabilisatie van de prijs zou komen. Maar we schre
ven het reeds dat we met een produkt te maken hebben
waarvan de prijs tot stand komt op basis van vraag en
aanbod en daarom zullen hoge en lage prijzen elkaar wel
blijven afwisselen.
We hopen echter dat we de inflatie in de prijzen zullen
kunnen bijhouden.
y HEBT ONDERTUSSEN in de krant kunnen lezen dat
het inflatiepercentage in ons land het afgelopen
jaar 10,2 heeft bedragen. Het vraagstuk van de inflatie
kennen we en we maken elkaar wijs dat we ,,er mee moe
ten leren leven", om een modewoord van deze tijd te ge
bruiken. Er is reeds veel gezegd en geschreven over het
bestrijden en voorkomen van dit kwaad, maar in de prak
tijk komt er niets van terecht. Er wordt op gewezen dat
het een gelukkige omstandigheid is voor Nederland *als
land dat het van de export moet hebben, dat er vele lan
den in de wereld en om ons heen zijn, welke een hoger
inflatiepercentage hebben.
Het is echter een schrale troost en we zullen er ook aan
moeten denken dat onze zeer belangrijke handelspartner
West-Duitsland veel beter de inflatie weet te beheersen
dan wij. Ons jongeren wordt daarbij voorgehouden dat
dit komt omdat in dit land men nog de schrik heeft van
het inflatiespook van de twintiger jaren. Dat is allemaal
best mogelijk, maar het feit ligt er en Nederland zal daar
rekening mee moeten houden, want zoals het nu gaat prij
zen wij ons steeds meer uit de markt en het eindje zal de
last dragen. Er is een grote groep van mensen in ons land
welke de gevolgen van de inflatie niet direkt merkt omdat
automatisch hun inkomen omhoog gaat, minstens gelijk
aan het inflatiepercentage. Toch is het slechts schijn, te
menen dat deze groep geen belang zou hebben bij een
bespreking van de geldsontwaarding. Er zou een ekono-
mische bloei door ontstaan waarbij we allemaal belang
hebben.
DAT ER ERNSTIGE GEVAREN dreigen in Nederland
is nog eens duidelijk naar voren gekomen in de
brief die negen leiders van grote ondernemingen in ons
land hebben gezonden aan de regering. Er is op gewezen
dat het vooral de strukturele moeilijkheden zijn welke het
bedrijfsleven in Nederland ondervindt en dat dit in hoofd
zaak komt door de veel te zware belasting van het be
drijfsleven door de te snelle stijging van de kollektieve
voorzieningen. We gaan op deze plaats niet dieper in op
de noodkreet van deze mensen welke kunnen zorgen
voor veel werkgelegenheid in Nederland. Ook wij weten
mee te praten van de druk van de belastingen en sociale
premies op onze bedrijven. Wanneer we mensen in dienst
hebben moeten in deze tijd van het jaar de jaartotalen
worden verzameld. Dan krijgen we weer een keer voor
ogen hoe groot de verschillen zijn tussen bruto en netto
uitkeringen en daar komt nog bovenop de rechtstreekse
aanslagen voor de verschillende sociale lasten.
Er worden vele zuchten geslaakt in deze weken. Om
ondernemer te kunnen blijven moeten de inkomsten hoog
zijn. Er staan veel te veel uitgaven tegenover en elk jaar
worden ze hoger. Maar ja wat wilt u als u weet dat de
prijsstijging het vorig jaar 10,2% heeft bedragen en als
u uit een C.B.S.-steekproef te weten bent gekomen dat
tussen oktober 1974 en 1975 de lonen in ons land gemid
deld met 13,9 zijn gestegenl
WAT WIL VAN KEMENADE?
DIJ bestudering blijkt dat Van Kemenade een aantal
verschillende doelstellingen voor het onderwijs van
de toekomst voor ogen heeft, waarvan men zich moet af
vragen of het allemaal wel tegelijkertijd kan.
We kunnen een onderwijsfilosofie, een sociaal-politie
ke filosofie en een financiële filosofie in de nota onder
kennen, die niet altijd parallel lopen: meer en beter on
derwijs vraagt vaak meer geld, terwijl de minister vindt,
dat het met de stijgende uitgaven voor het onderwijs (een
kwart van de nationale uitgaven van de overheid gaat
naar onderwijs en wetenschappen) zo niet door kan gaan.
Als dan ook nog de met geestelijke gaven minder be
deelden meer aan hun trekken moeten komen, dan zal hoe
dan ook het mes in de duurdere (hogere) vormen van on
derwijs gezet moeten worden. Bovendien moet de onder
wijsorganisatie verbeterd worden: minder regelen vanuit
Den Haag, meer afdoen in de provincie, meer samenhang
tussen schoolsoorten, invoeren van een geheel nieuwe on-
derwijsstruktuur.
Gedacht wordt aan funderend onderwijs tot de leeftijd
van 16 jaar, te geven in de basisschool tot 12 jaar en
daarna in de middenschool van 11 tot 16 jaar. De huidige
kleuter- en lagere scholen vormen samen dit basisonder
wijs. Na de middenschool volgt van 16 tot 18 20 jaar de
bovenschool. Tot 18 jaar zal er ook een leerplicht zijn.
Daarna begint een periode van leerrecht, hetzij aan het
hoger onderwijs of in bepaalde vormen van de al genoem
de bovenschool, hetzij in de zgn. ,open school", waarin
men ook op latere leeftijd nog naast zijn werk cursussen
zal kunnen volgen.
METHODEN
IN het funderend onderwijs (dus tot 16 jaar) zal het
zitten blijven afgeschaft zijn. Van de kleuterschool
naar de lagere'school komt een soepele overgang. De leer
ling wordt onderscheiden naar leerniveau en leertempo.
Ook aan de niet „leervakken", het maatschappelijk-mee-
kunnen, zal veel aandacht worden besteed. De scholen
zelf zullen dit moeten doen met steun van de schoolbege
leidingsdiensten. Ook de ouders zullen nog meer bij het
onderwijs worden betrokken. Op de lagere school zal een
vreemde taal als vak worden ingevoerd.
De middenschool laat de leerlingen werken in telkens
verschillende groepen ingedeeld naar studieniveau, aan
leg en belangstelling. Gedacht wordt aan een cirtificaat
waarop het bereikte eindniveau wordt aangegeven, waar
bij wel een minimum aan niveau gehaald moet zijn om
overgang naar de 'bovenschool mogelijk te maken. Al naar
het bereikte niveau op 16-jarige leeftijd kan de leerling
in de verschillende stromen of afdelingen van de boven
school plaats nemen: de korte theoretische stroom geeft
na 2 jaar toegang tot het hoger onderwijs, de 2 a 3 jarige
korte beroepsopleiding is te vergelijken met de huidige
leerlingstelsels en de iets langere 3 a 4 jarige beroepsop
leiding is te vergelijken met het huidige middelbare be
roepsonderwijs. Daarbij zijn er een zestal sektoren of be
roepen of inrichtingen te onderscheiden zoals de maat
schappelijke dienstverlening, techniek, landbouw, handel
en economie, communicatie (bv. talen) en kunst.
Het hoger onderwijs is een hoofdstuk apart: het be
staande hoger beroepsonderwijs en de universiteiten en
hogescholen zullen onder nieuwe namen en in nauwe sa
menwerkingsverbanden moéten gaan opereren: Wage-
ningen bv. zou 'n universiteit worden en de hogere agra
rische scholen, mits zij met andere vormen van hoger be
roepsonderwijs samenwerken, vormen een hogeschool.
Maar dat is alles nog toekomstmuziek.
SCHOOLWERKPLAN
rtLKE school in het nieuwe bestel zal een schoolwerk
je plan moeten maken. Daarin moet vermeld worden
wat het doel is van de school en het onderwijs aan de
school, en wat de inhoud is van de leerstof. Nagegaan
moet worden welke methoden en hulpmiddelen gebruikt
zullen worden, welke beoordelingsmethoden en begelei
dingsmethoden zullen worden gebruikt, hoe de school ge
organiseerd zal worden (lesrooster, lokaliteiten) en hoe
dit systeem verder kan worden verbeterd en aan nieuwe
omstandigheden aangepast.
Het is duidelijk dat dit een geheel nieuwe opstelling zal
vragen van leerlingen, leerkrachten, niet-onderwijzend
personeel, schoolleiding en schoolbestuur. Daarom zal met
name aan de opleiding en bijscholing van leerkrachten
veel aandacht moeten worden besteed Hiervoor bestaan
al allerlei diensten zoals organisaties voor bijscholing,
voor leerstofontwikkeling, voor onderwijsverbetering,
voor onderwijskundig onderzoek en voor schoolbegelei
ding.
Dit hele net van scholen en instellingen die het onder
wijs ondersteunen is een nogal log lichaam, met een nei
ging om centraal vanuit Den Haag veel te regelen. Daar
om wil de minister ook meer verantwoordelijkheden ver
leggen naar de scholen zelf en naar de provincie.
Naar onze mening past daarin heel goed het apparaat
dat vele provinciale landbouworganisties reeds bezitten
voor het door hen beheerde agrarische en huishoudon-
derwijs.
ONDER ARREST?
FT 1 augustus geeft minister Van Kemenade de tijd
om te reageren op de Contourennota. Het K.N.L.C.
heeft in zijn onderwijscommissie besloten tot het beleg
gen van een onderwijsconferentie hierover. Met name
zouden daarbij ook de gevolgen van de ideeën van de
minister vor het onderwijs ten plattclande aan ,7e orde
moeten komen.
Want het klinkt nogal dreigend als aan het eind van
de Contourennota wordt gekonstateerd, dat het in de
nieuwe opzet „niet langer verantwoord zal zijn om vele,
relatief kleine scholen in stand te houden, anders dan in
samenwerkingsverbanden waardoor gemeenschappelijk
gebruik van voorzieningen gegarandeerd is". Bovendien
wordt gekonstateerd, „dat kleine scholen ook onderwijs
kundige nadelen hebben, bijvoorbeeld t.a.v.. de program
matische mogelijkheden en de interne doorstroming".
Men is dus gewaarschuwd!
De minister heeft onderwijskundige voorstellen gedaan
in deze Contourennota waarbij de vraag gesteld kan wor
den of zijn politieke bedoelingen hiermee helemaal te
vertrouwen zijn.
Zal alsnog rekening worden gehouden met de com
mentaren die nu geleverd zullen worden? Of is de nota
al een blauwdruk voor het beleid, en zijn we voor wat
het onderwijs betreft al onder arrest?
J. R. WESTERHUIS
f